Eind 2006 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in het Staatsblad gepubliceerd1. Het is de bedoeling dat de Wro op 1 juli 2008 in werking treedt2. De Wro vervangt de bestaande Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Daarmee komen de bestaande instrumenten voor het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen (grotendeels) te vervallen. Daarvoor in de plaats komen nieuwe instrumenten, met een andere inhoud en strekking. Een belangrijke verandering in dat kader is dat rijk en provincies instrumenten krijgen waarmee zij hun ruimtelijke doelstellingen zelf kunnen waarmaken. De WRO biedt die mogelijkheid niet of nauwelijks. In dit artikel wordt daarom vooral aandacht besteed aan de nieuwe rol voor rijk en provincies. Aan het eind komt ook kort de relatie tussen de nieuwe Wro en de m.e.r.-procedure aan de orde.
TOETS0607NiEuwEiNSTrumENTENvOOrruimTElijkEONTwikkEliNgENNiEuwEwETruimTElijkEOrdENiNgEind2006isdenieuwewetruimtelijkeordening(wro)inhetStaatsbladgepubliceerd1.Hetisdebedoelingdatdewroop1juli2008inwerkingtreedt2.dewrovervangtdebestaandewetopderuimtelijkeOrdening(wrO).daarmeekomendebestaandeinstrumentenvoorhetrealiserenvanruimtelijkeontwikkelingen(grotendeels)tevervallen.daarvoorindeplaatskomennieuweinstrumenten,meteenandereinhoudenstrekking.Eenbelangrijkeveranderingindatkaderisdatrijkenprovinciesinstrumentenkrijgenwaarmeezijhunruimtelijkedoelstellingenzelfkunnenwaarmaken.dewrObiedtdiemogelijkheidnietofnauwelijks.inditartikelwordtdaaromvooralaandachtbesteedaandenieuwerolvoorrijkenprovincies.Aanheteindkomtookkortderelatietussendenieuwewroendem.e.r.-procedureaandeorde.AbrahamEsmeijerwetgevingFoto:scx.huTOETS060710DE AUTEURMr. Abraham P.W. Esmeijer (053-4804200, a.esmeijer@kienhuishoving.nl)is advocaat bij Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen N.V. te Ensche-de en is gespecialiseerd in ruimtelijk bestuursrecht.Thans leggen rijk en provincies hun ruimtelijke doelstellingenvast in planologische kernbeslissingen (pkb's) en streekplan-nen. Pkb's en streekplannen bevatten geen voor burgers bin-dende voorschriften. Alleen (gemeentelijke) bestemmingsplan-nen bevatten die. Dit betekent dat rijk en provincies voor deconcrete vertaling van hun doelstellingen in voor burgers bindende voor-schriften afhankelijk zijn van gemeenten. De nieuwe Wro breekt met ditsysteem.NieuweinstrumentenVolgens de wetgever hebben rijk en provincies eigen taken en verantwoorde-lijkheden, die zij daarom ook zelf moeten kunnen waarmaken. De Wrobiedt daarvoor de `tools'. De betreffende instrumenten komen hieronderaan de orde. Voor nu is van belang dat rijk en provincies van deze instru-menten gebruik mogen maken wanneer sprake is van `rijksbelangen' of van`provinciale belangen'. Wat daaronder precies wordt verstaan, staat niet inde Wro. De wetgever heeft het met opzet aan rijk en provincies overgelatenom hieraan zelf invulling te geven.Dit betekent overigens niet dat iedere keer dat sprake is van een ruimtelijkedoelstelling van het rijk of een provincie, het rijk of die provincie deze doel-stelling ook zelf moet realiseren. Integendeel, het uitgangspunt van de wet-gever is dat het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen moet plaatsvin-den op het meest decentrale overheidsniveau, door gemeenten. Pas als eeneffectieve en evenwichtige realisering alleen op een hoger bestuurlijk ni-veau kan plaatsvinden, is een rol weggelegd voor rijk en provincies. Daarbijvalt te denken aan grotere infrastructurele projecten, het veiligstellen vande ecologische hoofdstructuur enzovoort. De praktijk moet uitwijzen hoerijk en provincies aan het uitgangspunt `decentraal wat kan, centraal watmoet' invulling gaan geven.De Wro biedt aan rijk, provincies en gemeenten een aantal instrumentenvoor het realiseren van ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij is onderscheidgemaakt tussen instrumenten die beleidsvorming, normstelling en uitvoe-ring betreffen3. In dit artikel beperk ik mij tot de beleidsvormende en norm-stellende instrumenten.Structuurvisies(artikelen2.1-2.4)Rijk, provincies en gemeenten worden verplicht voor hun gehele grond-gebied ??n of meer structuurvisies op te stellen. Daarnaast mogen zij struc-tuurvisies opstellen voor aspecten van ruimtelijk beleid, zoals de spreidingvan windmolenparken en het recreatiebeleid. Hoewel de Wro daartoe nietverplicht, kan uit bijzondere wetten wel een verplichting voortvloeien tothet opstellen van een structuurvisie voor bepaalde ruimtelijke aspecten. Zo ishet blijkens het wetsvoorstel Waterwet de bedoeling dat rijk en provinciesverplicht worden het waterbeleid vast te leggen in waterplannen. Die water-plannen worden aangemerkt als structuurvisies4. De Natuurbeschermings-wet 1998 gaat het rijk verplichten een Structuurvisie Natuur en Landschap opte stellen. Die moet inzicht bieden in de ruimtelijke aspecten van het rijksbe-leid ten aanzien van natuur en landschap5. Deze structuurvisie kan eengrondslag bieden voor de aanwijzing van beschermde natuurmonumenten.De bedoeling van de wetgever is dat structuurvisies globaal van opzet zijnen slechts `ontwikkelingslijnen' schetsen. De Wro eist daarom alleen dateen structuurvisie de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling bevat,evenals de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid. Daarnaast moet een struc-tuurvisie ingaan op de wijze waarop beoogd wordt die ontwikkeling te ver-wezenlijken. De wetgever is op dit punt echter niet consequent. Structuur-visies kunnen namelijk ook een grondslag bieden voor het vestigen van eenvoorkeursrecht op basis van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) envoor het opnemen van bepalingen in overeenkomsten over grondexploita-tie, die ontwikkelaars verplichten tot financi?le bijdragen aan `bovenplanse'ruimtelijke ontwikkelingen6. De structuurvisie die voor het een of het an-der een grondslag wil bieden, kan niet volstaan met het schetsen van `ont-wikkelingslijnen' en zal op onderdelen veel concreter moeten zijn. Datzelf-de geldt voor de Structuurvisie Natuur en Landschap, die een grondslag wilbieden voor de aanwijzing van beschermde natuurmonumenten.Structuurvisies zijn beleidsvormend en niet normstellend. Van een formeleplanhi?rarchie is bovendien geen sprake. Dat betekent dat provincies kun-nen afwijken van structuurvisies van het rijk en dat gemeenten kunnen af-wijken van structuurvisies van rijk en provincies. Een afwijking kan voorhet hogere bestuurlijke niveau echter wel aanleiding zijn om in te grijpen.Structuurvisies dienen in dat kader vooral als een leidraad voor het hande-len van rijk, provincies en gemeenten zelf. De Wro voorziet daarom niet ineen uitgebreide besluitvormingsprocedure. Inspraak door burgers is nietverplicht en structuurvisies zijn uitgesloten van bezwaar en beroep7. Struc-tuurvisies moeten dynamische documenten worden, die eenvoudig kunnenworden aangepast, zodat rijk, provincies en gemeenten daarmee vooruitkunnen lopen op ruimtelijke ontwikkelingen.Bestemmingsplannen(artikelen3.1-3.9,3.26en3.28)Het bestemmingsplan blijft als instrument bestaan. Nieuw is dat bestem-mingsplannen ook door rijk en provincies kunnen worden opgesteld. Inmid-dels is duidelijk dat zij van deze bevoegdheid ook gebruik zullen gaan ma-1 wetvan20oktober2006,Stb.2006,566.2 volgensdelaatsteprognosevanhetministerievanvrOm.3 dewrObevatgeenduidelijkonderscheidtussenbeleidsvormende,normstellendeenuitvoerendeinstrumenten.Zokunnenstreekplannen,dievooralbeleidsvormendzijn,ookconcretebeleidsbeslissingenbevatten,dienormstellendzijn.vandezeonduidelijkheidwildedewetgeveraf.4 Artikel4.1en4.4wetsvoorstelwaterwet.5 Artikel5.3onderdeelB(ontwerp)invoeringswetwro.6 Artikel6.24grondexploitatiewet(wro).7 ditlaatonverletdatinspraakverordeningenweltotinspraakkunnenverplichten.volgensdememorievanToelichtingachtdewetgeverinspraakgewenst.wetgevingTOETS060711ken. Zo heeft de provincie Noord-Holland al te kennen gegeven zelf een be-stemmingsplan te zullen gaan opstellen voor de Westfrisiaweg. De provincieZuid-Holland heeft de verantwoordelijkheid genomen om op deze manier tezorgen voor de planologische inpassing van de RijnGouwelijn. Bestemmings-plannen van rijk en provincies worden in de Wro inpassingsplannengenoemd, maar verschillen niet van bestemmingsplannen van gemeenten.Wat de inhoud van bestemmingsplannen betreft, brengt de Wro weinignieuws. Het bestemmingsplan vermeldt de bestemmingen van de grondenen verbindt aan die bestemmingen gebruiks- en bouwvoorschriften. Welworden zaken die nu via de bouw- en leefmilieuverordening worden gere-geld, naar het bestemmingsplan overgeheveld. Zo kan een bestemmings-plan voortaan een sloopvergunningenstelsel bevatten (artikel 3.3) en kun-nen in het bestemmingsplan bestemmingen worden aangewezen waarvande verwezenlijking noodzakelijk wordt geacht (artikel 3.4)8. Het gevolg vanzo'n aanwijzing is dat belanghebbenden rechtstreeks worden aangeschre-ven, beroepschriften met voorrang worden behandeld en onteigening metverkorte termijnen kan plaatsvinden. Nieuw is dat in het bestemmingsplangebieden kunnen worden aangewezen waarbinnen de daar aanwezigebouwwerken dienen te worden gemoderniseerd of vervangen door gelijk-soortige bebouwing van gelijke of nagenoeg gelijke bouwmassa (artikel 3.5).Het gevolg van een dergelijke aanwijzing is vergaand. Zolang modernise-ring of vervanging niet heeft plaatsgevonden, wordt het gebruik van degronden namelijk geacht in strijd te zijn met het bestemmingsplan, metalle gevolgen van dien (handhaving, onteigening).In procedureel opzicht verandert er meer. De besluitvormingsprocedurewordt verkort en bevat minder inspraak- en toetsingsmomenten dan nu hetgeval is. Bestemmingsplannen hoeven niet meer door Gedeputeerde Statente worden goedgekeurd9. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan isde uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemenewet bestuursrecht van toepassing. De procedure begint met het opstellen enter inzage leggen van een ontwerp-bestemmingsplan. Gelijktijdig wordt hetontwerp toegezonden aan ? onder meer ? de diensten van rijk en provincie.Een ieder kan een zienswijze indienen. Ook rijk en provincie kunnen datdoen. Binnen twaalf weken na de terinzagelegging beslist de gemeenteraadover de vaststelling. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt hierna be-kendgemaakt. Dat gebeurt binnen twee weken, tenzij door rijk of provincieeen zienswijze is ingediend en deze zienswijze niet is overgenomen of ereen wijziging ten opzichte van het ontwerp heeft plaatsgevonden. In diegevallen geldt een termijn van zes weken voor bekendmaking. Gedurendedie zes weken kunnen rijk en provincie voorkomen dat die onderdelen vanhet bestemmingsplan, die volgens hen in strijd zijn met rijks- of provincialebelangen, in werking treden10. Als rijk en provincie van deze bevoegdheidgeen gebruik maken, treedt het bestemmingsplan zes weken na bekendma-king in werking, tenzij beroep is ingesteld en om schorsing is gevraagd. Te-gen de vaststelling van het bestemmingsplan staat rechtstreeks beroep openbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de ABRvS).Bestemmingsplannen gelden voor maximaal tien jaren. Als niet binnendeze termijn een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld, `vervalt de be-voegdheid tot het invorderen van rechten ter zake van na dat tijdstip doorof vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten die verband houdenmet het bestemmingsplan' (artikel 3.1 lid 4). Om welke rechten het preciesgaat, staat niet beschreven. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat debedoeling is dat in ieder geval de bevoegdheid tot het invorderen van bouw-leges vervalt. Er zijn twee alternatieven voor het vaststellen van een nieuwbestemmingsplan na tien jaren: een besluit tot verlenging van het bestem-mingsplan of de vaststelling van een beheersverordening. De beheersveror-dening komt verderop aan de orde.Ontheffingenenprojectbesluiten(artikelen3.10-3.15,3.27en3.29)De Wro biedt een aantal mogelijkheden om af te wijken van het bestem-mingsplan. Daartoe moet ontheffing van het bestemmingsplan worden ver-8 Artikel13wrObiedtdiemogelijkheidookreeds.9 welkunnenbestemmingsplannengoedkeuringbehoeveningevolgeartikel19jNatuurbeschermingswet1998.Hetbetreftbestemmingsplannendiedekwaliteitvaneennatuurlijkehabitatendehabitatvansoortenineennatuurbeschermingsgebiedkunnenverslechterenofeenverstorendeffectkunnenhebbenopdesoortenwaarvoorhetgebiedisaangewezen.OverigenswordtopditmomentgewerktaaneenwetsvoorsteltotaanpassingvandeNatuurbeschermingswet1998,datermedetoestrektomhetgoedkeurings-vereistetelatenvervallen.Artikel5.3onderdeeld(ontwerp)invoeringswetwro.Ziehierovermeer:mr.A.g.A.Nijmeijer,Bouwrechtnr.6,juni2007,p.490e.v.(gevolgenvandeinvoeringswetwrovoordeNatuurbeschermingswet1998).10dezebevoegdheidwordtde`reactieveaanwijzingsbevoegdheid'genoemd.Foto:scx.huTOETS060712leend. De Wro kent vier soorten ontheffingen: binnenplanse ontheffingen(artikel 3.6), tijdelijke ontheffingen (artikel 3.22), een regeling voor kruimel-gevallen (artikel 3.23) en projectbesluiten (afdeling 3.3, artikelen 3.27 en 3.29).De eerste drie ontheffingen, bedoeld voor `kleine' afwijkingen, zijn vrijwelgelijk aan de gelijknamige vrijstellingsmogelijkheden die de huidige WRObiedt11. Projectbesluiten zijn daarentegen nieuw en bedoeld voor `grote' af-wijkingen van het bestemmingsplan. In die zin komen projectbesluiten in deplaats van de vrijstellingsmogelijkheden van artikel 19 lid 1 en 2 WRO.De inhoud en strekking van projectbesluiten is echter wezenlijk anders.Het ontwerp van de Wro kende (nog) geen projectbesluiten. De opstellersvan het ontwerp wilden af van de onduidelijke situatie dat veel bestem-mingsplannen niet meer de actuele, planologische situatie weergeven,doordat veel ruimtelijke ontwikkelingen op basis van vrijstellingsbesluitenmogelijk zijn gemaakt. De opstellers meenden dat herziening van het be-stemmingsplan voor grote afwijkingen een beter alternatief is, zeker nu debestemmingsplanprocedure aanzienlijk is vereenvoudigd en verkort. In ver-band hiermee is voor ontwikkelaars de mogelijkheid gecre?erd te vragenom herziening van het bestemmingsplan. Tegen een eventueel weigerings-besluit kan, anders dan nu, worden geageerd12.Onder druk van maatschappelijke organisaties is voor grote afwijkingen ineen later stadium toch een ontheffingsmogelijkheid gecre?erd: het project-besluit. Het projectbesluit biedt, anders dan een vrijstellingsbesluit, echtergeen zelfstandige grondslag voor het realiseren van ruimtelijke ontwikke-lingen. Een projectbesluit moet namelijk op korte termijn in een bestem-mingsplan worden ingepast. Hiervoor geldt een termijn van ??n jaar na hetonherroepelijk worden van het projectbesluit, tenzij de aanpassing van hetbestemmingsplan gelijk kan vallen met de periodieke herziening van hetwetgevingbestemmingsplan (eens per tien jaren) of het toekomstige bestemmingsplanbetrekking heeft op een groter gebied. In die gevallen gelden inpassingter-mijnen van twee en vier jaren. Dit zijn in zoverre `harde' termijnen, dat hetrecht tot invordering van rechten wordt opgeschort tot het tijdstip waarophet bestemmingsplan is vastgesteld13. De invorderingbevoegdheid vervaltals het bestemmingsplan niet binnen zes maanden na het verstrijken vandeze termijnen is vastgesteld.Projectbesluiten kunnen door rijk, provincies en gemeenten worden geno-men. De totstandkomingsprocedure van een projectbesluit is vrijwel gelijkaan de bestemmingsplanprocedure. In procedureel opzicht biedt het pro-jectbesluit dus geen voordelen. Het projectbesluit is bedoeld om een gefa-seerde uitvoering van bouwprojecten mogelijk te maken. Zo is denkbaar dateen gemeente werkt aan de planologische inpassing van een bedrijventer-rein en vooruitlopend daarop ontheffing van het vigerende bestemmings-plan wil verlenen voor het alvast bouwrijp maken van de gronden. Of ont-wikkelaars in de praktijk zullen vragen om een projectbesluit, is moeilijk inte schatten. Een nadeel van het projectbesluit is dat in een relatief korttijdsbestek twee procedures worden doorlopen voor ??n ontwikkeling. Ten-zij een gefaseerde uitvoering van een bouwproject een aanzienlijk(tijd)voordeel kan opleveren, lijkt het eenvoudiger een herziening van hetbestemmingsplan af te wachten.Tegen een projectbesluit kan worden geageerd. Tegen een bestemmingsplankan niet worden geageerd, voor zover het onderdelen betreft die recht-streeks uit het projectbesluit voortvloeien.Beheersverordeningen(artikelen3.38-3.42)De beheersverordening is een instrument dat bij amendement is ingevoegd,in het laatste stadium van het wetgevingsproces. De beheersverordening isbedoeld als eenvoudig alternatief voor een bestemmingsplan `voor die de-len van het grondgebied van de gemeente waar geen ruimtelijke ontwikke-ling wordt voorzien' (artikel 3.38). Een beheersverordening kan alleen doorgemeenten worden vastgesteld en dus niet door rijk en provincies. Volgensde indieners van het amendement kan een beheersverordening de bestaan-de situatie beschermen, zonder dat daarvoor een gedetailleerd en duur be-stemmingsplan nodig is. Omdat het om een verordening gaat, staat daar-tegen geen bezwaar en beroep open.Vooralsnog heeft de beheersverordening vooral aanleiding gegeven tot vra-gen en discussie14. In de eerste plaats is onduidelijk wanneer voldaan wordtaan het criterium dat geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien. Dieonduidelijkheid wordt mede veroorzaakt doordat de Wro het uitdrukkelijkmogelijk maakt om ruimtelijke ontwikkelingen toe te staan in afwijkingvan een beheersverordening, door hiervoor ontheffing van de beheersverorde-ning te verlenen. Ruimtelijke ontwikkelingen en beheersverordeningen slui-ten elkaar dus niet uit, ondanks dat het criterium die indruk wekt.De vraag is ook welk gebruik de beheersverordening moet vastleggen. Gaat hetom het bestaande feitelijke gebruik of om de juridische gebruiksmogelijkhe-den? Aanvankelijk luidde de uitleg dat de beheersverordening is bedoeld omhet feitelijke gebruik vast te leggen. Het feitelijke gebruik kan echter afwijkenvan de juridische gebruiksmogelijkheden. Dat zou ofwel kunnen meebrengendat illegaal gebruik door de beheersverordening wordt gelegaliseerd ofwel datde juridische gebruiksmogelijkheden worden ingeperkt, met planschade tot11Artikelen15lid1wrO(binnenplansevrijstellingen),artikel17wrO(tijdelijkevrijstellingen)en19lid3wrO(kruimelgevallen).12daartoewordthetbesluittotweigeringomeenbestemmingsplanaantepassengeschraptvande`negatievelijst'alsbedoeldinartikel8:5Algemenewetbestuursrecht.13daarbijgaathetomdezelfderechtenalsbedoeldinartikel3.1lid4,waarovermeerindevorigeparagraaf.14Ziehieroverondermeer:mr.A.g.A.Nijmeijer,debeheersverordeningindewro,eenverkennendonderzoeknaardereikwijdteendetoepassingsmogelijkhedenvandebeheersverordening,radbouduniversiteitNijmegen,13november2006(beschikbaarviawww.vrom.nl);prof.mr.P.j.j.vanBuuren,Eenbeheersverordening?,gemeentestem2007-7271,48endeartikelenvanmr.A.g.A.Nijmeijerendr.j.C.verdaasenB.j.vanBochoveinBouwrechtnr.4,april2007,p.281e.v.Foto:scx.huTOETS060713gevolg15. Beide gevolgen werden niet gewenst geacht. Daarom luidt de uitlegthans dat de beheersverordening bedoeld is om de juridische gebruiksmoge-lijkheden vast te leggen. Als dat zo is, zie ik echter niet in wat de toegevoegdewaarde is van een beheersverordening ten opzichte van een conserverend ofverlengd bestemmingsplan, behalve dat tegen de beheersverordening geen be-zwaar en beroep open staat. De praktijk zal uitwijzen of en hoe van de beheers-verordening gebruik gemaakt gaat worden.Algemeneregelsenaanwijzingen(artikelen4.1-4.4)Rijk en provincies kunnen hun ruimtelijke doelstellingen waarmaken doorzelf bestemmingsplannen op te stellen en daarop vooruitlopend projectbe-sluiten te nemen. Voor bepaalde doelstellingen kunnen rijk en provinciesook volstaan met het cre?ren van randvoorwaarden voor ruimtelijke ont-wikkelingen.AlgemeneregelsIn de eerste plaats kunnen rijk en provincies algemene regels stellen voor deinhoud van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordenin-gen16. Zo kunnen provincies bijvoorbeeld bepalen dat in een (buffer)zonevan 250 meter rondom beken met een hoge ecologische waarde niet ge-bouwd mag worden.Algemene regels moeten binnen een jaar na inwerkingtreding door ge-meenten worden ingepast in hun bestemmingsplannen. Het is rijk en pro-vincies toegestaan daarvoor een andere termijn stellen. Het is te hopen datzij van die mogelijkheid gebruikmaken en daarbij zorgen voor afstemming.Gebeurt dat niet, dan bestaat het risico dat gemeenten hun bestemmings-plannen voortdurend moeten aanpassen aan nieuwe algemene regels vanrijk en provincies. Voor het geval algemene regels niet of niet tijdig in be-stemmingsplannen worden ingepast, gaat artikel 44 Woningwet bepalendat aanvragen om bouwvergunningen ook rechtstreeks getoetst moetenworden aan de algemene regels van rijk en provincie17.Tegen het stellen van algemene regels door rijk en provincies staat geen be-zwaar en beroep open, zodat daartegen alleen kan worden geageerd in hetkader van de procedure tot aanpassing van het bestemmingsplan. De vraagis echter in hoeverre dat zin heeft. Van algemene regels mag het decentraleoverheidsniveau namelijk niet afwijken. Ik ben benieuwd hoe de ABRvShiermee omgaat.AanwijzingenIn de tweede plaats kunnen rijk en provincies aanwijzingen geven aan pro-vincies en gemeenten onderscheidenlijk gemeenten. Aanwijzingen zijn ge-richte uitvoeringsopdrachten. Als een provincie bijvoorbeeld vindt dat ineen gemeente een asielzoekerscentrum of een windmolenpark moet ko-men, kan de provincie de gemeente verplichten daar binnen een bepaaldeperiode een planologische basis voor te cre?ren in een bestemmingsplan.Rijk en provincies kunnen globale en gedetailleerde uitvoeringsopdrachtengeven, afhankelijk van de ruimte die zij aan het decentrale overheidsniveauwillen geven om eigen planologische afwegingen te maken.Op de voorbereiding van een besluit tot aanwijzing is afdeling 3.4 Algemenewet bestuursrecht van toepassing. Tegen een aanwijzingsbesluit staat alleenberoep open voor zover het gaat om een concreet aangegeven locatie, waar-van geen afwijking mogelijk is. Als aan dat criterium niet wordt voldaan,kan (alleen) tegen het bestemmingsplan worden opgekomen. Het ??n sluithet ander echter uit. Tegen die onderdelen van het bestemmingsplan dievoortvloeien uit het aanwijzingsbesluit en waartegen zelfstandig beroepopen heeft gestaan, kunnen namelijk geen bezwaren (meer) worden gericht.Om ieder risico op dat punt te vermijden, is de kans groot dat belangheb-benden in alle gevallen (eerst) tegen aanwijzingsbesluiten zullen ageren.dewroendem.e.r.-procedureDe Wro leidt niet tot wijzigingen in de m.e.r.-procedure. Voor opstellers vanmilieueffectrapportages heeft de Wro niettemin belangrijke gevolgen.Thans worden milieueffectrapportages namelijk zeer frequent gekoppeldaan de toepassing van de ruimtelijke instrumenten die de WRO biedt. Toe-komstige milieueffectrapportages moeten aan de nieuwe instrumentenworden gekoppeld. Hoe die koppeling er precies gaat uitzien, is nog nietbekend. Het Besluit m.e.r. moet nog worden aangepast.TotslotDe Wro biedt veel nieuws. Het meest interessant is hoe rijk en provinciesinvulling gaan geven aan hun nieuw verworven bevoegdheden. Rijk en pro-vincies zijn op dit moment aan het onderzoeken welke instrumenten zij hetbeste kunnen inzetten om hun ruimtelijke doelstellingen te bereiken. In deloop van volgend jaar zal hierover ongetwijfeld meer duidelijk worden.OvErgANgSrECHTde(ontwerp)invoeringswetwro(afdeling9.1)regeltwatnadeinwer-kingtreding van de wro de status is van plannen die onder de wrOzijnvastgesteld.?Pkb's,streekplannenenstructuurplannenwordengelijkgesteldmetstructuurvisies.Hetrechtdatgoldvoordeinwerkingtredingvandewro blijft gelden voor pkb's, streekplannen en structuurplannenwaarvaneenontwerpvoordattijdstipterinzageisgelegd.Het`oude'rechtblijftvantoepassingtotdatdegeldigheidsduurvandezeplan-nenisverstreken.vooreenpkbkandegeldigheidsduurbijpkbzijnbepaald, bij gebreke waarvan ? volgens het overgangsrecht ? het`oude'rechtnog(slechts)tweejaarvantoepassingblijft.voorstreekplannen en structuurplannen geldt een geldigheidsduur vantienjarennavaststelling.?Bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10wrOwordtgelijkgesteldmeteenbestemmingsplanalsbedoeldinartikel3.1wro.Hetrechtdatgoldvoordeinwerkingtredingvandewroblijftnogtienjarengeldenvoorbestemmingsplannenwaar-vaneenontwerpvoordattijdstipterinzageisgelegd.voorgebiedenbinnen de bebouwde kom, waar nog geen bestemmingsplan vankrachtis,moetbinnenvijfjareneenbestemmingsplanofeenbe-heersverordening worden vastgesteld. voor een gebied waarvooreenbestemmingsplangeldtdatouderisdanvijfjaren,moetbinnenvijfjareneenbestemmingsplanwordenvastgesteld.?vrijstellingenenvrijstellingsverzoeken.vrijstellingenalsbedoeldindeartikelen15,17en19lid3wrOwordengelijkgesteldmetontheffin-genalsbedoeldindeartikelen3.6,3.22en3.23wro(binnenplanseentijdelijkevrijstellingenen`kruimelgevallen').Het`oude'rechtblijftvantoepassingtenaanzienvanvrijstellingenenvrijstellingsverzoekendievoordeinwerkingtredingvandewrozijningediend.datlaatstegeldtookvoorvrijstellingenenvrijstellingsverzoekenalsbedoeldinartikel19lid1en2wrO.15ingevolgeartikel6.1komtookplanschadegeledenalsgevolgvaneenbeheersveror-deningvoortegemoetkominginaanmerking.16Algemeneregelsvanhetrijkkunnenookgeldenvoorprovincialeinpassingsplannenenprojectbesluiten.17Artikel8.17onderdeeld(ontwerp)invoeringswetwro.
Reacties