De Wet natuurbescherming is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer én de Eerste Kamer, maar het laatste woord over de gevolgen hiervan voor de Nederlandse natuur is nog niet gezegd. Met deze nieuwe wet worden de huidige Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet samengevoegd. De centrale gedachte achter deze samenvoeging is een vereenvoudiging van het natuurbeschermingsrecht en een betere aansluiting bij de Europese regelgeving. Enerzijds wordt er met het naderen van het in werking treden van de wet (beoogd op 1 januari 2017) veel geschreven over de feitelijke wijzigingen. Anderzijds worden er met name door natuurorganisaties zorgen uitgesproken over de gevolgen van de wet voor de bescherming van soorten in Nederland. Maar hoe moeten we de wijzigingen interpreteren en heeft het aangepaste beschermingsregime nu werkelijk gevolgen voor specifieke soorten? Wordt het gemakkelijker om aan de voorwaarden voor de realisatie van een project te voldoen, ten koste van de natuur? Verandert de onderzoekslast in projecten en wordt het gemakkelijker een ontheffing te krijgen? Deze vragen nemen we in dit artikel onder de loep door de link te leggen tussen wettekst en de praktijk bij ruimtelijke projecten. Daarbij richten we ons voornamelijk op de soortenbescherming.
TOETS0116WET NATUURBESCHERMINGVAN WETTEKST NAARPROJECTPRAKTIJKDe Wet natuurbescherming is inmiddels aangenomen door de Tweede Kamer ?n de Eerste Kamer, maarhet laatste woord over de gevolgen hiervan voor de Nederlandse natuur is nog niet gezegd. Met dezenieuwe wet worden de huidige Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswetsamengevoegd. De centrale gedachte achter deze samenvoeging is een vereenvoudiging van het natuur-beschermingsrecht en een betere aansluiting bij de Europese regelgeving. Enerzijds wordt er met hetnaderen van het in werking treden van de wet (beoogd op 1 januari 2017) veel geschreven over defeitelijke wijzigingen. Anderzijds worden er met name door natuurorganisaties zorgen uitgesproken overde gevolgen van de wet voor de bescherming van soorten in Nederland. Maar hoe moeten we de wijzi-gingen interpreteren en heeft het aangepaste beschermingsregime nu werkelijk gevolgen voor specifiekesoorten? Wordt het gemakkelijker om aan de voorwaarden voor de realisatie van een project te voldoen,ten koste van de natuur? Verandert de onderzoekslast in projecten en wordt het gemakkelijker eenontheffing te krijgen? Deze vragen nemen we in dit artikel onder de loep door de link te leggen tussenwettekst en de praktijk bij ruimtelijke projecten. Daarbij richten we ons voornamelijk op de soortenbe-scherming.Nelleke de Weerd en Thomas PeelenDE NIEUWE WET NATUURBESCHERMING4TOETS01165bijna niet, op enkele punten na. Allereerst komt de bescherming van be-schermde natuurmonumenten te vervallen. Daarnaast wijzigt het bevoegdgezag; de provincie waar het project wordt uitgevoerd wordt namelijk hetbevoegd gezag in plaats van de provincie waarin het Natura 2000-gebiedwaar het betreffende project gevolgen voor heeft is gelegen. Inhoudelijkverandert de toetsing niet: er is nog steeds een voortoets, een verslechte-ringstoets en/of passende beoordeling nodig. Verder zien we in de Wet na-tuurbescherming rechtsbescherming bij twee instanties; in eerste aanlegbij de rechtbank en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraakvan de Raad van State, dit in tegenstelling tot de huidige rechtsbescher-ming bij enkel de Raad van State3.Voor wat betreft de melding- en herplantplicht bij de kap van houtopstan-den zijn er ook enkele wijzigingen. De belangrijkste is dat de nieuwe wethet gemakkelijker maakt omvormingsmaatregelen te treffen ten gunstevan beschermde soorten of instandhoudingsdoelen in Natura 2000-gebie-den. Indien de kap hierbij een voorwaarde is die is vastgelegd in de onthef-fing of vergunning, geldt een vrijstelling van de melding- en herplant-plicht. Daarnaast krijgen de provincies ook als het gaat om houtopstandende touwtjes in handen. Zij kunnen voorwaarden stellen aan de meldingvan de kap en de herplant van bomen.De voornaamste wijzigingen treden op in de soortenbescherming. In deFlora- en faunawet wordt gewerkt met drie tabellen met beschermde soor-ten. Tabel 1 bevat (licht beschermde) algemene soorten, tabel 2 bevatzwaarder beschermde overige soorten en tabel 3 de zwaar beschermdesoorten, waaronder soorten uit de Habitatrichtlijn. Daarnaast geldt destrikte bescherming voor vogels uit de Vogelrichtlijn. Voor al deze soortengelden echter dezelfde verbodsbepalingen (artikel 8 tot en met 12 uit deFlora- en faunawet). In de Wet natuurbescherming wordt de soortenbe-scherming in drie?n geknipt: een apart beschermingsregime voor Vogel-richtlijnsoorten (art. 3.1), Habitatrichtlijnsoorten (art. 3.5) en `overige soor-ten' (3.10). Voor ieder regime gelden net iets andere verbodsbepalingen, dieanders zijn geformuleerd dan in de huidige wet. Daarnaast is de lijst metde nationaal beschermde `overige soorten' gewijzigd.SoortenbeschermingDe bepalingen in de Flora- en faunawet zijn een afgeleide van de Europeserichtlijnen maar zijn geen ??n op ??n implementatie van de Vogel- en Ha-bitatrichtlijn. De verbodsbepalingen voor Europees beschermde soorten inde Wet natuurbescherming zijn dit wel. Hieronder worden de belangrijk-ste wijzigingen behandeld. Deze zijn ook in schema 1 opgenomen.Gewijzigde verbodsbepalingenDe nieuwe verbodsbepalingen zijn eenvoudiger geformuleerd. Waar hetonder de Flora- en faunawet bijvoorbeeld verboden is om dieren "te doden,te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te spo-ren", geldt onder de nieuwe wet enkel het verbod tot het "opzettelijk do-den of vangen". Het opzetvereiste daargelaten (hier komen we later op te-rug), lijkt dit in eerste instantie een versobering. Als we echter bekijkenwelke termen werkelijk relevant zijn in het kader van ruimtelijke projec-De wijzigingen op hoofdlijnenProvincies worden primair het bevoegd gezag voor de Wet natuurbescher-ming waar dit voorheen verspreid lag over provincie (gebiedsbescherming)en het Rijk (soortenbescherming). Op deze manier kunnen de provinciesintegraal bekijken hoe het natuurbeleid het best kan worden uitgevoerd.De wet biedt ook de bevoegdheid om per provinciale verordening verderinvulling te geven aan de soortenbescherming, bijvoorbeeld door het opne-men van een lijst van vrijgestelde soorten. Deze invulling gaat waarschijn-lijk per provincie verschillen. Daarnaast geldt dat wanneer voor een pro-ject een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, voor hetnatuurdeel wordt aangehaakt bij de voorbereidingsprocedure van de om-gevingsvergunning. Uitgangspunt van de nieuwe wet is beter aan te sluitenbij de Europese richtlijnen en de letterlijke tekst uit de Vogelrichtlijn1 enHabitatrichtlijn2. Voor wat betreft de gebiedsbescherming en de bescher-ming van houtopstanden zijn de veranderingen beperkt.De toetsing en vergunningplicht in het kader van Natura 2000 verandertRUBENVERMEERDE AUTEURSNelleke de Weerd (0570-697025, nelleke.de.weerd@witteveenbos.com) isecoloog bij Witteveen+Bos, Thomas Peelen (0570-697721, thomas.pee-len@witteveenbos.com) is jurist omgevingsrecht bij Witteveen+Bos. Deauteurs bedanken Ralph Frins en Alice Esmeijer van Witteveen+Bos voorde inhoudelijke ondersteuning bij de totstandkoming van dit artikel.WET NATUURBESCHERMINGEen verstoring van wezenlijke invloedNaast opzet als voorwaarde voor overtreding is in de Wet natuurbescher-ming het storen van vogels enkel een overtreding indien aan de voorwaardeis voldaan dat de verstoring van wezenlijke invloed is op de gunstige staat vaninstandhouding van deze soort. Dit vereiste is niet aanwezig in de Flora- enfaunawet6. De wetgever geeft in de memorie van toelichting echter zelf alaan dat onduidelijk is wanneer er sprake is van `wezenlijke invloed'. Hierbijgeeft de wetgever de praktijk de ruimte zelf aan te tonen dat zijn versto-rende activiteit geen bedreiging vormt voor de vogelsoort, en hiervoor dusgeen ontheffing is vereist. Hierdoor zal er echter minder snel sprake zijnvan een overtreding en hoeft minder vaak een ontheffing te worden aange-vraagd.`Overige soorten'De voornaamste wijzigingen bevinden zich binnen het beschermingsregi-me van de nationaal beschermde `overige soorten'. Omdat dit regime nietgebaseerd is op Europese regelgeving, is er voor deze `overige soorten' meervrijheid voor de wetgever om het beschermingsregime in te delen. Ditheeft geresulteerd in een beperktere bescherming. Voor deze soorten zijnminder verbodsbepalingen van toepassing. Het is voor deze soorten enkelverboden om opzettelijk:6ten, blijken de gevolgen beperkt. Het verwonden van dieren heeft immersmogelijk ook het doden tot gevolg en het bemachtigen van dieren of hetdaartoe opsporen is onlosmakelijk verbonden met het vangen (soms nodigvoor de verplaatsing van dieren naar een nieuw leefgebied).OpzetHet opzetvereiste in de verbodsbepalingen betekent dat alleen sprake isvan een overtreding wanneer hier opzettelijk naar gehandeld wordt. In deFlora- en faunawet is opzet enkel opgenomen in het verbod dieren te ver-ontrusten. Het opzetbegrip moet worden ge?nterpreteerd als zijnde voor-waardelijke opzet. Dit volgt onder andere uit de memorie van toelichtingen uit Europese jurisprudentie4. Dit betekent dat er ook sprake is van opzetindien een initiatiefnemer de kans aanvaardt dat zich een gevolg voordoet.Waar precies de grens ligt, is nog onduidelijk; de praktijk moet uitwijzenwaar opzet begint en wanneer er sprake is van een overtreding. Op basisvan huidige jurisprudentie wordt met elke doding van een beschermd dierartikel 9 van de Flora- en faunawet overtreden, ongeacht of deze dodingincidenteel of te verwachten is5. Ons inziens zal een professionele partij bijhet uitvoeren van een ruimtelijke ingreep niet snel een overtreding voorko-men door een beroep op het opzetbegrip.Flora en faunawet Wet NatuurbeschermingArtikel 8 t/m 12Bescherming planten en dieren behorendetot een beschermde inheemse plant- ofdiersoort?3.1. Beschermingsregime soortenVogelrichtlijnArtikel 3.1soorten als bedoeld in artikel 1 van deVogelrichtlijn?3.2. Beschermingsregime soortenHabitatrichtlijnArtikel 3.5dieren en planten van soorten, genoemd inbijlage IV bij de Habitatrichtlijn,bijlage I en IIbij het Verdrag van Bern of bijlage I bij hetVerdrag van Bonn?3.3. Beschermingsregime anderesoortenArtikel 3.10dieren en vaatplanten, genoemd in de bijlage,onderdeel A (dieren), onderdeel B (planten)1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde envijfde lid, is het verboden:Artikel 8Het is verboden planten (...), te plukken,te verzamelen, af te snijden, uit testeken, te vernielen, te beschadigen, teontwortelen of op enigerlei andere wijzevan hun groeiplaats te verwijderen.5. Het is verboden planten (...), in hunnatuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk teplukken en te verzamelen, af te snijden,te ontwortelen of te vernielen.c. vaatplanten van de soorten (...), in hunnatuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk teplukken en te verzamelen, af te snijden,te ontwortelen of te vernielen.Artikel 9Het is verboden dieren (...), te doden, teverwonden, te vangen, te bemachtigen ofmet het oog daarop op te sporen.1. Het is verboden opzettelijk van nature inNederland in het wild levende vogels (...), tedoden of te vangen.1. Het is verboden in het wild levende dieren(...), in hun natuurlijk verspreidingsgebiedopzettelijk te doden of te vangen.a. in het wild levende zoogdieren, amfibie?n,reptielen, vissen, dagvlinders, libellen enkevers (...), opzettelijk te doden of tevangen;Artikel 10Het is verboden dieren (...), opzettelijk teverontrusten.4. Het is verboden vogels (...), opzettelijk testoren.2. Het is verboden dieren (...), opzettelijk teverstoren.5. Het verbod, bedoeld in het vierde lid, isniet van toepassing indien de storing niet vanwezenlijke invloed is op de staat vaninstandhouding van de desbetreffendevogelsoort.Artikel 11Het is verboden nesten, holen of anderevoortplantings- of vaste rust- of verblijf-plaatsen van dieren (...), te beschadigen,te vernielen, uit te halen, weg te nemenof te verstoren.2. Het is verboden opzettelijk nesten,rustplaatsen en eieren van vogels (...), tevernielen of te beschadigen, of nesten vanvogels weg te nemen.4. Het is verboden de voortplantingsplaatsenof rustplaatsen van dieren (...), te beschadigen of te vernielen.b. de vaste voortplantingsplaatsen ofrustplaatsen van dieren (...), opzettelijk tebeschadigen of te vernielenArtikel 12Het is verboden eieren van dieren (...), tezoeken, te rapen, uit het nest te nemen, tebeschadigen of te vernielen.3. Het is verboden eieren van vogels (...), terapen en deze onder zich te hebben.3. Het is verboden eieren van dieren (...), inde natuur opzettelijk te vernielen of terapen.Schema 1. Belangrijkste wijzigingen in de Wet natuurbescherming voor Europees beschermde soorten.TOETS01161. planten te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of tevernielen;2. dieren te doden of te vangen;3. vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren te beschadigenof te vernielen.Zoals uit deze opsomming blijkt, geldt voor deze `overige soorten' geenverbod voor het verstoren van dieren of hun verblijfplaats. Het gevolg is datvoor deze soorten, die enkel nationaalrechtelijk beschermd zijn zoals eendas, een gewone zeehond of een adder, bij enkel verstoring geen sprake isvan een overtreding. Dit betekent voor deze soorten dat alleen sprake kanzijn van een overtreding als dieren of hun verblijfplaatsen zich aantoon-baar ter plaatse van de werkzaamheden zelf bevinden.EEN VOORBEELDEen waterschap is voornemens een dijkversterkingsproject uit te voe-ren. Voor het inschatten van alle effecten op flora en fauna wordt eennatuurtoets uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat nabij de projectlo-catie dassenburchten aanwezig zijn. Omdat voor de werkzaamhedengeluid- en trillingsveroorzakende werkzaamheden worden uitgevoerd,leidt dit tot een verstoring van de burcht. Mogelijk verlaat de dassenfa-milie hierdoor de burcht. Dit is op basis van het huidige recht een over-treding van artikel 11 Flora- en faunawet. Dit betekent dat er mitige-rende of, indien dit onvoldoende is, compenserende maatregelengetroffen moeten worden, wat aanvullende onderzoeksverplichtingen,kosten en tijdsdruk met zich mee kan brengen. Onder de Wet natuurbe-scherming valt de das echter onder de noemer `overige soorten'. Voordeze groep is verontrusten niet opgenomen als verbodsbepaling. Hetuitvoeren van de hierboven beschreven werkzaamheden leidt onder hetnieuwe recht niet tot een overtreding. Tijdens de uitvoering hoevengeen aanvullende maatregelen te worden genomen buiten de algemenemaatregelen ten behoeve van de zorgplicht7.Behalve een wijziging in de verbodsbepalingen wijzigen ook de bescherm-de soorten binnen deze categorie. Een aantal soorten dat in de huidige situ-atie beschermd is en bij veel projecten maatregelen vergt: de bittervoorn,de kleine modderkruiper en de rivierdonderpad. De bescherming voordeze soorten vervalt, net als voor vrijwel alle zeevissen. Binnen de planten-,vlinder-, en libellensoorten vindt een wisseling van de wacht plaats. Hetdoel is geweest om hierbij opnieuw aan te sluiten bij de Rode lijsten. Denieuw aangewezen soorten zijn dan ook vrijwel allemaal soorten die zeerzeldzaam zijn in Nederland en alleen in heel specifieke habitats voorko-men. Meer algemeen voorkomende soorten zoals de rietorchis vervallen,maar ook veel andere orchidee?nsoorten verdwijnen opvallend genoeg vande lijst. De vraag rijst of deze wijzigingen invloed gaan hebben op het voort-bestaan van deze soorten in Nederland.Bevoegd gezag en vrijstellingenTen slotte ontbreekt in de nieuwe wet het onderscheid tussen licht enzwaar(der) beschermde soorten. Voor de huidige tabel 1-soorten onder deFlora- en faunawet geldt een algemene vrijstelling, voor tabel 2-soortenmoet worden aangetoond dat de staat van instandhouding niet in het ge-ding komt en voor tabel 3-soorten moet tevens worden aangetoond dat ergeen andere bevredigende oplossing is en er een wettelijk belang wordtgediend met het project. Dit onderscheid is er in de nieuwe wet niet. In dewet is aangegeven dat bij ministeri?le regeling alsook bij provinciale veror-dening kan worden vastgesteld voor welke soorten bij bepaalde activiteiteneen vrijstelling geldt en welke belangen hiervoor aangetoond moeten wor-den. Ook blijft de figuur van gedragscodes bestaan. Op dit punt kunnendus wezenlijke verschillen ontstaan in de soortenbescherming tussen ver-schillende provincies en in de toetsing bij een project, afhankelijk van deprovincie waar het project wordt uitgevoerd en het bevoegd gezag waar hetonder valt. Zo kan in de ene provincie een soort conform de Wet natuurbe-scherming beschermd blijven, terwijl een andere provincie concludeertdat het zodanig goed gaat met dezelfde soort, dat deze vrijgesteld wordtvan de verbodsbepalingen. Sommige provincies geven aan dit beleidsarmte willen benaderen, door de soorten waarvoor nu een vrijstelling geldt ookonder het nieuwe regime een vrijstelling toe te kennen. Andere provincieszijn wellicht meer ambitieus en zullen dit baseren op de lokale staat vaninstandhouding van een soort. Hoe dit precies vorm gaat krijgen, is nogallerminst zeker. Zeker is dat het nationale beleid niet soepeler kan wor-den dan volgt uit de Europese richtlijnen.Van wettekst naar praktijkOntheffing en onderzoekslastDe eerste vraag die we aan het begin van dit artikel stelden, is of het nieu-we beschermingsregime nu werkelijk invloed gaat hebben op specifiekesoorten. Wordt het gemakkelijker een ontheffing te krijgen en gaat de uit-voering van een project daardoor ten koste van de natuur? De invullinghiervan kan per provincie verschillen. Op basis van de wettekst kunnen weconstateren dat een ontheffing verkrijgen niet per se gemakkelijker wordt.Nog steeds moet worden voldaan aan de gebruikelijke drie criteria8. Ookvoor een overtreding ten aanzien van `overige soorten' is dit in beginsel zo,waar voorheen voor een groot aantal soorten een algemene ontheffinggold. Ten aanzien van deze soorten geldt wel dat er minder activiteiten toteen daadwerkelijke overtreding leiden.7Dassenmonitoring na aanleg van een kunstburcht, als maatregel in het kader van de Flora- en faunawet.Witteveen+BosTOETS0116RUBENVERMEERWET NATUURBESCHERMINGten vrijwel allemaal zeer zeldzaam zijn en in specifieke habitats voorko-men, worden deze nieuw beschermde soorten minder vaak aangetroffenbij projecten. Dit scheelt met name veel als het gaat om soorten die nu zeerregelmatig worden aangetroffen en zwaar(der) beschermd zijn zoals de bit-tervoorn, de kleine modderkruiper, de rivierdonderpad, of bijvoorbeeld derietorchis. Niet alleen ruimtelijke ontwikkelingen waarbij deze soortenaanwezig zijn, kunnen hierdoor gemakkelijker worden gerealiseerd, ook inhet kader van beheer en onderhoud hoeft hier geen rekening meer mee teworden gehouden. Voor veel soorten, zoals de bittervoorn, de kleine mod-derkruiper en zeevissen heeft het wegvallen van deze bescherming weiniginvloed op de staat van instandhouding. Veel van deze soorten komen ingrote getale voor of bevinden zich in een habitat waar geen nieuwe ontwik-kelingen worden verwacht. Voor een soort als de rivierdonderpad kan ditechter wel gevolgen hebben, nu de instandhouding op nationaal niveauslecht is en er op de plekken waar de soort voorkomt mogelijk nieuwe ont-wikkelingen komen. Hoewel nog wel zorgvuldig gewerkt moet worden (vol-gens de zorgplicht), kan het leefgebied van de soort hierdoor afnemen.Alle bovengenoemde wijzigingen in acht nemend, worden de onderzoeks-lasten in het veld voor ontheffingverlening onder de nieuwe wet eerderminder dan meer. Op basis van een habitatscan en verspreidingsgegevenskan de aanwezigheid van met name veel nieuwe planten en insectensoor-ten naar verwachting al worden uitgesloten. Daarnaast hoeft voor de `ove-rige soorten' niet meer gekeken te worden naar verstorende effecten. Ver-der valt een aantal veel voorkomende soorten zoals de besproken8Voor beschermde vogels biedt de aanvullende eis dat een verstoring vanvogels van wezenlijke invloed moet zijn voordat dit een overtreding is;meer ruimte in de praktijk voor het uitvoeren van projecten.EEN VOORBEELDIn het kader van werkzaamheden wordt geheid in de omgeving van eenbuizerdnest. Deze werkzaamheden veroorzaken trillingen alsook ge-luid. Deze verstoring is onder de Flora- en faunawet een overtreding vanartikel 11, omdat nestplaats en individu worden verstoord. Onder deWet natuurbescherming vervalt het verbod tot verstoring van het nesten is er alleen sprake van een overtreding indien de verstoring van hetindividu ook daadwerkelijk van invloed is op de gunstige staat van in-standhouding van de soort. Indien ecologisch kan worden onderbouwddat dit niet het geval is, is er geen sprake van een overtreding en hoefter geen ontheffing te worden aangevraagd. De noodzaak voor een ont-heffing kan hierdoor eerder op de stand van de populatie gebaseerdworden dan op de aanwezigheid van het individu.Binnen het regime voor `overige soorten' vervalt in totaal de beschermingvan 196 soorten. Dit betreft voornamelijk planten-, vlinder-, en vissoorten.Daartegenover staan 91 nieuw aangewezen soorten (de wisseling van dewacht voor de planten- en vlindersoorten). Juist omdat deze nieuwe soor-De adder is een van de `overige beschermde soorten' waarvoor onder de nieuwe wet het verbod tot verstoren vervalt.TOETS01169NELLEKEDEWEERDbittervoorn en kleine modderkruiper nu volledig buiten de beschermings-bepalingen9. Veel hangt echter af van de regels en vrijstellingsmogelijkhe-den die bij ministeri?le regeling en bij provinciale verordening wordenvastgelegd. Dit betekent dat voor ieder project opnieuw bezien moet wor-den welke soorten beschermd zijn en waaraan getoetst moet worden.Weging in het milieueffectrapportOok voor een milieueffectrapport heeft dit gevolgen voor de onderzoeks-last en uiteindelijk voor de beoordeling. Wanneer een milieueffectrapporterop gericht is alle milieueffecten (waaronder de effecten op natuur) inbeeld te brengen, zonder een koppeling te leggen met het wettelijke kader,is er nauwelijks sprake van een wijziging van onderzoekslast of effectbe-oordeling. Nog steeds moeten alle effecten op soorten in beeld gebrachtworden, waaronder bijvoorbeeld de gevolgen van verstoring, ongeacht hoedeze in de wet zijn benoemd. Wanneer in het milieueffectrapport echtereen uitspraak wordt gedaan over de juridische haalbaarheid van varianten,heeft dit gevolgen voor de conclusies. Er volgt na inwerkingtreding van deWet natuurbescherming namelijk eerder een positievere beoordeling voorde juridische haalbaarheid nu minder snel sprake is van een overtreding.ConcluderendOp basis van onze analyse van de Wet natuurbescherming is onze conclu-sie dat het onder de Wet natuurbescherming in relatie tot soortenbescher-ming gemakkelijker wordt een ruimtelijk project uit te voeren. Door eenvermindering van het aantal beschermde soorten en wijzigingen in de ver-bodsbepalingen is er minder snel sprake van een overtreding en noodzaaktot ontheffing. Hierbij verwachten wij wel dat provincies een lijst op gaanstellen met soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt, vergelijkbaarmet de huidige tabel 1-soorten.Het overgangsrecht behoeft nog enige toelichting. In het overgangsrecht isgeregeld dat op het moment van inwerkingtreding van de Wet natuurbe-scherming alle ontheffingsaanvragen en lopende bezwaarschriftprocedu-res volgens het nieuwe recht worden afgehandeld. Hiervoor is gekozen om-dat de wetgever van mening is dat er geen reden is voor de continueringvan het oude recht10. Wij zijn voor een uniforme toepassing van het recht,maar dit zorgt voor onduidelijkheid nu lopende aanvragen zijn ingediendonder het regime van de Flora- en faunawet; een wettelijk regime met an-dere verbodsbepalingen en andere beschermde soorten. Hoe het bevoegdgezag een aanvraag op grond van de Flora- en faunawet gaat afhandelen opgrond van de Wet natuurbescherming is nog onduidelijk. Wij adviseren inieder geval om aanvragen rond het in werking treden van de nieuwe wet afte stemmen met het bevoegd gezag.Op basis van het overgangsrecht blijven daarnaast bestaande ontheffingenonder dezelfde voorschriften, beperkingen en voorwaarden werkzaam on-der de nieuwe wet. Dit kan betekenen dat er in deze ontheffing voorschrif-ten zijn verbonden die toezien op soorten zoals de bittervoorn, die onder denieuwe wet niet meer beschermd zijn. Wij adviseren in dit kader een aan-vraag tot wijziging van de ontheffing in te dienen bij het bevoegd gezag.De tijd zal leren hoe de Wet natuurbescherming in de praktijk uitpakt enhoe provincies en gemeenten bij het aanhaken bij de omgevingsvergun-ning omgaan met deze nieuwe wetgeving. Referenties1. Richtlijn 2009/147/EEG 30 november 20092. Richtlijn 92/43/EEG 21 mei 19923. Voor een beschouwing van de gebiedsbescherming verwijzen wij naar het artikel van Sander Kolein de Gemeentestem 2016/3.4. Kamerstukken II, 33348, 2011-2012 nr. 3 en Annemiek Tubbing: `Het opzetvereiste in de nieuweWet natuurbescherming' Journaal Flora en Fauna mei 2015, nr. 35. ABRvS 18-02 2015; nr. 201402971/1/A36. Maar volgt wel uit de Vogelrichtlijn.7. Hoe ver de zorgplicht gaat, is niet in alle gevallen even duidelijk. Op basis van de zorgplicht is hetvereist dat een ieder die "redelijkerwijs kan vermoeden" dat door zijn activiteiten nadeligegevolgen op dieren en planten worden veroorzaakt, dit zoveel mogelijk moet beperken ofongedaan moet maken en hier indien nodig maatregelen voor moet treffen.8. Toetsing aan de gunstige staat van instandhouding; afwezig zijn van een andere bevredigendeoplossing; wettelijk ontheffingsbelang.9. Met uitzondering van de zorgplicht.10. Kamerstukken II, 33348, 2011-2012 nr. 3TOETS0116Ook voor de grijze zeehond geldt het verbod tot verstoren.
Reacties