In deze aflevering wordt ingezoomd op jurisprudentie over de vraag of op een MER-aanvulling separate inspraakmogelijkheden moeten worden geboden en wanneer bij het bepalen van de m.e.r.-(beoordelings)plicht van een bestemmingsplan, tevens rekening moet worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen. Verder besteden wij aandacht aan het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in relatie tot bestemmingsplannen.
TOETS021517Gelegenheid tot reageren aan-vulling MERHet is toegestaan om een MER na de terinzageleggingervan aan te vullen. In de regel worden indieners vanzienswijzen op dat MER niet in de gelegenheid gesteldom op die aanvulling te reageren. Uit de uitspraakAbRvS 4 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:253, volgtdat daartoe uit het oogpunt van een zorgvuldige voor-bereiding wel een verplichting kan bestaan. Dat zalonder meer het geval zijn indien de aanvulling onder-werpen betreft die in de zienswijzen aan de orde zijngesteld. Een eventuele schending van de verplichtingom de indieners van zienswijzen in de gelegenheid testellen op een aanvulling te reageren, is evenwel nietfataal. Voorwaarde is dan volgens de Afdeling wel datde aanvulling op het MER in de beroepsfase wordtovergelegd (bijvoorbeeld als bijlage bij het vastgestel-de besluit of plan), hetgeen in de praktijk altijd ge-beurt. In dat geval kunnen de indieners van zienswij-zen desgewenst in beroep op de aanvulling op hetMER reageren.Voorzienbare uitbreiding be-drijventerreinDe gemeenteraad van Veghel heeft het bestemmings-plan `Bedrijventerrein Foodpark' vastgesteld. Daarmeewordt onder meer voorzien in de aanleg van eennieuw bedrijventerrein met een bruto-omvang van 39ha. Dat is minder dan de drempelwaarde van 75 ha inonderdeel D-11.3 van het Besluit m.e.r. Om die redenwas volstaan met een informele m.e.r.-beoordeling.Ten onrechte, aldus de Afdeling in haar uitspraak van29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1333. Uit de be-stemmingsplantoelichting en enkele gemeentelijkestructuurvisies, blijkt volgens de Afdeling duidelijk datmet het bestemmingsplan een aanvang wordt ge-maakt met het bedrijventerrein Foodpark De Kemp-kens met een oppervlakte van 100 ha. De ontwikkel-termijn loopt tot 2030, maar is mogelijk ook langer.De Afdeling oordeelt dat het in het bestemmingsplanvoorziene bedrijventerrein en de beoogde uitbreidingervan als ??n samenhangende activiteit moeten wor-dengezien.Bijhetbepalenvandem.e.r.-(beoordelings)plicht van het bestemmingsplan had daarom moetenworden uitgegaan van een bedrijventerrein van meerdan 75 ha. Er had in het verlengde daarvan een for-mele m.e.r.-beoordeling moeten worden verricht, uit-gaande van het geheel te ontwikkelen bedrijventer-rein. De tijdens de beroepsfase geponeerde stellingvan de gemeente dat de ontwikkeling van de vervolg-fase onzeker is vanwege de omlegging van een wegen de onzekerheid over de marktruimte, doet daarniet aan af. De Afdeling kent doorslaggevende bete-kenis toe aan het gegeven dat de ontwikkeling vanhet totale bedrijventerrein Foodpark De Kempkens ?gelet op het vastgestelde gemeentelijk beleid ? vanafhet begin van het besluitvormingsproces is beoogd endat voorafgaande aan de vaststelling van het bestem-mingsplan niet is gebleken dat de gemeente haar be-leid heeft bijgesteld vanwege de genoemde onzeker-heden. Zou een eventuele toekomstige uitbreidingniet expliciet zijn vastgelegd in al dan niet formelebeleidsstukken, dan zou het zeer wel denkbaar zijngeweest dat de Afdeling de handelwijze van de ge-meente had geaccordeerd.Bestemmingsplan en stikstof-depositieOp 1 juli 2015 zal het Programma Aanpak Stikstof(PAS) van kracht worden. Met uitzondering van hetbestemmingsplan voor ontwikkelingsgebieden ex art.2.3 Crisis- en herstelwet, is er in de Natuurbescher-mingswet 1998 (Nbw 1998) geen juridische koppe-ling aangebracht tussen het PAS en het bestemmings-plan. Toch zal het PAS ook voor bestemmingsplannenbetekenis kunnen hebben. Mede gezien de parlemen-taire geschiedenis lijkt het mogelijk om bij een be-stemmingsplan waarin uitsluitend een segment 1-pro-ject wordt bestemd, voor wat betreft stikstofdepositieaan te sluiten bij de daarvoor gemaakte reservering inhet PAS. Wat betreft de plantoets ex art. 19j lid 1 Nbw1998 kan dan gebruik worden gemaakt van de voorhet PAS opgestelde passende beoordeling. Als er geenandere mogelijk verstorende effecten voor Natura2000-gebieden zijn, zou daarmee onder verwijzingnaar art. 19j lid 5 Nbw 1998 kunnen worden volstaan.Laatstgenoemd artikellid houdt in dat de verplichtingom een passende beoordeling op te stellen, vervaltindien het plan een herhaling of voortzetting is vaneen plan of project waarvoor eerder een passende be-oordeling is gemaakt.In AbRvS 15 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1161,heeft de Afdeling expliciet geoordeeld dat het vantoepassing zijn van art. 19j lid 5 Nbw 1998 impliceertdat er evenmin een plan-MER op grond van art. 7.2alid 1 Wm behoeft te worden opgesteld. Wanneer eenbestemmingsplan voorziet in ontwikkelingen buitenhet segment 1-kader om, zal het PAS in beginsel geensoelaas bieden wanneer die ontwikkelingen mogelijkleiden tot extra stikstofdepositie in een Natura2000-gebied. De moeizame verhouding tussen hetbestemmingsplan en het gebiedsbeschermingsrechtzal wat dat betreft nog blijven voortduren.Emissie- of depositieplafondHet is om die reden interessant te wijzen op een in depraktijk waarneembare tendens waarin voor metname bestemmingsplannen buitengebied in de plan-regels een ammoniakemissie- of een stikstofdepositie-plafond wordt opgenomen (AbRvS 29 oktober 2014,ECLI:NL:RVS:2014:3866, respectievelijk AbRvS 6 mei2015, ECLI:NL:RVS:2015:1411). Zo'n plafond houdtin dat agrarische bedrijven weliswaar binnen bepaaldegrenzen mogen uitbreiden, mits (door toedoen vanbijvoorbeeld interne salderingsmaatregelen) maar isverzekerd dat de stikstofemissie of de ammoniakde-positie van het bedrijf niet toeneemt, ten opzichte vande situatie op het tijdstip van de vaststelling van hetbestemmingsplan. Het plafond verzekert dat er geensignificante effecten kunnen optreden, waardoor ergeen passende beoordeling en een plan-MER behoe-ven te worden vervaardigd. De ontwikkelingsmoge-lijkheden van een bestemmingsplan worden door eenplafondregeling aanzienlijk beperkt. Om die mogelijk-heden toch te verruimen, zijn er gemeenten die in deplafondregeling een expliciete koppeling aanbrengenmet art. 19kh lid 8 Nbw 1998 juncto art. 2 leden 1 en3 Besluit grenswaarden aanpak stikstofdepositie.Concreet komt dat erop neer dat in de planregelswordt bepaald dat van een toename van stikstofemis-sie of ammoniakdepositie geen sprake is, voor zoverde uitbreiding of wijziging van een agrarisch bedrijfniet leidt tot een toename van 1 mol of 0,05 mol N/ha/jr of meer (de hoogte van de grenswaarde is afhanke-lijk van de beschikbare depositieruimte in het PAS) openig voor stikstof gevoelig habitattype in een Natura2000-gebied. Omtrent de juridische houdbaarheidvan deze bepaling is nog geen jurisprudentie versche-nen.JURISPRUDENTIEINSPRAAK MER-AANVULLING, VOORZIENBAREUITBREIDING EN PAS & BESTEMMINGSPLANIn deze aflevering wordt ingezoomd op jurisprudentie over de vraag of op een MER-aanvulling separateinspraakmogelijkheden moeten worden geboden en wanneer bij het bepalen van de m.e.r.-(beoordelings)plicht van een bestemmingsplan, tevens rekening moet worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen.Verder besteden wij aandacht aan het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in relatie tot bestemmingsplannen.Deze jurisprudentiekatern wordt verzorgd doorSoppe Gundelach Witbreuk advocaten (www.soppegw.nl).
Reacties