Voordat het tot besluitvorming komt, wordt er gewikt en gewogen. En vooral ook veel getoetst, vanuit verschillende invalshoeken. Voor bijvoorbeeld grote projecten was het al langer zo dat via een milieueffectrapportage de consequenties voor natuur en milieu in beeld moesten komen, maar sinds een jaar of vijf is voor dit soort projecten ook een maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) verplicht. De m.e.r. en de MKBA hebben elk ‘hun eigen ding’, maar dus ook een gemeenschappelijk werkterrein. Dan zou je verwachten dat het heel gewoon is eendrachtig samen te werken, bijvoorbeeld door op z’n minst af te spreken dat de een en de ander naar dezelfde alternatieven kijken. Die inhoudelijke afstemming kwam in het recente verleden nog niet altijd helemaal uit de verf. Reden om een ontmoeting tussen deze twee instrumenten te arrangeren. Die vond plaats op 26 mei jl. tijdens een praktijkseminar.
22 k e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5Oei (tussenw.) 1 uitroep van smart, ter ui-ting van min of meer hevige pijn (naarge-lang van de hevigheid korter of langeraangehouden: oei! wat brand ik me daar aan mijnsigaar!) 2 uitroep van schrik of verrassing."Aldus de omschrijving van wat `oei' betekent inde dikke Van Dale, dertiende herziene uitgave,pagina 2216. Met hoofdletters gespeld betekent`OEI' iets geheel anders. Dan is het namelijk eenafkorting voor `Overzicht Effecten Infrastruc-tuur'. Een leidraad om zo'n OEI te maken, ver-scheen in 2000 en is sindsdien toegepast bij ver-schillende grote infrastructuurprojecten: Twee-de Maasvlakte, Rondje Randstad, zeesluis IJmui-den, HSL-Oost, Ontwikkelingsschets Schelde-estuarium, enzovoort. De uitkomsten van dezeexercities zullen hier en daar geleid hebben toteen `uitroep van smart, schrik of verrassing',maar dat kan hooguit toeval wezen. OEI is er im-mers niet op gericht projecten kapot te rekenen.De bedoeling is slechts om vooraf feiten en dedaarmee corresponderende cijfers op een rij te22Voordat het tot besluitvorming komt, wordt er gewikt en gewogen. En vooral ook veel getoetst, vanuit verschillende invals-hoeken. Voor bijvoorbeeld grote projecten was het al langer zo dat via een milieueffectrapportage de consequenties voor na-tuur en milieu in beeld moesten komen, maar sinds een jaar of vijf is voor dit soort projecten ook een maatschappelijke kos-tenbatenanalyse (MKBA) verplicht. De m.e.r. en de MKBA hebben elk `hun eigen ding', maar dus ook een gemeenschappelijkwerkterrein. Dan zou je verwachten dat het heel gewoon is eendrachtig samen te werken, bijvoorbeeld door op z'n minst af tespreken dat de een en de ander naar dezelfde alternatieven kijken. Die inhoudelijke afstemming kwam in het recente verledennog niet altijd helemaal uit de verf. Reden om een ontmoeting tussen deze twee instrumenten te arrangeren. Die vond plaatsop 26 mei jl. tijdens een praktijkseminar.Goede voornemens tijdens praktijkseminarM.e.r. ontmoet MKBAR i n k e B e r k e n b o s c h" krijgen, teneinde een zorgvuldig besluit te be-vorderen. En dan kan de slotsom luiden dat eenproject bij nader inzien misschien toch niet zo'ngoed idee is. That's all in the game.De basis van OEI is een maatschappelijke kos-tenbatenanalyse, een MKBA. Zo'n MKBA maaktalle welvaartseffecten van een project inzichte-lijk, zo veel mogelijk gekwantificeerd in euro's.De optelsom van kosten en baten laat vervolgenszien of een project maatschappelijk rendabel isof niet. Daarbij wordt niet alleen duidelijk of23V e r s l a gk e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5Nederland er in z'n geheel wijzer van wordt, maarook waar en bij wie de verschillende kosten enbaten terechtkomen (de verdelingseffecten).Nu wil het geval dat bijna alle projecten waaropop enigerlei moment een MKBA wordt losgela-ten, zich ook kwalificeren voor een milieueffect-rapportage. Er lopen dan dus twee toetstrajec-ten, waarbij zich meteen het romantische ideeopdringt dat beide elkaar in elk geval niet voorde voeten zouden moeten lopen, en liever nogsamen zouden moeten optrekken. Natuurlijkheeft elk instrument recht op z'n eigen preoccu-paties, maar qua doel en werkterrein zijn er zoveel raakvlakken dat innige samenwerking nietmeer dan volkomen logisch lijkt.Elkaar voor de voeten lopen ? daarvan is eigen-lijk geen sprake, zo bleek tijdens het praktijk-seminar `M.e.r. ontmoet MKBA' op 26 mei jl.Maar in het vlak van samenwerking en afstem-ming valt nog veel te verbeteren. Het goedenieuws is dat de eerste stappen in die richting in-middels ook gezet zijn. "Betere afstemming ispittig," concludeerde een van de sprekers, "maarhet is te doen."WerkterreinOp welke typen projecten en besluiten zijnm.e.r. en MKBA gericht? Waar bevindt zich hetgemeenschappelijke werkterrein van beide in-strumenten? Het werkterrein ? de werkingssfeer? van de m.e.r. is afgeperkt in een wettelijkeregeling. MKBA's zijn vooralsnog in elk gevalverplicht bij grote, nationale infrastructuurpro-jecten, zij het niet op wettelijke basis maar opgrond van een afspraak met de Tweede Kamer.De toepassing moet verder uitgebreid worden,stelde Carl Koopmans, hoogleraar Infrastructuuren Mobiliteit bij de Stichting Economisch On-derzoek van de Universiteit van Amsterdam.Volgens Koopmans komt in principe elke over-heidsmaatregel ? ook van de zijde van provin-cies en gemeenten ? in aanmerking voor eentoets die duidelijk kan maken of er verantwoordmet het geld van de belastingbetaler wordt om-gesprongen. En behalve bij allerhande over-heidsprojecten is het ook bij bijvoorbeeld instru-menten zoals subsidieregelingen zinvol demaatschappelijke kosten en baten in kaart tebrengen. "Onderzoek naar subsidies laat zien dat70% van de projecten ook zonder subsidies ge-realiseerd zou worden," aldus Koopmans.Ook zoiets als een kilometerheffing of een spits-tarief leent zich voor een MKBA. Hetgeen recen-telijk in de praktijk bewezen is in het kader vanhet `Nationaal Platform Anders Betalen voorMobiliteit', de commissie-Nouwen, waarin Koop-mans als transporteconoom zitting heeft. Milieu-effectrapportages voor instrumenten zoals subsi-dies en heffingen zijn wellicht mogelijk, maar inelk geval nog niet gebruikelijk. Daar staat weertegenover dat het instrument m.e.r. behalve con-crete projecten ook regelmatig de planvormingop het meer strategische niveau bestrijkt. In toe-nemende mate zelfs, met de komst van SMB(strategische milieubeoordeling).Volgens Diederik Bel van het bureau Witte-veen+Bos is het vooral op het strategische niveauwenselijk om naast m.e.r./SMB ook MKBA's in tezetten. Daar ligt een nieuw, en groot, gemeen-schappelijk werkterrein braak. "Neem het MERvoor gaswinning vanuit velden onder de Wad-denzee, waar de NAM op dit moment mee doen-de is. Dan heb je het over een concreet projectvan een bedrijf, dat uiteraard zelf een degelijkefinanci?le kostenbatenanalyse maakt. Tegelijker-tijd werkt de overheid aan een PlanologischeKernbeslissing voor de Waddenzee, met inbe-grip van een SMB. Op dat strategische niveauzou je goed naar de maatschappelijke kosten enbaten moeten kijken." Het principe van een kop-peling tussen een SMB en een eveneens op stra-tegisch niveau uitgevoerde MKBA is weliswaarRecent is een MKBA uitgevoerd voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Tweede Maasvlakte, extra hectares voor natuur en recreatie, enzovoort). Een volledige MKBA laat niet al-leen zien wat havenbedrijvigheid oplevert, maar bijvoorbeeld ook welke welvaart we ontlenen aan recreatiemogelijkheden.Samenwerking tussenm.e.r.- en MKBA-teamsvoorkomt dubbel werk.24 k e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5aantrekkelijk, maar bij de praktische uitwerkingdaarvan zijn nog wel de nodige methodologischeobstakels te overwinnen. In hoeverre is het mo-gelijk kosten en baten te becijferen zolang ont-wikkelingen en scenario's nog niet concreet zijningevuld? Stel bijvoorbeeld dat een streekplanglobale indicaties aangeeft voor mogelijke ruim-telijke reserveringen voor nieuwe bedrijventerrei-nen. Hang daar maar eens een prijskaartje aan!Dat is een stuk lastiger dan wanneer je vrij preciesweet waar zulke bedrijventerreinen terecht gaankomen, wat daar precies groeit en bloeit, en aanwat voor typen bedrijvigheid die terreinen plekgaan bieden.MonetariserenBehalve de werkingssfeer ? waarop pas je hettoe? ? is bij elk instrument ook de zogenoemdereikwijdte ? waar kijk je naar? ? een belangrijkefactor. In dat opzicht heeft de MKBA duidelijkeen breder blikveld dan de m.e.r. Het aandachts-gebied dat beide gemeen hebben betreft de effec-ten voor milieu en natuur, `grijs' en `groen'. Datis van oudsher de core business van elke m.e.r.Willen de grijze en groene milieueffecten ookmee kunnen lopen in de MKBA, dan moeten zegemonitariseerd kunnen worden. Dat was langeen struikelblok, en het is nog steeds verre vaneenvoudig, maar er is nu wel een praktischehandleiding voor: het rapport Waardering vanNatuur, Water en Bodem in Maatschappelijke Kos-ten-batenanalyses.Deze nieuwe aanvulling op de OEI-leidraad isbeslist een aanrader voor wie meer wil wetenover methoden en technieken om fysieke effec-ten om te rekenen naar welvaartseffecten ineuro's. `Betalingsbereidheid' is daarbij een van demogelijke maten. Stel bijvoorbeeld dat je wiltkwantificeren hoe groot vanuit recreatief oog-punt het negatieve effect is van een spoorlijn diewandelpaden doorsnijdt. Dan helpt het om nietalleen in kaart te brengen om welke wandel-paden het gaat, maar ook te inventariseren hoe-veel wandelaars daar gebruik van maken, waarze vandaan komen en hoeveel reiskosten ze erdus voor over hebben gehad om daar te kunnenwandelen.Het eerste gedrukte exemplaar van het boven-genoemde rapport werd tijdens het seminar tendoop gehouden door Elisabeth Ruijgrok, eenvan de auteurs ervan. Ruijgrok, werkzaam bijWitteveen+Bos, is gepromoveerd op een proef-schrift over het waarderen van natuureffecten enheeft veel gepubliceerd over de `natuur- enmilieu-inclusieve MKBA', waaronder een drietalartikelen in de vorige jaargang van dit blad. Haarbijdrage in kenMERken van december 2004(samen met Koen Couder?) is een case-study dieze ook tijdens het seminar toelichtte: de parallel-le uitvoering van een m.e.r. en een MKBA voorhet nationale veiligheidsplan van het VlaamseZeescheldebekken, het Vlaamse equivalent vanhet Nederlandse Ruimte voor de Rivier-beleid.In het betreffende onderzoek zijn de ecosys-teembaten van verschillende typen ruimtelijkeoplossingen (in de vorm van overstromingsge-bieden) in kaart gebracht en omgerekend ineuro's. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de ba-ten van hout- en rietproductie, sedimentafvang,nutri?ntenzuivering en metalenbinding. Dezeexercitie had in dit geval ten minste twee interes-sante uitkomsten. In de eerste plaats blijkt dat deecosysteembaten uitgedrukt in euro's zeer aan-zienlijk kunnen zijn, maar dat dit ook per typeoverstromingsgebied sterk kan verschillen. Enigs-zins simpel gezegd: een gecontroleerd overstro-mingsgebied dat hoofdzakelijk een landbouw-functie krijgt, levert in euro's uitgedruktnauwelijks natuurwaarde op, terwijl je quanatuurwaarde aan de realisatie van zoete geredu-ceerd-getijgebieden het meeste kunt verdienen.In de tweede plaats blijkt dat de ecosysteem-baten groot genoeg zijn om de totale uitkomstvan de MKBA ? dus met medeneming van kos-ten en baten op andere terreinen ? wezenlijk tebe?nvloeden. Met andere woorden, in dit speci-fieke geval maakt het dus nogal wat uit of jenatuur wel of niet meeneemt.Een belangrijke les ? en niet alleen bij dat voor-beeld van het Zeescheldebekken maar meer inhet algemeen ? is dat het loont om m.e.r.- enMKBA-teams samen te laten optrekken. Dat isvooral handig omdat het dubbel werk voorkomt,bijvoorbeeld omdat de basisgegevens die vooreen m.e.r. gebruikt worden voor een deel ookbruikbaar zijn als vertrekpunt voor de milieu- ennatuurcomponent van een MKBA. Dan is hetniet erg handig om twee clubs onafhankelijk vanelkaar twee keer hetzelfde te laten uitzoeken.Inhoudelijk afstemmingEn nu we het toch over samenwerking hebben:een betere afstemming tussen m.e.r. en MKBAop allerlei gebied vormde de rode draad in eenduo-presentatie verzorgd door Rob Verheem vande Commissie m.e.r. en Arjen 't Hoen van hetMinisterie van Verkeer en Waterstaat.Zo'n jaar of vijf geleden dienden de eerste pro-jecten zich aan waarbij zowel een m.e.r. als eenMKBA conform de OEI-leidraad werd toegepast.Verheem besprak er twee: spoor Roosendaal-Antwerpen en de HSL-Oost (het plan voor eenhogesnelheidstrein van Amsterdam via Utrechten Arnhem naar Duitsland).Bij het project om extra capaciteit voor goede-renvervoer per spoor tussen Roosendaal en Ant-werpen te cre?ren, ging de MKBA pas van starttoen het MER al bijna klaar was. Waar in hetMER met ??n scenario voor de middellange ter-mijn werd gewerkt, belichtte de MKBA vijf toe-komstscenario's. Het MER onderscheidde varian-ten per baanvak, de MKBA keek alleen naar dehele lijn. En in de MKBA kwamen een gefaseer-de en een uitgestelde aanleg nadrukkelijk alsre?le alternatieven in beeld, terwijl deze optiesin het MER ontbraken. Verder viel op dat deFaseringsopties komen inMKBA's vaak aan de orde,in m.e.r.'s is dat mindergebruikelijk.Tijdens het seminar werd het eerste gedrukte exemplaar van het rapport Waardering van Na-tuur, Water en Bodem in Maatschappelijke Kosten-batenanalyses ten doop gehouden. Deze aan-vulling op de Leidraad OEI is opgesteld door dr.ir. E.C.M. Ruijgrok, dr.ir. R. Brouwer enprof.dr. H. Verbruggen, in opdracht van de Ministeries van LNV samen met EZ en V&W. In hetrapport (86 pagina's) wordt uiteengezet wat er komt kijken bij de `vertaling' van fysieke effec-ten naar welvaartseffecten en welke monetariseringsmethoden daarbij bruikbaar zijn. Eengefingeerde case-study, gebaseerd op de IJzeren Rijn, biedt hiervan een illustratie. Het rapport,ISBN 90-75365-73-X, is uitgegeven door ?neas. Informatie en bestellingen via 0411-650085,www.aeneas.nl.Rapport Waardering van Natuur, Water en Bodem in Maatschappelijke Kosten-batenanalyses25V e r s l a gk e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5milieu-informatie uit het MER slechts voor eendeel in de MKBA terugkeerde en bijvoorbeeld deeffecten voor geluid en externe veiligheid nietgemonitariseerd werden, terwijl daar in het MERvanzelfsprekend wel veel aandacht naar uitging.Ook bij de HSL-Oost waren er opmerkelijke ver-schillen. Het MER beschouwde een benuttings-alternatief (gebruik van het huidige spoor) metinbegrip van mitigerende maatregelen. De MK-BA werkte met een basisalternatief zonder miti-gerende maatregelen. De veiligheidsaspectenwerden wel in het MER behandeld, maar niet inde MKBA. Omgekeerd nam de MKBA de emis-sies naar lucht w?l mee, en het MER juist weerniet. En ook de presentatie van de resultaten wasnogal uiteenlopend. Verheem: "Onze indrukwas: de MKBA vat te veel samen, het MER vat teweinig samen."Op basis van dit soort ervaringen heeft de Com-missie m.e.r. in 2001 aanbevelingen geformu-leerd om beide instrumenten zowel qua timingals qua inhoud beter af te stemmen. Of die aan-bevelingen echt geholpen hebben, is op dit mo-ment nog niet glashelder aan te geven omdat ersindsdien weinig nieuwe projecten zijn gestartdie nu reeds de toetsingsfase (MER en MKBAgereed) hebben bereikt. Verheem noemde nogwel het voorbeeld van de Tweede Maasvlakte,waarbij het uiteindelijk voor een belangrijk deelgelukt is afstemming in uitgangspunten, onder-zochte alternatieven en beschouwde effecten tebewerkstelligen. Niettemin leerde ook dit pro-ject dat m.e.r. en MKBA van nature geneigd zijnop een aantal punten een verschillende insteekte hanteren. In het algemeen gaat het daarbij bij-voorbeeld om het volgende:? Faseringsopties komen in MKBA's vaak aan deorde, in m.e.r.'s is dat minder gebruikelijk.? Het nulalternatief in m.e.r.-verband staat ge-lijk aan `niets doen', terwijl in MKBA-verbandde veronderstelling voor de hand ligt dat hetgeld aan iets anders wordt besteed, wat ver-volgens weer andere maatschappelijke kostenen baten met zich meebrengt.? Een MER spitst zich veelal toe op regionaleeffecten, terwijl het in een MKBA vanzelfspre-kender is ook effecten op nationaal niveau(voor de `BV Nederland') mee te nemen.Al met al valt er ter verbetering van de inhoude-lijke afstemming in uitgangspunten, alternatie-ven en effecten nog het nodige werk te verrich-ten, maar dat lijkt allerminst een onmogelijkeopgave. D? sleutel zou wel eens kunnen liggenin de persoonlijke factor, in de bemensing vande teams die het werk doen. De Commissiem.e.r. heeft daarom bij een recent project(Schiphol-Almere) een lid van de toetsingscom-missie voor de MKBA gevraagd aan te schuivenin de werkgroep van de Commissie die het MERgaat toetsen. En Arjen 't Hoen benadrukte ver-schillende malen dat het enorm kan helpen wan-neer in elk geval de projectleider goed van beidemarkten thuis is. Hij of zij kan als geen ander dealom gewenste inhoudelijke afstemming in hetoog houden en aansturen.Procedurele afstemmingEen volgend punt is de afstemming op het pro-cedurele vlak. Arjen 't Hoen somde op een sheeteen aantal "suggesties" op:? gezamenlijke startnotitie;? bekijken of richtlijnen voor een Traject-nota/MER ook van nut zijn voor OEI;? mogelijk gezamenlijke consultatie van belang-hebbenden n.a.v. gezamenlijke startnotitie;? koppeling tussen Commissie m.e.r. en toet-singscommissie OEI.Merk op dat in de bovenstaande formuleringeneen zekere terughoudendheid besloten ligt:"suggesties", "bekijken of...", "mogelijk geza-menlijke consultatie...". Van een volledige enwettelijk verankerde procedurele integratie vanm.e.r. en OEI/MKBA hoeft het volgens 't Hoenniet te komen, en daarin kreeg hij bijval van Ver-heem. Beiden gaven aan erop te vertrouwen dater ook zonder harde wettelijke verplichtingengelegenheid genoeg is om toch de handen ineente slaan.Wel gaf Verheem aan dat er wat hem betreft nogiets afgesproken moet worden voor de fase dievooraf gaat aan de start van een m.e.r. Bij meniggroot project wordt in dat stadium ? de verken-ning ? een zogenoemde kentallen-kostenbaten-analyse uitgevoerd. Daarin spelen milieueffecteneen rol. Maar in de kwaliteitsborgen die er rondmilieu-informatie zijn zodra een m.e.r. eenmaalloopt, is in het voorbereidende stadium nog nietvoorzien. Terwijl juist daar regelmatig belangrijkebesluiten vallen, zoals een `go/no-go-beslissing'.AgendaWat staat er op de agenda voor de komendeperiode? Om te beginnen natuurlijk nader on-derzoek. Dat is immers altijd nuttig. De bunde-ling van methoden en technieken in het eerdergenoemde rapport biedt in elk geval een over-zicht van de state of the art, maar laat zien dat erook nog volop ruimte is voor verdere verfijn-ingen en verbeteringen van de praktische toe-pasbaarheid. Bovendien lijkt de bepleite kop-peling tussen m.e.r./SMB en MKBA op hetstrategische niveau om nieuwe methoden entechnieken te vragen.Intussen kan een verbetering van de inhoude-lijke afstemming in de praktijk gerust nog forsestappen verder gebracht worden. Natuurlijkhebben m.e.r. en MKBA hun eigen perspectief,maar er valt geen enkel voordeel te putten uit hetwerken met fundamenteel verschillende uit-gangspunten en alternatieven. En je schiet erook niets mee op om de milieu-informatie dieeen m.e.r. oplevert terzijde te schuiven, terwijl jedie informatie ook heel goed als input voor eenMKBA kunt gebruiken. Dat laatste vereist weldat er iemand bovenop zit om de meervoudigebruikbaarheid van die informatie van meet afaan in het oog te houden.En dat brengt ons bij het laatste en tevens be-langrijkste agendapunt. Wil die verbetering vande inhoudelijke afstemming echt van de grondkomen, dan zal dat vooral moeten komen vande teams en de projectleiders die de klus moe-ten klaren. Dat bijvoorbeeld de Commissiem.e.r. en de hoeders van het OEI-gedachtegoedbinnen het Ministerie van Verkeer & Water-staat inmiddels uitstekend on speaking termszijn, is natuurlijk al heel wat. Maar deze clubsschrijven niet zelf de milieueffectrapporten en deMKBA- studies. D?t moet opgeknapt worden opde werkvloer. En daar wordt nog vaak los vanelkaar en langs elkaar heen gewerkt, zo viel inreacties vanuit de zaal te beluisteren. vVolgens Rob Verheem (Commissie m.e.r.) en Arjen 't Hoen (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) kan de inhoudelijkeafstemming tussen m.e.r. en MKBA nog zeker beter, maar is procedurele integratie niet nodig.Op de werkvloer wordtnog vaak los van elkaar enlangs elkaar heen gewerkt.
Reacties