In november 2009 heeft het Kabinet een aantal principekeuzes gemaakt voor de ontwikkeling van het gebied Amsterdam – Almere – Markermeer. Die keuzes worden verder uitgewerkt in een Rijksstructuurvisie, waarvoor te zijner tijd ook een plan-MER zal verschijnen. In het vervolgtraject zal het milieubelang zodoende nog de nodige aandacht krijgen. Maar ook bij principekeuzes helemaal in het begin van een complex planvormingsproces helpt het om een helder beeld te hebben van wezenlijke verschillen tussen opties. Daartoe is een milieueffectenanalyse uitgevoerd, een ‘MEA’. Hoe is dit in z’n werk gegaan? En wat voor soorten inzichten levert zo’n exercitie op?
TOETS031026WEzEnlijkEmiliEuvErSchillEnvrOEginbEEldmiliEuEffEcTEnanalySE`raam-briEf'innovember2009heefthetkabineteenaantalprincipekeuzesgemaaktvoordeontwikkelingvanhetgebiedamsterdam?almere?markermeer.diekeuzeswordenverderuitgewerktineenrijksstructuur-visie,waarvoortezijnertijdookeenplan-mErzalverschijnen.inhetvervolgtrajectzalhetmilieubelangzodoendenogdenodigeaandachtkrijgen.maarookbijprincipekeuzeshelemaalinhetbeginvaneencomplexplanvormingsproceshelpthetomeenhelderbeeldtehebbenvanwezenlijkeverschillentussenopties.daartoeiseenmilieueffectenanalyseuitgevoerd,een`mEa'.hoeisditinz'nwerkgegaan?Enwatvoorsoorteninzichtenlevertzo'nexercitieop?Ewoutd?nszelmann,yvonnevanmanenenmarijkevisser-PoldervaartCASE-STUDYDe Oostvaardersplassen.TOETS031027DE AUTEUrSEwout D?nszelmann (015-2150150, donszelmann@ce.nl) is projectlei-der bij CE Delft. Yvonne van Manen (manen@de-overlaat.nl) is werk-zaam bij Ingenieursbureau De Overlaat. Marijke Visser-Poldervaart (ma-rijke.visser-poldervaart@oranjewoud.nl) is werkzaam bij Oranjewoud.rijk en regio willen de internationale concurrentiekracht en deduurzaamheid van de Noordelijke Randstad een impuls geven.In het programma Randstad Urgent zijn vijf grote projectenaangewezen die daaraan moeten bijdragen:? schaalsprong Almere;? verbetering openbaar vervoer tussen Schiphol, Amsterdam, Almere enLelystad;? verbetering van de ecologische kwaliteit van het Markermeer en hetIJmeer (toekomstagenda Markermeer-IJmeer, TMIJ);? de ontwikkeling van de luchthaven Lelystad in relatie tot de ontwik-keling van Schiphol;? verbetering van de bereikbaarheid via de weg en het openbaar vervoertussen Almere, 't Gooi en Utrecht.Deze vijf projecten worden bij de uitwerking en besluitvorming in samen-hang bezien. Als onderdeel van deze aanpak heeft het Kabinet inmiddelseen aantal principekeuzes vastgesteld voor de ontwikkeling van het gebiedtussen Amsterdam, Almere en Markermeer. Deze keuzes zijn gepresenteerdin de RAAM-brief die het Kabinet op 6 november 2009 heeft gepubliceerd.`RAAM' staat voor `Randstad-besluiten Amsterdam ? Almere ? Marker-meer'. De keuzes van het Kabinet tot 2030 betreffen de bouw van 60.000woningen in Almere, met de nadruk op een westelijke ontwikkeling van destad, de versterking van de OV- en weginfrastructuur, het starten van eenhogeschool in Almere en een sterke impuls voor de natuurontwikkeling inIJmeer en Markermeer. Een IJmeerverbinding (openbaar vervoer) tussenAlmere en Amsterdam is nog onderwerp van nader onderzoek.De RAAM-brief geeft de koers voor de na te streven ontwikkelingen aan.Daarbij heeft het Kabinet in november 2009 tevens besloten om een Rijks-structuurvisie op te stellen waarin de principekeuzes uit de RAAM-briefverder uitgewerkt en ingevuld zullen worden. In dat kader wordt een plan-MER opgesteld. Dit neemt niet weg dat ook reeds de principekeuzes in deRAAM-brief door milieuoverwegingen gevoed zijn. Bij het totstandkomenvan deze brief is namelijk niet alleen een maatschappelijk platform vanbelangengroepen geconsulteerd en een maatschappelijke kosten-batenanalyseuitgevoerd, maar heeft ook een milieueffectanalyse (MEA) plaatsgevonden.Deze MEA is qua opbouw en aanpak vergelijkbaar met een plan-MER, maarheeft geen offici?le status. De uitgevoerde MEA heeft een methode van wer-ken die bedoeld is om bij complexe planvormingsprocessen al in een heelvroeg stadium de werkelijk onderscheidende milieu-informatie bij debeslissers op het netvlies te krijgen. Wellicht kan een dergelijke methodebij andere vergelijkbare planvormingsprocessen eveneens van pas komen.Daarom geven we in dit artikel een korte toelichting op de MEA zoals dezeten behoeve van de RAAM-brief is uitgevoerd, en laten we zien welke resul-taten uit zo'n exercitie naar voren komen.Methode van werkenBeslissingen over projecten die nog een sterk zoekend karakter hebben,vragen om informatie van een voldoende hoog abstractieniveau. Dit betekentdat voor alle maatregelen uit de alternatieven een korte beschrijving is ge-maakt, met daarbij de effecten (kwalitatief) die kunnen optreden. De be-schrijvingen van de maatregelen bestaan uit herkenbare en onderscheiden-de onderdelen uit de vijf projecten, bijvoorbeeld een brug over het IJmeerof stadsuitbreiding in de polder. De eerste beoordeling van de effecten van demaatregelen laat vervolgens zien of er een knelpunt kan optreden. Daarwaar nodig zijn deze kwalitatieve beoordelingen in een later stadiumgekwantificeerd.De tweede stap beschrijft de kenmerken van de omgeving waar de maat-regelen worden getroffen. Dit laat zien waar de effecten kunnen optredenen geeft al een indicatie van het type effect. De effecten zelf zijn kwalitatiefweergegeven op basis van de volgende criteria: 1. kwaliteit van de leefom-geving, 2. groene omgeving (natuur en landschap) en 3. klimaat. De effec-ten zijn een directe verandering van de omgeving als gevolg van het treffenvan de maatregelen of een meer geleidelijke verandering als gevolg van hetgebruik van de maatregel. In de praktijk is er veel aandacht voor het laatstetype effect (luchtverontreiniging, geluidhinder), terwijl het eerste typemeer zichtbaar en tastbaar is.Het in beeld hebben van de effecten zegt nog niets over het belang van dezeeffecten. Beslissers willen weten of een optredend effect zodanig is dat ditvoorgenomen maatregelen zou belemmeren of zelfs onmogelijk zou maken.In die gevallen is er sprake van een `showstopper'. Een bekend voorbeeldvan een showstopper is het optreden van significant negatieve effecten inNatura 2000-gebieden. De mogelijke knelpunten zijn ge?dentificeerd endiepgaander beschreven. Daarbij is aangegeven of het knelpunt groot is enof het wel of niet gemakkelijk oplosbaar is.De op dat moment ontstane tussenresultaten speelden direct een rol in deverdere ontwikkeling van de alternatieven. Maatregelen die een grootknelpunt opleveren zijn aangepast. Met als gevolg dat de uiteindelijke keuzesuit haalbare alternatieven bestaan, die niet op voorhand al afvallen.De volgende stap bestond uit het beoordelen van de samengestelde alter-natieven. Deze beoordeling is in feite een kwalitatieve optelsom van de eer-der aangegeven effecten. Een alternatief met weinig mogelijke knelpuntenscoort beter dan een alternatief met meerdere knelpunten. Dit leidde toteen rangorde van de alternatieven op grond van de optredende effecten.Deze rangorde is vervolgens de input geweest voor het algemene beoorde-lingskader voor de besluiten in de RAAM-brief.Vier alternatievenIn de MEA ten behoeve van de RAAM-brief zijn uiteindelijk vier ruimte-lijke alternatieven samengesteld en onderling vergeleken. Elk van dezealternatieven is een specifieke stapeling van onderdelen uit de vijfRandstad Urgent-projecten. Zo vari?ren de snelheid waarmee de natuur-ontwikkeling wordt vormgegeven, de richting van de stadsuitbreidingen de aanleg van nieuwe infrastructuur. In feite vormen de vier alter-TOETS031028Almere West Almere Alzijdig Almere Band Almere OostEffectNatuur 1 2 2 4EHS, PEHS 1 2 2 4Soortenrijkdom 1 2 2 4Populatie- en habitatomvang 1 2 2 4Landschap, cultuurhistorie, archeologie 1 4 2 2Landschapsbehoud 3 4 2 1Landschapsontwikkeling 1 3 4 2Cultuurhistorie 2 4 1 2Archeologie en aardkundige waarden 1 2 2 4Klimaat 1 2 3 4Adaptatie 1 1 1 1Mitigatie 1 2 3 4Leefomgevingskwaliteit 1 3 1 3Geluid 2 2 1 1Luchtkwaliteit 1 2 3 4Water 1 2 2 4Waterkwaliteit 1 2 2 4Waterkwantiteit 1 1 1 1CASE-STUDYnatieven de hoeken van het speelveld voor de ruimtelijke ontwikkeling.Heel in het kort zijn de vier alternatieven als volgt te karakteriseren:? Almere West: ori?ntatie op een geconcentreerde stadsuitbreidingaan de westzijde, zelfs in het IJmeer, met daarbij behorende infrastruc-tuur zoals een verbinding door het IJmeer. Daarbij een sterke impulsvoor natuurontwikkeling in IJmeer en Markermeer.? Almere Alzijdig: stadsontwikkeling in geheel Almere, met de nadruk ophet centrum. Infrastructuur in alle richtingen en gefaseerde natuuront-wikkeling.? Almere Band: stadsontwikkeling in geheel Almere, met de nadruk op hetcentrum. Infrastructuur langs bestaande assen en oostwaarts, en gefaseerdenatuurontwikkeling.? Almere Oost: stadsontwikkeling vooral in oostelijke richting met bijbe-horende infrastructuur en sterk gefaseerde natuurontwikkeling.Uitkomsten MEADe uitkomsten van de MEA zijn samengevat in een overzichtstabel (tabel 1)die voor de besluitvormers in een oogopslag helder maakt hoe de vier alter-natieven zich onderling verhouden.De tabel laat zien dat het alternatief Almere West het beste scoort. Ditwordt voornamelijk veroorzaakt doordat in dit alternatief de natuur inhet Markermeer en het IJmeer de sterkste impuls krijgt door het tijdig envolledig uitvoeren van de natuurontwikkeling uit TMIJ (aanleg van eenmoeras in het Markermeer, een luwtedam bij Hoorn, vooroevers met na-Tabel 1. Rangorde van alternatieven.Het IJmeer.TOETS031029In de volgende fasen van de planvorming worden de voornemens concreteren zullen de natuurontwikkeling en de benodigde mitigerende maatrege-len verder onderzocht en ingevuld worden. In passende beoordelingen bijde volgende fasen kan dit verwerkt worden. De verwachting is dat te zijnertijd geconstateerd zal worden dat significante negatieve schade, zoals be-doeld in de Natuurbeschermingswet, kan worden uitgesloten. Significantenegatieve effecten van uitbreiding van de luchthaven Lelystad zijn echtermet de huidige ligging van de voorgestelde vliegbanen niet uit te sluitenvoor het Natura 2000-gebied Oostvaardersplassen.Aandachtspunten vervolgtrajectHet inzicht dat de natuur zich met een stevige impuls kan versterkenonder gelijktijdige investering in woningbouw en infrastructuur in de re-gio, is van groot belang voor het verdere traject. Een sterke koppeling tus-sen de natuurontwikkeling en de gewenste ruimtelijke impuls is noodzake-lijk om ook vanuit de Natuurbeschermingswet de projecten haalbaar tehouden. De keuze van het Kabinet om het geheel in een Rijksstructuurvisieop te nemen en nu al geld te reserveren en te besteden aan natuurontwik-keling in het Markermeer en het IJmeer, getuigt van de wens om de vijfprojecten als een geheel te beschouwen.tuurontwikkeling langs de dijk in Flevoland en vispassages). Verder moetworden opgemerkt dat een variant met een brug als IJmeerverbinding eenbelangrijk negatief effect heeft op de waarde van de openheid van het land-schap van het IJmeer en de cultuurhistorische waarde van het forteilandPampus, dat onderdeel is van de Stelling van Amsterdam. Tegelijkertijd kaneen dergelijke brug als icoon fungeren en daarmee nieuwe landschappe-lijke kwaliteiten toevoegen. Ook het nieuwe waterfront van Almere kanzo'n icoon worden.De Natuurbeschermingswet verlangt bij ontwikkelingen die een mogelijkeffect hebben op Natura 2000-gebieden dat de effecten op de natuur vandeze ontwikkelingen in beeld worden gebracht. Dit gebeurt met een (voor-toets) passende beoordeling. Deze heeft het volgende opgeleverd. Als desterke impuls in natuurontwikkeling (onderdeel TMIJ) functioneert en eenaantal aanvullende mitigerende maatregelen uitgewerkt zijn, dan zijn eco-logisch bezien significant negatieve effecten binnen Markermeer en IJmeerredelijkerwijs uit te sluiten en kan een natuurverrijking ontstaan. Voor deandere Natura 2000-gebieden aan de zuid- en oostzijde van Zuidelijk Flevo-land is de planvorming nog niet concreet genoeg en ontbreken de beno-digde mitigerende maatregelen om op dit moment significant negatieveeffecten al te kunnen uitsluiten.De Oostvaardersplassen.TOETS031030CASE-STUDYHier ligt echter ook een groot risico. Zodra de investeringen in de natuurachterblijven, neemt de kans op significante negatieve effecten op de Na-tura 2000-doelstellingen voor het gebied sterk toe. Het Rijk, als co?rdine-rend overheidsorgaan, zal geld voor de natuurontwikkeling op de begro-ting moeten houden en dit geld tijdig moeten inzetten, dus voordat deuitbreiding van Almere in het IJmeer en de extra infrastructuur wordenaangelegd. Ook de overige betrokken partijen zullen in hun financi?leplanning rekening moeten houden met een voor lange tijd aangegane ver-plichting. Er moeten immers ook lokale maatregelen worden getroffen.Ten slotteBij het voorbereiden van plannen wordt in de regel al snel het opstellenvan een plan-MER gevraagd. Dit betekent dat in een fase waarin de voorne-mens nog niet helder of nog sterk afhankelijk van verschillende beleidsma-tige ontwikkelingen zijn, er al snel in een vast patroon gewerkt moet wor- den. In het proces van de RAAM-brief is gekozen om een vrijere maar net zotransparante milieueffectenanalyse toe te passen. De analyse kon, vanwegede aanpak van grof naar fijn, meebewegen met de ontwikkelingen in deplanvorming en direct antwoord geven op vragen die opkwamen. Deze di-recte wisselwerking tussen het uitvoeren van de analyse en het ontwikke-len van de plannen voorkomt verrassingen op een later moment. Voor debeslissers is het snel duidelijk waar de kansen en grenzen van hun wensenliggen. En de opstellers van de analyse kunnen effici?nt te werk gaan, om-dat niet alle details direct beschikbaar hoeven te zijn.MEEr inforMATiE? Een samenvatting van de RAAM-brief (november 2009) is te vinden opwww.verkeerenwaterstaat.nl/Images/09267%20RU%20RAAM-brief_internet_def_31_tcm195-266884.pdf.? Voor de volledige rapportage `Milieueffecten van de voorstellen in deRAAM-brief', zie www.ce.nl/publicatie/milieueffecten_van_de_voorstellen_in_de_raam-brief_/988.
Reacties