Op 31 oktober jl. heeft de tweejaarlijkse IenW m.e.r.-dag plaatsgevonden. Deze dag is altijd een bron van inspiratie voor iedereen die betrokken is bij planvorming en milieueffectrapportage (m.e.r.). Toets-online publiceert de komende tijd een serie korte artikelen om de kennis en ervaringen van de m.e.r.-dag te belichten. Prangende thema's rondom onder andere de Omgevingswet, PAS-perikelen, participatie en klimaatadaptatie komen daarmee nog in compacte vorm aan u voorbij. De serie over de IenW m.e.r.-dag begint met een hoofdartikel met de visie van de hoofdsprekers uit de plenaire sessies. De komende maanden brengt Toets vervolgens de inhoud van de werksessies als artikel uit.
Poets je m.e.r. schoon en sterk met Prodent! Ruim 300 deelnemers aan de 18e m.e.r.-dag bezochten de Prodentfabriek in Amersfoort voor inspiratie rondom milieueffectrapportage als sterk MER(k). ‘Hoe zorgen we ervoor dat m.e.r., ook onder de Omgevingswet, nog lang fris en fruitig smaakt?’ introduceerde dagvoorzitter Jos Arts, hoogleraar milieu- en infrastructuurplanning het doel van de dag.
Jos Arts
Een krachtig merk is herkenbaar, betrouwbaar en het is duidelijk wat je ervan kan verwachten. Geldt dat ook voor m.e.r.? Jos Arts luidde deze vraag in met een weetje: Oud-president Nixon zette vijftig jaar geleden het belang van milieueffecten op de wereldkaart en staat daarmee aan de wieg van het huidige instrument m.e.r..
Als merk voldoet m.e.r. vandaag aan de kenmerken van een sterk merk, constateerde Jos. Besluiten kunnen met dit instrument goed afgewogen worden. Maar of m.e.r. nog steeds goed smaakt? Blijven innoveren is nodig om als merk sterk te blijven, luidt zijn advies. ‘Met de grote thema’s van vandaag zoals energie, klimaat, woningbouw, waterveiligheid en (duurzame) mobiliteit kan m.e.r. bepalend zijn voor de opgaven van de toekomst. Een goede positie in het planvormingsproces is daarbij wel nodig.’
Cees Brandsen, HID Rijkswaterstaat Water Verkeer Leefomgeving
De samenleving vraagt om goeie besluiten voor moeilijke opgaven in de openbare ruimte. De demonstraties op het Malieveld over PAS en PFAS maken dit maar al te duidelijk, vindt Cees Brandsen. ‘De maatschappij staat voor een energietransitie, verkeersgroei, windparken, dijkversterkingen en we hebben als overheid een grote vervangings- en renovatieopgave. Met nieuwe kennis moeten we daarom aansluiten op de behoeften en tijdgeest.’
Sterk aan m.e.r. is volgens Cees dat de belangenafweging objectief in beeld komt, problemen goed geduid worden en dat omwonenden worden betrokken. Dit zorgt voor balans tussen het milieu en de inrichting van de ruimte. Daarentegen staat het instrument zelf wel onder druk. Is het niet een te bureaucratische tool? Maakt het de burger niet juist monddood in plaats van betrokken? En hoe betrekken we onze bestuurlijke partners? Cees ziet echter volop kansen. Denk aan de Omgevingswet, waarin m.e.r. als hulpmiddel werkt om samen met anderen te werken aan een veilige en gezonde leefomgeving. Het proces op zichzelf voorziet bovendien in betrokkenheid van de omgeving. Keuzes kunnen daardoor gaandeweg op meer draagvlak rekenen of projectorganisaties inzicht geven in het haalbaar zijn van maatregelen.
‘Als m.e.r. een sterk merk wil blijven moet het midden in de leefomgeving staan en ook gezondheidseffecten wegen’, vindt Cees. Belangrijke ingrediënten voor de toekomst zijn betrouwbaarheid en creativiteit. Het programma Ruimte voor de Rivier ziet hij als een mooi voorbeeld van creativiteit door klimaatadaptatie te combineren met ruimtelijke ontwikkeling. ‘Je moet zoeken naar nieuwe paden. Mobiliteitsgroei hoeft niet altijd met asfalt te worden opgelost.’ Een stimulerende leeromgeving en samenwerking met andere partijen wijzen hierin de weg. Zijn oproep voor het sterke merk is dus om veel samen te werken en daarbij ook kennis en gedachtengoed te delen.
Erik Pool, Directeur Participatie bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Een sterk merk kan naast dat het objectief en betrouwbaar is, flink aan kracht winnen door ook subjectieve accenten te leggen, stelt Erik Pool. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet de projectorganisatie volgens hem de ‘systeemwereld’ (bureaucratische logica) en de ‘leefwereld’ (waarin mensen zich bewegen) met elkaar verbinden. ‘Erken daarom naast de objectieve feiten óók de subjectieve feiten.’
Deze gedachte sluit aan bij de Omgevingswet waarin participatie een volwaardige plek krijgt in ruimtelijke plannen. Bij infrastructuurprojecten van het rijk is deze vorm van participatie nu al van toepassing. De minister maakte afgelopen zomer bekend dat alle infrastructuurprojecten in de geest van de Omgevingswet moeten werken.
Een ondervinding is dat participanten steeds vaker data, onderzoeken en reputaties van onderzoekers betwisten en zich hiervoor op eigen deskundigheid baseren. Vaak doemt dit probleem op in ruimtelijke procedures. De oplossing hiervoor ligt in een gezamenlijk ontwikkelde onderzoeksagenda (joint fact finding). Erik Pool: ‘Initiatiefnemers staan dan hun macht af en bouwen aan een gezamenlijke kennisbasis, die gebruikt wordt voor de besluitvorming.’ Let wel op dat de regels van participatie gerespecteerd worden, benadrukt hij. Zo mag de wetenschappelijke integriteit van onderzoekinstellingen niet ter discussie komen te staan. Departementen horen de onderzoeksinstituten dan te steunen als hun resultaten onder vuur komen te liggen. Ook moeten initiatiefnemers informatie correct delen en problemen open op tafel leggen in plaats van ze weg te schrijven. Dit vindt hij een voorwaarde om over en weer vertrouwen te behouden.
Erik Pool
In de ‘leefwereld’ kunnen subjectieve feiten belangrijk zijn. Het slaan van een brug tussen onderbouwde feiten en de subjectieve leefwereld rondom het project blijkt ingewikkeld. Zo is gezondheid volgens Erik vaak een issue voor omwonenden. ‘Normen zijn dan niet altijd maatgevend, het gaat ook om hinder- en gezondheidsbeleving, kwaliteit van de leefomgeving en onzekerheden. Naast feiten moet daarom meer ruimte geboden worden aan deze subjectieve factoren.’
De Omgevingswet vraagt volgens Erik ook om een andere houding van de projectorganisatie. Persoonlijke kwaliteiten en ook eigen subjectiviteit helpen hierbij. ‘Je sterktes en zwaktes heb je allemaal nodig en deze breng je mee in je werk. Erken deze eigenschappen, want dat helpt je om je positie af te staan aan belanghebbenden zodat zij in het onderzoek kunnen participeren.’ Erik roept deelnemers daarom dringend op om vooral naar de mens in jezelf te luisteren en níet naar de functionaris die je ook bent. ‘Dat is niet gemakkelijk. Veranderingen in aanpak en houding kunnen in de organisatie moeilijk vallen. Goede ideeën vinden hun weg wel, maar controversiële ideeën ondervinden weerstand. Dat kan doorwerken, ook in een functioneringsgesprek. Maar… wees daar niet bang voor en neem gerust stelling in en zet de interne discussie op scherp. Ook dat is je rol.’
Meer lezen? ‘Tegenspraak als onderthema’ - Erik Pool
Lourens Loevens, directeur Commissie m.e.r.
Hoe sterk staat m.e.r. in de markt? Lourens Loeven, directeur Commissie m.e.r. constateert dat het marktaandeel van m.e.r. bij de Commissie iets terugloopt. Toch zijn het juist wel de belangrijkste ruimtelijke plannen van Nederland die als MER bij de Commissie langskomen. Voor m.e.r. ziet hij een grote rol bij omgevingsplannen. Misschien wordt het tijd voor o.e.r. in plaats van m.e.r.?
De Commissie m.e.r. toetste in 2018 70 MERren. Hiervan hadden er 47 essentiële tekortkomingen. Vervolgens werden er 25 aanvullingen op MER getoetst, waarvan er 19 alsnog in orde bleken. ‘Het proces wordt dus ook gebruikt om de kwaliteit alsnog te verbeteren,’ duidt Lourens Loeven. Van het resterende aantal plannen met tekortkomingen heeft de Commissie m.e.r. geen inzicht hoe initiatiefnemers met de essentiële tekortkomingen omgaan. Een tendens is dat nu veel projecten vanwege de PAS-problemen worden aangehouden.
Uit de hoeveelheid en de aard van de voorgelegde plannen trekt Lourens de conclusie dat m.e.r. nog steeds een sterk merk is. Om zo sterk te kunnen blijven vindt hij het essentieel dat m.e.r. in het hart van het omgevingsstelsel en omgevingswet terecht komt. De Commissie m.e.r. is daarom betrokken bij Slag-sessies over de meerwaarde van m.e.r. bij omgevingsvisies en participeert ook in pilots voor omgevingsplannen. Andere belangrijke ontwikkelingen zijn de Regionale Energie Strategie (RES) en de toegankelijkheid van m.e.r. via digitale en interactieve MERren.
De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen van Nederland worden nog steeds beMERd en voorgelegd aan de Commissie, constateert Lourens. Dit zijn bijvoorbeeld de Luchtvaartnota, Luchtruimherziening, grote en kleine energieparken, Wind op zee, grote mobiliteitsstudies en plannen voor de hoogwaterbescherming en ecologie van de grote wateren. Tegelijkertijd constateert Lourens dat overheden de milieutoets wel minder gewichtig maken. ‘Normen versoepelen en stankoverlast moet men maar slikken.’
Uit alle ontwikkelingen blijkt dat de omgeving steeds belangrijker wordt. ‘Het zegt genoeg dat in veel milieutermen het woord ‘milieu’ wordt vervangen door ‘omgeving’.’ Daarom vindt Lourens het hoog tijd dat m.e.r. een nieuwe naam krijgt: omgevingseffectrapportage, oftewel de o.e.r.!
Thomas Rau, ondernemer, architect, inspirator, visionair.
Géén energietransitie! Wat wij echt nodig hebben is een ‘energieke transitie’, pleit Thomas Rau op de slotpresentatie van de m.e.r.-dag. ‘Niet de energiecrisis is het probleem, maar WIJ zijn het probleem! Om echt circulair te worden neem ik u mee op een mentale reis om vanuit een andere houding naar onze wereld kijken. De aarde draait niet om ons, mensen! Wij zijn slechts te gast op deze planeet.’ Wat volgt is een confronterend optreden van een duurzaam visionair en ontwerper.
Het is een dramatisch misverstand dat wij met de natuur kunnen onderhandelen,’ stelt Thomas. Schijnoplossingen zoals sustainability, klimaatakkoord, overstromingskansen en allerlei compenserende maatregelen laten alles bij het oude. ‘Optimaliseren we onze systemen, dan wordt alles wel duurder, maar de problemen blijven hetzelfde. Je doet wat mogelijk is. Maar ‘mogelijk’ is niet hetzelfde als ‘nodig’. Het klimaatakkoord? Dat is één groot drama. Wat wij nódig hebben is een mentaliteitsverandering op basis van respect en wijsheid.’
Thomas denkt niet in mogelijkheden, maar in noodzakelijkheden. ‘Denkt u nou echt dat wij met de natuur kunnen onderhandelen? Wij zijn slechts een gast op deze planeet. Het ronde buffet dat wij aarde noemen is van niemand. Een gesloten systeem waarop wij tijdelijk verblijven en waar grondstoffen en materialen gelimiteerd beschikbaar is. Een zekerheid is dat niemand van ons deze aarde levend zal verlaten. Alleen de zon als oneindige bron maakt de processen in de natuur herhaalbaar. Dat is de reden dat er in de natuur elk jaar weer appeltjes aan de bomen groeien.’
Als consequentie van die tijdelijkheid noemt hij permanente gevolgen, die doorwerken op de volgende generatie. Hij illustreert dit met een voorbeeld: stel je voor dat de gemeenteraad van Egypte geconfronteerd wordt met bouwwerken uit het verleden. Misschien vragen ze zich wel af, hoe iemand toch ooit de bouwvergunning kon afgeven voor die hoedjes in het landschap, die wij pyramides noemen. ‘Vaak wordt gezegd: we moeten goed nadenken over consequenties. Maar je moet niet nádenken: je moet juist vóórdenken. Een stelregel zou kunnen luiden dat áls je binnen zeven generaties problemen ondervindt van een beslissing die je nu neemt, je het gewoon níet moet doen. Daarover moet je vooraf denken. Achteraf hoeft het niet meer.’
Welke rol ziet hij hierin voor de overheid? Uitgangspunt vindt hij het gesloten systeem van de aarde, waarin alle grondstoffen en materialen gelimiteerd beschikbaar zijn. Dat betekent dat de overheid het welzijn van de aarde voor de volgende generaties moet borgen. ‘De overheid gedraagt zich nu vaak als ondernemer en denkt dan in verdienmodellen en eigendommen om duurzaamheid te faciliteren. Daar kom je er niet mee. Om alle huizen energieneutraal te maken is 230 miljard euro nodig. Wat de overheid zou moeten doen is gebruik maken van de negatieve rentestand en hiervoor direct wetgeving maken. Dat is nodig.’
‘Praten we over circulariteit, dan hebben we het over verantwoordelijkheid nemen. Wie werkt met een product, organiseert zijn eigen probleem’, zegt hij. ‘Het enige dat we nu kunnen kopen is iets dat bijna stuk gaat. Alle producten worden namelijk gemaakt om stuk te gaan. Dat kunnen we alleen oplossen door een georganiseerd systeem te kopen, oftewel een dienst in plaats van een voorwerp. KLM doet dat al: geen eigen vliegtuigen meer, maar vluchten inkopen. ‘Je maakt daardoor de producent zelf verantwoordelijk voor de degelijkheid van het product, doordat de dienst gegarandeerd moet zijn. Stukgaan heeft hij alleen zelf last van en is een probleem dat weer bij de producent zelf komt te liggen.’
Ook voor afval heeft Thomas een 100 % circulaire oplossing. Door alle materialen een identiteit te geven kan het recyclingbedrijf alle bekende grondstoffen uit het verwerkingsproces halen en hergebruiken. Alleen onbekende stoffen, waarvoor recyclen te duur is, worden via een thermisch recyclingproces omgezet in groene stroom. Wat daarvoor nodig is? Thomas: ‘Welkom in de wereld van de duurzaamheid, die Madaster heet. In deze materialenbank worden grondstoffen voor 100% gedefinieerd. Daardoor zijn zij geen ‘limited edition’ meer, maar zijn ze voortdurend opnieuw beschikbaar voor nieuwe toepassing.’
Uit het traceerbaar maken van materialen volgt dat bouwwerken remontabel worden. Als architect werkt Thomas al twintig jaar op deze manier. Materialen blijven energiepositief. In Nederland ontwierp hij de Triodosbank (https://triodosopreehorst.nl/). Een gebouw zonder negatieve impact, dat bijdraagt aan de waarde van het natuurgebied waarin het ligt, door ecologische zones te verbinden. ‘Als het gebouw niet meer nodig is, halen we de materialen weer op. Het heeft dus circulaire potentie, maar het is aan de volgende generatie om die potentie te reactiveren.’
Hoe past de visie van Thomas op circulariteit bij m.e.r.? M.e.r. brengt immers de negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in beeld. Deze vraag uit de zaal sluit aan op het afnemen van diensten in plaats van eigendom. Als bouwwerken energiepositief zijn door recyclebare en geregistreerde materialen te gebruiken wordt een m.e.r. overbodig. ‘Een initiatiefnemer die zijn verantwoordelijkheid neemt, voorkomt negatieve effecten,’ besluit Thomas daarmee zijn slotpleidooi voor volledige circulariteit.
Thomas Rau is ondernemer, architect, inspirator, visionair. Zijn architectenbureau RAU ontwikkelt innovaties voor CO2-neutraal, energieneutraal en energiepositief bouwen en voor circulaire architectuur. Met de Madaster Foundation voorziet hij gebouwen van een materialenpaspoort om hergebruik van materialen te vereenvoudigen.
Meer lezen? ‘Material matters’ - Thomas Rau en Sabine Oberhuber
Reacties