In veel natuurgebieden vindt recreatief medegebruik plaats. De waarde van de natuur kan op gespannen voet staan met het belang van de recreant. Wanneer de natuurgebieden vallen onder het regime van Natura 2000 is een passende beoordeling vereist voor elk project dat kan leiden tot een kans op significante verstoring van het natuurgebied. Hierbij is het voorzorgprincipe leidend. Onzekerheden in de dosis-effectrelaties kunnen leiden tot het niet doorgaan van een project. Het is daarom van het grootste belang kennishiaten te signaleren en door onderzoek te laten opvullen. Maar dat moet ook de recreatiesector zich aantrekken. Want in de praktijk blijkt het gebrek aan kennis omtrent het recreatief gebruik vaak het knelpunt.
TOETS011122STrijdTuSSEnwaardEnEnbElangEnnaTuurvErSTOringiSrEcrEaTiEfprOblEEminveelnatuurgebiedenvindtrecreatiefmedegebruikplaats.dewaardevandenatuurkanopgespannenvoetstaanmethetbelangvanderecreant.wanneerdenatuurgebiedenvallenonderhetregimevannatura2000iseenpassendebeoordelingvereistvoorelkprojectdatkanleidentoteenkansopsignificanteverstoringvanhetnatuurgebied.Hierbijishetvoorzorgprincipeleidend.Onzekerhedenindedosis-effectrelatieskunnenleidentothetnietdoorgaanvaneenproject.Hetisdaaromvanhetgrootstebelangkennishiatentesignalerenendooronderzoektelatenopvullen.maardatmoetookderecreatiesectorzichaantrekken.wantindepraktijkblijkthetgebrekaankennisomtrenthetrecreatiefgebruikvaakhetknelpunt.Henkbaptistnatuur &recreatiein Toets 2009/3 stond het artikel `Recreatieve verstoring: ecologisch pro-bleem?', van Eric van der Aa. Van der Aa komt in dit artikel tot deconclusie dat de ontwikkelmogelijkheden van de (water)recreatie aan-zienlijk belemmerd worden door de natuurbeschermingswetgeving.Hij noemt de vermeende ecologische schade van de recreatie slechtonderbouwd en vaak gebaseerd op flinterdunne wetenschappelijke kennis.Hij vindt dat het aanwijzen van de recreatiesector als zwartepiet voor alleswat fout gaat binnen Natura 2000-gebieden het zicht belemmert op de ech-te problemen en draagvlak verspeelt bij miljoenen recre?rende Nederlanders.Eric van der Aa en ik zijn samenwerkende collega's. De problemen rond eennieuwe jachthaven in het Grevelingenmeer bracht ons samen. Zijn artikelheb ik met belangstelling gelezen, en ik wil er graag op reageren.BewijslastDe kern van wat als een probleem wordt ervaren, is de omkering van debewijslast. Binnen Nederlandse wetgeving was de redenatie gebruikelijkdat effecten moeten worden aangetoond. Wie stelt, moet bewijzen. De na-tuursector zou dan moeten aantonen dat een effect optreedt en schadelijkis. Wanneer dit niet kon worden aangetoond of door advocaten tot onge-loofwaardig kon worden bestempeld, lag vergunningverlening voor dehand. Dit principe gaat nog steeds op in bijvoorbeeld de Wet milieubeheer.In de Natuurbeschermingswet 1998 zijn de Europese Vogelrichtlijn enHabitatrichtlijn ge?mplementeerd. In deze Europese wetgeving wordt debewijslast omgedraaid: aangetoond dient te worden dat g??n schadelijkeffect optreedt. Dit voorzorgprincipe is nu ook in de Natuurbeschermings-DE AUTEUrHenk Baptist (0167-533272, henk@natuurbeschermingswet.nl) heefteen zelfstandig Ecologisch Adviesbureau te Kruisland.wet verankerd en zit nog niet bij iedereen tussen de oren. De natuursector,zo die al bestaat, is wel blij met dit principe. In het algemeen wordt de lastvan de bewijsvoering nu bij de partij met geld neergelegd. Er moet wel voorworden gewaakt dat dit principe op redelijke wijze wordt toegepast. Uit hetzogenoemde kokkelarrest van het Europees Hof (C127/02) komt de striktjuridische eis voort dat slechts toestemming voor een activiteit mag wor-den gegeven wanneer de zekerheid is verkregen dat de activiteit geen scha-delijke gevolgen heeft voor de natuurlijke kenmerken van het betrokkengebied, en dat dit het geval is indien er wetenschappelijk gezien redelijker-wijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn. Hier gehan-teerde begrippen als `zekerheid' en `wetenschappelijk gezien geen twijfel'zijn afkomstig van juristen. Wetenschappers weten dat dit onmogelijkeeisen zijn. Vanuit de wetenschap worden de beslissers geconfronteerd metrivaliserende theorie?n, uitspraken voorzien van kansaanduidingen, ge?x-pliciteerde inherente onzekerheden, hypothesen of inschattingen met be-trekking tot risico's (zie ook WRR, 2002). Het beleid wil zekerheden en gaatrisicomijdend gedrag vertonen. Van der Aa (2009) noemt in dit verband hetvoorbeeld van het Omgevingsplan Zeeland 2005, waarin veiligheidshalveTOETS011123De waardevertegenwoordiger kan niet meer dan een traan laten. Juist om-dat in het verleden (en ook nu nog) deze afweging niet evenwichtig werd ge-maakt, de natuur is aangetast en weer op orde moet worden gebracht, en dewaardevertegenwoordigers ten opzichte van belangenbehartigers vaak de zwak-kere partij zijn, heeft `Europa' hier heel duidelijke grenzen getrokken. Een ieder,ook de huidige regering, dient dit primaat van het Europees recht te erkennen.De praktijkHet lijkt of er veel kennis is omtrent de biota in Nederland. Van der Aa(2009) signaleert dat de natuurbeschermers (amateurs) al decennialanggegevens verzamelen. Dit is niet alleen voor vogels het geval maar voor talvan diergroepen. Een groot deel van de gegevens is door natuurbeschermersverzameld om de natuur te beschermen. De overheid als opdrachtgevervoor professionele monitoring speelt slechts een bescheiden rol.De achilleshiel zit echter in de interpretatie van de gegevens. Hier wreektzich de bezuiniging op wetenschappelijk en toegepast wetenschappelijkonderzoek. Het probleem gaat het amateuristisch niveau al snel, kwanti-tatief, te boven. Voor een verantwoorde prognose is meer kennis nodig danalleen omtrent de voorkomende aantallen en de verstoringsafstand. OokVan der Aa (2009) maakt hierin denkfouten. Eenvoudige correlaties vol-staan niet. Voor een oorzakelijk verband ontbreekt vaak de kennis. Gezondverstand moet hier de doorslag geven. Een toename van een soort in eengebied hoeft niet te betekenen dat alles koek en ei is. Een voor de hand lig-gende reden voor een toename is dat het in andere gebieden slecht gaat.Minimaal dient er dus op populatieniveau overzicht te zijn van ontwikkelin-gen. Helaas kan dit wel betekenen dat een initiatief in Nederland geen door-gang kan vinden omdat men het in Luilekkerland niet zo nauw neemt metde regels. Het argument dat die vogels wel naar elders vliegen treft ookgeen doel. In principe evolueert elke populatie naar een niveau dat ergenseen draagkracht representeert. Alleen wanneer duidelijk kan worden aan-getoond dat de populatie niet wordt begrensd door de lokale situatie, kandit argument worden gebruikt.maar meteen een grote verstoringsafstand van 4000 meter voor de rood-keelduiker dwingend is vastgelegd. Soms anticipeert de wetenschap op debesluitvormingsprocessen door wiskundige begrippen te gebruiken dieook worden gebruikt in het juridische kader. Als wetenschappers het wis-kundig begrip `significantie' defini?ren op een laag niveau (bijvoorbeeld 50procent), kunnen ze met droge ogen beweren dat de wetenschappelijke ze-kerheid (95 procent) bestaat dat er geen significante effecten optreden(Wijnhoven & Escaravage 2008). Juristen benutten (of sturen?) dit flexibeltaalkundig gebruik. De echte oplossing ligt echter in het verwerven van debenodigde kennis om een verantwoorde afweging te maken.Waarden en belangenHet spreekwoordelijke appels met peren vergelijken is hier van toepassing.Natuur en recreatie zijn twee onvergelijkbare begrippen. Natuur is een waarde.Als waarde is het vergelijkbaar met begrippen als vrede, veiligheid, vrijheid ofrechtszekerheid. Een waarde is een zaak die essentieel is voor een goed functi-oneren en voor een duurzaam voortbestaan van een individu of van een gemeen-schap (Van Wijmen 2010). De natuur stelt ons de wet, wij maken er deel van uiten zijn aan haar wetten onderhevig. Simpele voorbeelden zijn de zuurstof- enCO2-huishouding en de productie van voedsel. Om dit hoge abstractieniveauenigszins handen en voeten te geven wordt onder andere gewerkt met het be-grip biodiversiteit als een randvoorwaarde voor het blijvend functioneren vande natuur. Iets heel anders dan waarden zijn belangen. Een belang is eenbehoefte van fysieke, materi?le of immateri?le aard (Van Wijmen 2010).Een belang kan men hebben, een waarde niet.Bij de problemen die we hier behandelen is sprake van een botsing tussende waardevertegenwoordigers van natuur en de belangenbehartigers vanrecreatie. De belangenbehartigers, in brede zin, zijn eraan gewend datbelangen onderhandelbaar zijn. De waardevertegenwoordiger voelt datniet zo. Hij is van mening dat de recreant wel het recht heeft van toegangtot die natuur, maar niet zodanig dat het de waarde aantast. De belangen-behartiger komt bij een schending van zijn belang voor zijn rechten op.Een nieuw natuurgebied van 107 hectare aan de noordzijde van de Nieuwkoopse plassen. Intensief belopen door recreanten met tevens een hoge dichtheid aan zeldzame moerasvogels.Foto:ErIcvaNdEraaTOETS011124natuur &recreatiedel op het IJsselmeer (een voorbeeld dat Van der Aa aanhaalt) was nietgoed. Een concrete beschrijving van dit model met de aannames is nietgepubliceerd, het blijft een black box. De toepassing was aantoonbaar on-juist. De indruk is gewekt dat de conclusie op wetenschappelijke wijze isverkregen. Het is terecht dat men niet kon instemmen met deze resultaten.Juist door de onvolkomen aanpak is de discussie hoog opgelopen.Bij een poging de gevolgen van een uitbreiding van een jachthaven op hetGrevelingenmeer te modelleren, werd geconstateerd dat er veel kwantita-tieve gegevens waren van de vogels, maar nauwelijks van de recreatie. Bijeen vervolgonderzoek is daarom de nadruk gelegd op het verkrijgen vaninzicht in de aard, herkomst en ruimtelijke spreiding van recreatieveactiviteiten (Van der Aa & Van Oosten (in voorbereiding)). Het lijkt numogelijk de effecten van verstoring modelmatig te kwantificeren. Vervol-gens rijst echter de vraag of het effect een significant gevolg heeft voor deinstandhoudingsdoelstelling of de populatie. Hier stuit men weer op be-langrijke hiaten in de kennis. Gezond verstand moet weer de doorslag gaangeven. Resumerend kan worden gesteld dat de kennishiaten met betrek-king tot de gevolgen van waterrecreatie liggen op het gebied van onvol-doende kennis omtrent het gedrag van de recreant en op de interpretatievan de effecten. Met betrekking tot het eerste punt ligt hier een duidelijkeopdracht voor de sector.ConclusieDe maatschappelijke betekenis van de waarde van natuur is enorm, enmoeilijk te overschatten. De ontwikkelings- en herstelmogelijkheden vande natuur worden begrensd door het menselijk medegebruik, waarvanrecreatie ??n verschijningsvorm is. De noodzaak tot natuurbehoud en -her-stel kan een belemmering zijn voor verdergaande recreatieontwikkelingen.Bij de beoordeling van de effecten van recreatie op natuur is het voorzorg-principe van toepassing. Voor een verdere ontwikkeling is het daarom vangroot belang bestaande onzekerheden expliciet te maken en te reduceren.Hier liggen taken voor zowel de recreatiesector als voor de overheid. Derecreatiesector moet het eigen gedrag inzichtelijk maken. En de overheidmoet, om de economie draaiend te houden, investeren in wetenschappe-lijke kennis om een goede afweging tussen deze waarden en belangenmogelijk te maken. Wanneer de overheid persisteert in het ondergeschiktmaken van natuurwaarden aan economische waarden, zal de wal het schipkeren. Evenzo hoort men vaak dat het helemaal niet erg is dat de vogels maar eenhalve in plaats van een hele dag kunnen eten. Maar veel vogels hebben veeltijd nodig voor het foerageren. Dit kan bijvoorbeeld zijn omdat prooienmoeilijk te vinden zijn (lange zoektijd), veel prooien noodzakelijk zijn omdatze afzonderlijk maar een kleine voedingswaarde hebben, de spijsverteringvan de vogel limiterend is, enzovoort.ModellenHet gebruik van simulatiemodellen is aanbevelenswaardig. Het dwingtlogisch na te denken over de dosis-effectrelaties. Alle relaties worden in eenmodel systematisch beschreven. Wanneer het onderzoek is verricht en depassende beoordeling openbaar wordt, moet een derde de redenatie kun-nen reproduceren. Een goed model kwantificeert de onzekerheden. Helaasstokt de zaak vaak op een gebrek aan kennis. Maar door een verantwoordemodelaanpak wordt dan ook duidelijk waar de kennis ontbreekt. Als dithet geval is, moet de logica het overnemen. In ieder geval moet duidelijkzijn wat modelmatig is bepaald, wat de betrouwbaarheid hiervan is en hoede eindconclusie tot stand is gekomen. De toepassing van een recreatiemo-rEfErEnTiEs? Aa, Eric van der, 2009. Recreatieve verstoring: ecologisch probleem? Toets2009/3.? Aa, Eric van der & Tineke van Oosten, in voorbereiding. Ontwikkeling vaar-recreatie Grevelingen in relatie tot Natura 2000-doelen.? Wijnhoven, Sander & Vincent Escaravage, 2008. Effecten van kokkelvisserijop de Slikken van de Dortsman (Oosterschelde); Bodemdiergemeenschappenen sedimentkarakteristieken voor en na het vissen en ??n jaar later. NIOO-CEME rapport 2008-01, KNAW-NIOO, Centrum voor Estuariene en MarieneEcologie,Yerseke.? Wijmen, P.C.E van, 2010. Natuur en landschap: luxe of noodzaak? Warande-lezing 2010 (www.brabantsemilieufederatie.nl/warandelezing).? WRR (Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid), 2002. Duurzameontwikkeling; Bestuurlijke voorwaarden voor een mobiliserend beleid.Sdu Uitgevers, Den Haag.Een kokmeeuwenkolonie in een druk bevaren recreatieplas. de vraag is of het eiland nog meer broedparen had gehuisvest als er geen bootjes omheen voeren.Foto:ErIcvaNdEraa
Reacties