In de moderne glastuinbouw is belichting van gewassen niet meer weg te denken. De markt vraagt om een schoon en een betrouwbaar product, dat is geproduceerd in een gesloten en gecontroleerde omgeving. Het product moet het hele jaar door worden geproduceerd en aan vooraf bepaalde kwaliteitscriteria voldoen. Steeds meer geldt ook in de glastuinbouw het adagium: u vraagt en wij draaien. En daarbij kan groeilicht niet worden gemist. Dat is de ene kant van de medaille. De andere kant is dat die kassen enorme lichtbakken kunnen zijn, die hinder veroorzaken die men (terecht of niet terecht) steeds sterker ervaart. Per slot stralen kassen, tenminste als er geen maatregelen zijn getroffen, per hectare vele malen meer licht uit dan een dichtbevolkte stad. In dit spanningsveld is het dan ook de vraag welke maatregelen kunnen en moeten worden getroffen om hinder van groeilicht tot aanvaardbare proporties terug te brengen. En hoe m.e.r.-makers, plantoetsers en vergunningverleners daarmee kunnen omgaan. Daarover gaat dit artikel.
TOETS0507Om dit artikel te kunnen begrijpen, is een klein beetjetheorie nodig. Wat is licht en in welke grootheden drukje het uit, althans in dit verband? Licht wordt wel gede-finieerd als d?t deel van de totale elektromagnetischestraling, dat met het oog waarneembaar is. Kenmerkenvan licht zijn onder andere, dat het een sterkte en een kleur heeft. Indit artikel zijn enkele begrippen van belang, zoals `lichtstroom', `licht-sterkte', `luminantie' en `verlichtingssterkte'. Zie hiervoor het kader`Enkele definities'.ToepassinggroeilichtGroei- (of assimilatie)licht wordt gebruikt in het biochemische proceswaarin organische verbindingen worden opgebouwd uit simpeler orga-nische componenten en/of uit kooldioxide en water. Hiervoor is energienodig: water + koolstofdioxide + licht(energie) glucose + zuurstof.Glastuinders belichten alleen als zij verwachten dat dit een meerwaar-de in hun productie oplevert, die opweegt tegen de extra kosten vanlichtinstallatie, energie en onderhoud. De thans toegepaste verlich-tingssterkten beginnen bij ongeveer 3.500 tot 5000 lux. Tegenwoordig is8.000 tot 10.000 lux al gebruikelijk, maar 12.000 tot 15.000 lux komt ookTOETSingvangrOEilichTgrOEnlichTvOOrnOrmEnvOOrlichThindEr?indemoderneglastuinbouwisbelichtingvangewassennietmeerwegtedenken.demarktvraagtomeenschooneneenbetrouwbaarproduct,datisgeproduceerdineengeslotenengecontroleerdeomgeving.hetproductmoethethelejaardoorwordengeproduceerdenaanvoorafbepaaldekwaliteitscriteriavoldoen.Steedsmeergeldtookindeglastuinbouwhetadagium:uvraagtenwijdraaien.Endaarbijkangroeilichtnietwordengemist.datisdeenekantvandemedaille.deanderekantisdatdiekassenenormelichtbakkenkunnenzijn,diehinderveroorzakendiemen(terechtofnietterecht)steedssterkerervaart.Perslotstralenkassen,tenminstealsergeenmaatregelenzijngetroffen,perhectarevelemalenmeerlichtuitdaneendichtbevolktestad.inditspanningsveldishetdanookdevraagwelkemaatregelenkunnenenmoetenwordengetroffenomhindervangroeilichttotaanvaardbareproportiesterugtebrengen.Enhoem.e.r.-makers,plantoetsersenvergunningverlenersdaarmeekunnenomgaan.daarovergaatditartikel.hansFaberaspect (2)EnkElEdEFiniTiES?delichtstroom(uitgedruktinlumenoflm)isdehoeveelheidlichtdieeenlichtbronuitzendtinallerichtingen.?delichtsterkte(uitgedruktincandelaofcd)isdehoeveelheidlichtdieeenlichtbronuitzendtineenbepaalderichting.Eengewonezaklampheefteenlichtsterktevancirca1cd,eengloeilampvan100wattheefteenlichtsterktevancirca120cd.?deluminantie(uitgedruktincandelapervierkantemeterofcd/m?)is de hoeveelheid licht die een lichtbron uitzendt per oppervlakte-eenheid.?de verlichtingssterkte (uitgedrukt in lux of lx) is de lichtsterkte dievaltopeenoppervlakdatloodrechtstaatopdelichtstralenvandebron.dezewaardevarieertenorm.Eenzonnigedagheefteenverlich-tingssterktevan50.000?100.000lux,eenbewolktedagvan5.000lux,leestakenwordenverrichtbijcirca500lux,noodverlichtingheefteenverlichtingssterktevan1lux,bijvollemaanisdeverlichtingssterk-te0,25luxeninmaanlozenachtencirca0,01lux.16TOETS050717DE AUTEURIng. J.M. Faber, (0570-697122, j.faber@witteveenbos.nl) is senioradvi-seur m.e.r. en omgevingsbeleid bij Witteveen+Bos.van neuro?ndocriene processen, gedragsobservaties en gevoeligheidvan ogen van diersoorten, heel laag te kunnen zijn. Die drempelwaardewordt wel geschat op 0,1 tot 1 lux.In algemene zin zijn er best (mitigerende) maatregelen mogelijk omlichthinder te beperken:? toepassing van lichtarmaturen die alleen naar beneden schijnen;? plaatsing van de lichtarmaturen ruim onder de bovenrand van dezijafscherming, ter beperking van lichtlekkage door de nok;? de kassen voorzien van een gesloten zijafscherming, ter voorkomingvan luminantie van de zijgevels;? de kassen voorzien van een bovenafscherming van flexibele gordij-nen. Op dit moment is 85% afscherming (nog) standaard, maar de eisvan 95% komt eraan. Bij dit percentage is handhaving van het kaskli-maat nog een uitdaging, maar haalbaar;? beperking van kortgolvig licht. Deskundigen2 veronderstellen datkortgolvig licht (naar het blauw) meer schadelijke gevolgen heeft opde fauna dan langgolvig licht (naar het rood).normenVoor de glastuinbouw bestaan nauwelijks emissie of immissienormen.De enige formele normen die er zijn, staan in het Besluit glastuinbouw.In eigen woorden geformuleerd staat daarin dat:? de kas zodanig moet zijn afgeschermd dat 1) de lichtuitstraling opeen afstand van 10 meter van de kas met minstens 95% is gereduceerden 2) de gebruikte lampen buiten de kas niet zichtbaar zijn. Dit geldtvanaf zonsondergang tot zonsopgang;FOTO:gewindenergyvoor. Voor de toekomst wordt wel 18.000 lux getipt, hoewel men daarbijlaatste tijd ook wel vraagtekens stelt, gezien de ontwikkeling van deenergieprijs. In Nederland wordt ongeveer 2500 tot 3000 uur per jaarbelicht. Dat gebeurt vooral 's nachts, in het eerste en vierde kwartaal.Vanaf mei tot augustus is belichting vaak helemaal niet nodig, omdater genoeg buitenlicht is. Ook in het voor- en najaar wordt korter of inhet geheel niet belicht. Verder krijgt het gewas om groeitechnischeredenen 's nachts een rustperiode van 6 uur of langer, ook in de winter.Ook dan wordt niet belicht.hinderenverstoringDoor TNO is in 2006 uitgebreid onderzoek gedaan naar de lichthinderdie mensen van kassen ondervinden1. Volgens dat onderzoek bleek ermaar een zwakke relatie te bestaan tussen de hinder die omwonendenervaren en de kenmerken van de lichtuitstraling van de kas, zoals dehelderheid van de lichtkegel boven de kassen (luminantie) en de hori-zontale (op het gras in de tuin) en verticale (op de gevel van het huis)verlichtingssterkte bij de omwonenden. Kenmerken waarvan mendacht dat die een grote rol zouden spelen in de hinderbeleving. Uit hetTNO-onderzoek bleken uiteindelijk persoonlijke factoren, zoals geslachtof betrokkenheid bij het milieu, van grote invloed te zijn op de hinder-beleving. Een opmerkelijke conclusie.Over de verstoring van extra licht op flora en fauna is thans nog weinigbekend, zeker niet als het gaat om lagere verlichtingssterkten dan 3 lux.In dit verband wordt vaak het onderzoek van De Molenaar2 aangehaald.De drempelwaarde van nachtelijke verlichting op vogels lijkt, op basis1EgonJanssen,Jahanalferdinck,clarinevanOel,Janruigrok,2006.Eindrapportlichthinderkassen.TnO-rapport2006-d-r0466.14augustus2006,delft.2molenaar,J.g.de,2003.lichtbelasting.Overzichtvandeeffectenopmensendier.alterra-rapport778.alterra,Wageningen.FOTO:SCX.HUTOETS050718? van 1 september tot 1 mei, van 20.00 tot 24.00 uur, geen lichtemissiedoor assimilatiebelichting mag plaatsvinden, tenzij de bovenzijdevan de kas zodanig is afgeschermd dat de lichtemissie vanaf zonson-dergang tot zonsopgang met 85% tot 95% is gereduceerd.Het bezwaar van deze norm is dat die een verband legt tussen de maxi-male emissie en de verlichtingssterkte. Maar 95% van 18.000 lux is veelmeer dan 95% van 3.500 lux. Deze norm garandeert dan ook niet dat ergeen hinder of verstoring in de omgeving optreedt. In het convenantuit 2004 tussen de LTO Glastuinbouw en de Stichting Natuur enMilieu3, is een stappenplan overeengekomen dat per 1 januari 2008moet leiden tot 95% bovenafscherming. Dat is wellicht een stap in degoede richting en het Ministerie van VROM werkt de afsprakenmomenteel uit in een wettekst. De verwachting is dat de definitieveregels eind 2007 bekend zijn en ingaan in de tweede helft van 2008(www.kluwer.nl). Maar het bezwaar dat deze norm niet altijd hinderen verstoring van mens en natuur voorkomt, wordt niet onder-vangen. Lichtnormen zijn ook al jarenlang onderwerp van studie bijde Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV). De NSVV heeftvoor sportverlichting, terreinverlichting, aanstraling van gebouwen enreclameverlichting intussen aanbevelingen gedaan in een `Algemenerichtlijn betreffende lichthinder'4. Hierin worden voor de beoordelingvan lichthinder vier zones onderscheiden en drie dagperiodes. Daarvoorgelden de grenswaarden zoals weergegeven in tabel 1.Hoewel de NSVV dus ook voor natuurgebieden een richtwaarde (1 lux)noemt, is die voor effecten van glastuinbouwgebieden op natuurwaar-den waarschijnlijk aan de hoge kant, gelet op de hiervoor beschrevengevoeligheid van de natuur op licht. In sommige recente glastuinbouw-projecten is voor de natuur wel als norm gehanteerd een drempelwaar-de van 0,1 lux. Momenteel werkt de NSVV overigens hard aan een nieu-we aanbeveling voor richtlijnen, specifiek op het gebied van de glas-tuinbouw.handhavingVoor de handhaving van een lichtnorm bestaan drie wettelijke kaders(milieuwetgeving, ruimtelijke ordening en natuurwetgeving) met eenaantal instrumenten (zie tabel 2).aspect (2)De meeste glastuinbouwbedrijven zijn voor de Wet milieubeheer mel-dingsplichtig. Meldingsplichtige glastuinbouwbedrijven moeten vol-doen aan de normen in het Besluit glastuinbouw. Maar, zoals hierv??rbetoogd, deze normen bieden onvoldoende garantie dat aan de eisenvan hinderbeperking en natuurbescherming wordt voldaan.Toetsing van een bouwaanvraag aan een lichtnorm in het bestemming-plan is thans al mogelijk, mits sprake is van een ruimtelijk relevantereden om dat te doen5. In een bestemmingsplan waarvoor wij het MERhebben opgesteld, is een lichtnorm van 0,1 lux opgenomen. In datbestemmingsplan staat: 'Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval be-grepen het gebruik van assimilatiebelichting, zodanig dat aan de grens(van het natuurgebied X) sprake is van een verhoging van de lichtim-missie met meer dan 0,1 lux, berekend overeenkomstig het MER'. Over-treding van deze norm wordt dus aangemerkt als `strijdig gebruik'.Overtreding van dit bestemmingsplanvoorschrift is een strafbaar feit,in de zin van artikel 1a sub 2 van de Wet op de economische delicten.Bij constatering daarvan is het bevoegde gezag in beginsel gehoudenom handhavend op te treden, bestuursrechtelijk of strafrechtelijk. Datkan alleen als een overschrijding door een individueel glastuinbouw-bedrijf kan worden geconstateerd. Dat laatste is misschien lastig, maarhet is wel te doen met meten en rekenen. Een lichtzonebeheer, eengronduitgiftebeleid en de bouwvergunning kunnen hierbij goede dien-sten bewijzen. In een volgend artikel kan ik hier dieper op ingaan.rekenmodelIn de bestemmingsplanprocedure, het zonebeheer en de vergunningverle-ning is het rekenen naar emissies, immissies en verlichtingsniveaus on-Tabel1.grenswaardenvoorverschillendezonesenperiodes.parameter periode natuurgebied landelijk gebied stedelijk gebiedstadscentrumindustriegebiedverticaleverlich-tingssterkte(lux)dagenavondnacht2151102254bron:algemenerichtlijnbetreffendelichthindervandenSvvTabel2.Overzichtwettelijkekadersmetbijbehorendehandhavinginstrumenten.wettelijke kaders bijbehorende handhavinginstrumentenmilieuwetgeving Besluitglastuinbouwruimtelijkeordening Bestemmingsplan,zonebeheer,gronduitgifte,bouwvergunningnatuurwetgeving natuurbeschermingswetvergunning3gezamenlijkeverklaringplanvanaanpakmaatschappelijkebelichtingenafschermingindeglastuinbouw,5-10-2004.lTOnederlandenStichtingnatuurenmilieu.4nederlandseStichtingvoorverlichtingskunde,1999.algemenerichtlijnbetreffendelichthinder.deel1.algemeenengrenswaardenvoorsportverlichting.5Prof.mr.r.Uylenburgenmr.c.J.vanderWilt,2003.reguleringvanlichthinder.Omgevingsrecht,nummer5,oktober2003.TOETS050719ontbeerlijk. Voor het uitvoeren van lichtberekeningen hebben we eenlichtmodel ontwikkeld6, waarmee de effecten van verticale lichtuitstra-ling uit kasgebieden kunnen worden berekend. Het model is nog niet uit-ontwikkeld, maar voor een eerste aanzet is het voldoende bruikbaar. Hetmodel gaat ervan uit dat de verlichting op het gewas schijnt en vervolgensvoor een deel naar boven toe wordt gereflecteerd en verticaal naar bovenuitstraalt (zie afbeelding 1). Als er dan een wolk boven het gebied hangt,wordt die wolk door het uitgestraalde licht ook verlicht. De wolk fungeertdan als een diffuse lichtbron die tot op zekere afstand zichtbaar is, en vooreen verhoging van het lichtniveau in de omgeving zorgt.Voor de berekeningen moeten gegevens worden ingevoerd over:? het oppervlak van het belichte deel van het glastuinbouwgebied(ha);? het deel van het glastuinbouwgebied dat daadwerkelijk lichtuitstraalt;? het percentage bovenafscherming. Voor nieuwe gebieden is 95%actueel;? het verlichtingsniveau in de kas (lux), vari?rend van 3.500 tot18.000 lux;? de reflectieco?ffici?nt van bodem en gewas, inclusief een lichtab-sorbtiefactor van het dekglas;? de hoogte van de wolk boven het kassengebied. Hoe hoger deze hangt,hoe groter het aangestraalde oppervlak ervan is, maar hoe kleiner hetlichtniveau per vierkante meter;? de reflectieco?ffici?nt van de wolk;? de afstand van het centrum van het kassengebied tot de waarnemer.Deze invoergegevens kunnen, afhankelijk van lokale omstandigheden,met een grote variatie in het model worden gebracht, als een `best guess'of een `worst case'. Het model berekent in hoofdzaak twee punten:? de omvang van de `lichtvlek' op het wolkendek boven het glastuin-bouwgebied;? de toename van verlichtingssterkte op een bepaalde afstand van hetglastuinbouwgebied.ToekomstIn de nabije toekomst is er nog veel werk te verzetten. Op alle in ditartikel genoemde punten. Uiteraard betreft dit de tuinders, die moetenkomen tot een beter optimum tussen belichten en lichthinderbeper-king. Vooral in bestaande situaties zal dit een weerbarstige materie zijn.Ook de wetenschap heeft nog het nodige te doen voordat er een bewe-zen relatie kan worden gelegd tussen emissies, immissies, hinder enverstoring.Intussen zullen de plannenmakers, de toetsers en de handhavers moe-ten roeien met de riemen die zij ter beschikking hebben. We weten datomwonenden welke norm dan ook moeilijk zullen accepteren. We we-ten dat dieren al door weinig extra licht kunnen worden verstoord. DeNSVV werkt momenteel hard aan een normstelling, maar kan daarbijvoor de voeten worden gelopen door een (te vroegtijdige) normstellingvanuit het Rijk, die geen garantie biedt dat lichtverstoring voldoendewordt beperkt (zie het kader `Vraag').Er zijn dus weliswaar enkele rekenmethoden, maar die zijn nog niet`af', hoewel we er al wel mee kunnen werken. En we hebben een aanzetvoor een handhaving in de vorm van een lichtzonebeheer, maar diemoet zich in de praktijk nog bewijzen. Voor praktijkgevallen en -voor-beelden kunt u zich melden.vraagEen aardige vraag in dit verband is misschien hoe we straks moetenomgaan met een formele norm die uitgaat van een lichtafschermingmet x% (in welke vorm overigens? In de vorm van een lichtstroom, licht-sterkte, lichtexitantie, luminantie, verlichtingssterkte?), maar die wel(significante) effecten op de natuur kan veroorzaken. Dat zou kunnenbetekenen dat het betreffende glastuinbouwbedrijf wel een ontheffingzou krijgen krachtens de Wet milieubeheer, maar geen vergunningkrachtens de Natuurbeschermingswet en/of een ontheffing van de Flo-ra- en faunawet. De vraag stellen is hem beantwoorden: in zulke geval-len is het genormeerde afschermingspercentage als norm niet toerei-kend en zal toch aanvullend moeten worden getoetst.wolklichtvlek op wolkendekenreflectie vanwolkendekreflectie vanwolkendekwaarnemerreflectie van gewas6hansFaber,2006.Entoenwaserlicht.rOmmaandbladvoorruimtelijkeontwikkeling,nummer5,mei2006.Figuur1.Weergavevanhetlichtmodel.
Reacties