Het aantal weidevogels in ons land gaat sinds de jaren 90 sterk achteruit, maar de laatste vijf jaar gaat de achteruitgang minder hard. Sommige soorten, zoals de grutto en kievit, laten zelfs een lichte toename zien. Dat blijkt uit de nieuwe Weidevogelbalans van Sovon Vogelonderzoek Nederland en Landschapsbeheer Nederland. Of deze verandering blijvend is, zal de komende jaren blijken.
De laatste vijf jaar lijkt de trend voor enkele vogelsoorten positief te veranderen. Grutto en kievit zijn in die periode licht toegenomen en tureluur en veldleeuwerik gaan niet meer zo hard achteruit. Van een echte langjarige kentering in de ontwikkeling van de weidevogelstand is echter nog geen sprake. In het verleden is de achteruitgang namelijk al eens eerder onderbroken geweest door een korte opleving. Toch geven deze cijfers hoop. Het lijkt er op dat alle partijen die betrokken zijn bij het weidevogelbeheer, steeds succesvoller de vogels helpen. Opvallend is vooral de ontwikkeling van het pakket kruidenrijk grasland: van 0 ha in 2008 naar 2900 ha in 2011. Vergroting van het areaal kruidenrijk grasland en hoog waterpeil kan een impuls geven aan het herstel van weidevogelpopulaties. Dit type grasland biedt kuikens schuilgelegenheid en voedsel.
Met de decentralisatie van het natuurbeleid komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering en invulling van het agrarisch natuurbeheer en -bescherming waarschijnlijk bij de provincies te liggen. Om die reden besteedt de Weidevogelbalans ook aandacht aan de ontwikkelingen per provincie en de inspanningen die daar worden gepleegd. De meeste inspanningen vinden plaats in Friesland, gevolgd door Noord-Holland, Zuid-Holland en Groningen. De aantallen per provincie verschilt sterk per soort. Voor de grutto en kievit is Friesland het belangrijkst. Noord-Holland is voor de slobeend belangrijk, terwijl provincies als Gelderland, Drenthe en Noord-Brabant dat zijn voor de veldleeuwerik.Lees de samenvatting van de Weidevogelbalans op de website van Sovon
Reacties