In deze bijdrage wordt ingegaan op jurisprudentie waaruit volgt dat het ten onrechte eisen van een MER kan leiden tot een schadevergoedingsplicht voor het bevoegd gezag. Ook wordt ingegaan op de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van twee activiteiten. Tenslotte wordt aandacht geschonken aan enkele procedurele aspecten.
TOETS011627Schadevergoeding bij ten on-rechte eisen van een MERIn haar uitspraak van 3 februari 2016,ECLI:NL:RVS:2016:224, heeft de Afdeling een uit-spraak gedaan over of een initiatiefnemer rechtheeft op schadevergoeding als het bevoegd gezagaanvankelijk een MER eist, maar daar later op terug-komt. Als vaststaat dat het rechtens juist is dat uit-eindelijk geen MER is ge?ist ?n de initiatiefnemerkan aantonen dat hij door het aanvankelijke besluitschade heeft geleden, komt die schade voor vergoe-ding in aanmerking. Door het aanvankelijk eisen vaneen MER heeft de revisievergunningverlening langerop zich laten wachten, waardoor de onderliggendevergunning was vervallen. Daardoor kon de initia-tiefnemer niet meer terugvallen op vergunde rech-ten en moesten extra kostbare voorzieningen wor-den getroffen. Het bevoegd gezag had nog gestelddat de bepaling ingevolge waarvan uiterlijk zes we-ken na de aanvraag een beslissing moet worden ge-nomen over het maken van een MER (het huidigeartikel 7.17 lid 1 Wm), niet strekt tot beschermingvan de vermogensrechtelijke belangen van de initia-tiefnemer. Het relativiteitsvereiste zou zich verzettentegen inwilliging van het verzoek om schadevergoe-ding. De Afdeling gaat daar niet in mee. De norm uithet artikel strekt tot het tijdig en correct beslissen ofeen MER moet worden gemaakt en beoogt daarmeeook het bedrijfsbelang van de aanvrager om een mi-lieuvergunning te waarborgen.Wijziging maximale geluidsni-veaus kartcircuit en mestbewer-kingDe uitspraak AbRvS 23 december 2015,ECLI:NL:RVS:2015:3949, ziet op het wijzigen vaneen milieuvergunning voor een kartcircuit. De wijzi-ging behelst een wijziging van de maximale geluids-niveaus. Appellanten stellen dat die wijziging kanleiden tot een toename van milieuhinder. De Afde-ling vindt dat de wijziging van een vergunningvoor-schrift voor de maximale geluidsniveaus geen ande-re activiteiten mogelijk maakt dan waarvoor eerdervergunning is verleend. Van een wijziging in de zinvan onderdeel D-43 is volgens de Afdeling geensprake. Er hoeft geen m.e.r.-beoordeling plaats tevinden.In de vorige afleveringen van deze rubriek is inge-gaan op het autonome afvalstoffenbegrip in dem.e.r.-regelgeving. De lijn in de jurisprudentie leekte zijn dat wanneer mestbe- of verwerking als eenvorm van nuttige toepassing van afvalstoffen kanworden gezien, er geen m.e.r.-(beoordelings)plichtbestaat op grondslag van onderdeel D-18.1. Alsevenwel door een appellant wordt gesteld dat ookbij nuttige toepassing sprake is van de verwijderingvan afval, dan leek de Afdeling daarin mee te gaanvanwege het autonome afvalstoffenbegrip in dem.e.r.-regelgeving. Dat lijkt ons de juiste weg van-wege de rechtspraak van het Hof van Justitie (zie dejurisprudentierubriek in de vorige aflevering). Het isdan ook verrassend dat de (voorzieningenrechtervan de) Afdeling in een tweetal uitspraken in abso-lute zin heeft geoordeeld dat de activiteit mestbe-werking niet is vermeld in kolom 1 van onderdeel Cof D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en aldus inzoverre nooit heeft te gelden als eenm.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteit. Zie Vzr.AbRvS 18 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:4016enAbRvS2september2015,ECLI:NL:RVS:2015:2744.Ons lijkt dit oordeel niet te rijmen met het gegevendat mest een afvalstof kan zijn en bij een ver-/bewer-king daarvan (ongeacht of er sprake is van een nut-tige toepassing) een m.e.r.-(beoordelings)plicht kanbestaan op grond van onder meer de onderdelenD-18.1 of D-18.7.Procedurele aspecten: wijzigenactiviteit en eis verplicht indie-nen zienswijzeHet komt voor dat een activiteit in het besluit afwijktvan de in de NRD beschreven activiteit. Dat is geenbeletsel om het besluit te kunnen nemen, mits in hetMER een beschrijving is gegeven van de milieuef-fecten van de in het besluit toegestane activiteit. Hetis daarnaast niet nodig om in het MER in te gaan ophet verschil in milieugevolgen tussen de toegestaneactiviteit en de eerder beschreven activiteit. Dit volgtuit AbRvS 21 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3238.In procedureel opzicht is de uitspraak AbRvS 2 de-cember 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3703, eveneensinteressant. De Afdeling gaat daar in op het arrestHvJ EU 15 oktober 2015, C-137/14. Het Hof heeft indit arrest verklaard dat Duitsland de verplichtingenuit artikel 11 m.e.r.-richtlijn niet is nagekomen doorde procesbevoegdheid en de omvang van de rech-terlijke toetsing te beperken tot bezwaren die zijnaangevoerd binnen de eerdere bezwaarprocedure.De Afdeling geeft aan dat het oordeel van het Hofniet raakt aan de bevoegdheid van een lidstaat omaan het recht van beroep de voorwaarde te verbin-den dat tijdens de besluitvormingsprocedure ziens-wijzen naar voren worden gebracht. De uniformeopenbare voorbereidingsprocedure uit afdeling 3.4Awb is volgens haar niet strijdig met het Europeserecht. Dat is een belangrijke conclusie, aangezien opde voorbereiding van een m.e.r.-plichtig besluit af-deling 3.4 Awb van toepassing is. Overigens volgtuit vaste jurisprudentie van de Afdeling dat het istoegestaan om eerst in beroep een m.e.r.-grief naarvoren te brengen die niet reeds in de zienswijze naarvoren is gebracht. Zie bijvoorbeeld AbRvS 29 juli2015, ECLI:NL:RVS:2015:2394 en 27 mei 2015,ECLI:NL:RVS:2015:2394. In een eerdere uitspraakheeft de Afdeling daarbij overwogen dat nu eenm.e.r.-grief geen betrekking heeft op een besluiton-derdeel, artikel 6:13 Awb niet in de weg staat. ZieAbRvS 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1828.JURISPRUDENTIESCHADEVERGOEDING, KART-BAAN, MESTBEWERKING ENPROCEDURELE ASPECTENIn deze bijdrage wordt ingegaan op jurisprudentie waaruit volgt dat het ten onrechte eisen van een MERkan leiden tot een schadevergoedingsplicht voor het bevoegd gezag. Ook wordt ingegaan op de m.e.r.-(beoordelings)plichtigheid van twee activiteiten. Tenslotte wordt aandacht geschonken aan enkele proce-durele aspecten.Deze jurisprudentiekatern wordt verzorgddoor Soppe Gundelach Witbreuk advocaten(www.soppegw.nl).
Reacties