Er is in Nederland een stroming die, onder andere gezien onzekerheden, het niet (meer) zinvol acht om de milieubelasting in onderzoeken – zoals milieuonderzoeken in het kader van effectstudies, verkenningen en dergelijke – nog via gedetailleerde modelberekeningen vast te stellen. Voorgesteld wordt dan om de effecten, en zelfs eventueel noodzakelijke mitigerende maatregelen, door middel van expert judgement en vuistregels vast te stellen. Dit kent echter ook nadelen, zoals willekeur, onjuiste voorspellingen en ontransparantie en leidt daardoor tot weerstand. Er is dus een zekere consensus dat er wel eens wat te veel doorgerekend is, maar om nu alles ‘op gevoel’ te doen, gaat echter ook te ver. Een simpele modelmatige benadering met enkele juridische en wetenschappelijke ankers, of het meer standaardiseren van vuistregels, kunnen uitkomst bieden.
TOETS021226ErisinNederlandeenstromingdie,onderanderegezienonzekerheden,hetniet(meer)zinvolachtomdemilieubelastinginonderzoeken?zoalsmilieuonderzoekeninhetkadervaneffectstudies,verkenningenendergelijke?nogviagedetailleerdemodelberekeningenvasttestellen.Voorgesteldwordtdanomdeeffecten,enzelfseventueelnoodzakelijkemitigerendemaatregelen,doormiddelvanexpertjudgementenvuistregelsvasttestellen.Ditkentechterooknadelen,zoalswillekeur,onjuistevoorspellingenenontransparantieenleidtdaardoortotweerstand.Erisduseenzekereconsensusdaterweleenswatteveeldoorgerekendis,maaromnualles`opgevoel'tedoen,gaatooktever.Eensimpelemodelmatigebenaderingmetenkelejuridischeenwetenschappelijkeankers,ofhetmeerstandaardiserenvanvuistregels,kunnenuitkomstbieden.KeesjanValkenGerardKroneeffectbepalingVelen zijn het erover eens dat er in het kader van bijvoorbeeldplanstudies (`oude stijl') vaak te veel en te nauwkeurig is gere-kend. Vooral sinds Nederland op slot dreigde te gaan door deluchtkwaliteitsnormen uit Brussel, was het hek van de dam.Iedere relatief kleine wijziging in het ontwerp of een herbere-kening van de verkeerscijfers, was aanleiding om alle geluid- en luchtbereke-ningen nogmaals tot achter de komma door te rekenen. Alternatieven of vari-anten verschillen soms minimaal, maar alles moet Raad-van-State-proof zijn.WaarhedenLaten we ons gek maken?, vraagt Lex Runia zich in Toets 2011/3 af. Een beet-je wel, kun je tussen de regels door lezen. Waar gaat het nu nog om, wat isbelangrijk en wat is de waarheid? Soms lijkt het wel of er meerdere waar-heden zijn. De juridische waarheid, de wetenschappelijke waarheid en mis-schien ook nog wel de beleidsmatige waarheid. Als er een toename wordtberekend van 0,2 microgram fijnstof per kubieke meter (?g/m3), dan is dateen verslechtering en wordt een alternatief in het MER vaak negatieverbeoordeeld. En wat te denken over een toename van een berekende geluids-belasting van een gebied met enkele tienden van een decibel?Wetenschappelijk gezien is het maar de vraag of een dergelijke berekendeDE AUTEUrsKeesjan Valk (0570 697353, c.valk@witteveenbos.nl) is hoofd groepLuchtkwaliteit en sr-adviseur luchtkwaliteit en geur, Witteveen+Bos.Gerard Krone (0570 697179, g.krone@witteveenbos.nl) is hoofdgroep Geluid en trillingen en sr-adviseur geluid en trillingen,Witteveen+Bos.toename voor een alternatief bij een toekomstige meting (monitoring) ookdeze toename zal laten zien. De in Nederland wettelijk voorgeschrevenrekenmethode geluidhinder1 benadert de gemiddelde geluidsbelasting opjaarbasis. Maar de momentane geluidsbelasting kan tot 10 dB of meer vande gemiddelde waarde afwijken. Iedereen kan simpel waarnemen dat bijmeewind een weg of spoorweg op enkele honderden meters afstand bij be-paalde weersomstandigheden (meewind) heel goed hoorbaar is, maar bijandere meteocondities (tegenwind) vrijwel onhoorbaar. Het is gezien debandbreedte van de onnauwkeurigheid in de berekeningen en metingenheel goed mogelijk dat de praktijk precies omgekeerd zal uitpakken. Metandere woorden, veel alternatieven verschillen niet significant van elkaar.Een dergelijke effectbepaling is in genoemde voorbeeldsituatie duidelijkniet zinvol. Maar wat is dan wel zinvolle effectbepaling?OplOSSiNGENVOOrluchTENGEluiDZiNVOllEEffEcTbEpaliNGblijfTuiTDaGiNG1. Standaard Rekenmethode Geluidhinder 20092. Commissie Elverding, Sneller&Beter,Advies van de adviescommissie Versnelling besluitvorminginfrastructurele projectenTOETS021227Zinvolle effectbepalingHoe komen we nu tot zinvolle effectbepaling? De kern van het advies vande Commissie Elverding2 in 2008, was uit te gaan van een gebiedsgerichtebenadering: het gaat om de over all milieukwaliteit. Ook is gepleit vooralternatievenafweging in de verkenningsfase, waarbij een zo eenvoudigmogelijke effectbepaling wordt uitgevoerd. Wel afgestemd op de te makenkeuze, zodat vervolgens maar ??n alternatief in de planuitwerking hoeftte worden uitgewerkt.E?n van de uitgangspunten voor zinvol effect bepalen is het stapsgewijs`zeven' in de verkenningsfase. Op zichzelf genomen is dit een goed idee.Het nadeel is dat bij een bepaalde maaswijdte in de zeef een heleboel alter-natieven afvallen, terwijl ze goed beschouwd niet significant op milieu-effecten van elkaar hoeven te verschillen. Het gaat er dus niet in eersteinstantie om kansrijke alternatieven te selecteren of minder kansrijke afte laten vallen (door middel van zeven), maar om na te gaan welke alterna-tieven nu wezenlijk verschillend zijn. Daar moet tenslotte de keuze doorworden bepaald.Hier ligt de uitdaging. Want hoewel programmatische aanpak voor de be-sluitvorming al een verbetering is en vuistregels het rekenwerk kunnenverminderen, blijft de vraag of er significante verschillen in effecten zijntussen op zich weinig onderscheidende alternatieven, vaak onbeantwoord.Ook het uniformeren van modellen helpt hierin niet. We moeten af van dedetailzucht. Als een wegaanpassing is meegenomen in het Nationaal Sa-menwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), maar vervolgens beperktpatricknijhuiswijzigt, dan moeten we eenduidig antwoord kunnen geven of dit kan. En ver-der moet onderkend worden dat effectbepaling en de presentatie daarvanook als doel heeft betrokkenen op transparante wijze te informeren.Oplossingsrichtingen luchtkwaliteitUit ervaring is gebleken dat er voor het aspect luchtkwaliteit vaak weinigonderscheid is tussen verschillende alternatieven. In een planfase of MER-traject is er echter vaak wel de wens om alternatieven op het aspect lucht-kwaliteit te vergelijken. Het moet evenwel niet zo zijn dat alternatieven dieniet significant verschillen, een verschillende beoordeling meekrijgen,alleen omdat er marginale verschillen in rekenuitkomsten bestaan. Omhet genoemde voorbeeld nog maar eens aan te halen: een verschil van0,2 ?g/m3 is in de meeste gevallen niet significant. Ook is een verschuivingvan een gering aantal blootgestelde woningen naar een hogere blootstel-ling meestal niet significant. Op basis van de in de Regeling beoordelingluchtkwaliteit vastgelegde onnauwkeurigheid waar berekeningsmodellenaan moeten voldoen ? te weten 50 procent van de werkelijke jaargemid-delde concentratie voor fijnstof en 30 procent van de werkelijke jaargemid-delde concentratie voor NO2 ? zouden bijna al onze berekeningen nietsignificant van elkaar verschillen. Dit is natuurlijk ook niet de bedoeling.Wellicht biedt de NIBM-regel (niet in betekenende mate bijdragen) voorluchtkwaliteit houvast om hier op een zinvollere manier mee om te gaan.In het NSL is afgesproken dat indien nieuwe plannen minder bijdragen dan1,2 ?g/m3, er geen separaat onderzoek (geen individuele toetsing) behoeftTOETS021228effectbepalingduidelijk is wat het effect is, moet het toch maar worden doorgerekend.Ook hier zou de NIBM-regel kunnen worden toegepast. Er is voor het in hetNSL opgenomen project namelijk impliciet rekening gehouden met dezemarge. Bij de jaarlijkse monitoring zal dan moeten blijken hoeveel vandeze marge is afgeknabbeld.Oplossingsrichtingen geluidOnnauwkeurigheden in het verkeersmodel vertalen zich direct door naar eenonnauwkeurigheid in de berekende geluidsbelastingen en de afstand van deeffectcontouren. Er kan meer worden gewerkt met vuistregels. Deze vuist-regels liggen niet vast in de van toepassing zijnde reken- en meetvoorschrif-ten, maar kunnen op basis daarvan en in samenhang met ervaringen metgedetailleerde berekeningen daar wel uit worden afgeleid.Bij het hanteren van vuistregels zoals de 10logQ-methode, moet men zichuiteraard blijven realiseren dat het om een benadering gaat en niet omeen berekening die precies aansluit bij de methoden die voor bepaaldeonderzoeken ? op basis van wettelijke regelingen ? zijn voorgeschreven.Niet altijd hoeft er berekend en getoetst te worden conform de wettelijkebepalingen, maar volstaat het om globale effecten inzichtelijk te maken ofde globale effecten van veranderingen snel te kunnen beoordelen. Hebbenwe, of krijgen we een probleem, is dan een vraag. Of: zit er nu wezenlijkverschil in de effecten van mogelijke alternatieven? Daarvoor kunnenvuistregels worden ingezet, mits je enige onzekerheid in het antwoordte worden uitgevoerd, maar dat de maatregelen in het NSL compenserenvoor deze toename. Dat wil zeggen dat onderlinge verschillen tussen alter-natieven van projecten van minder dan 1,2 ?g/m3 die nog niet in het NSLzijn opgenomen, dus ook niet zo betekenisvol zijn. Op basis van deze waar-de voor NIBM, zouden alternatieven op zinvollere wijze kunnen wordenbeoordeeld. Alternatieven die minder dan deze waarde van elkaar verschil-len, zouden in een MER-traject dan ook geen andere beoordeling voor hetaspect luchtkwaliteit moeten krijgen.Om te voorkomen dat toch weer voor elk project moet worden uitgerekend ofde alternatieven minder dan 1,2 ?g/m3 verschillen, zou een vuistregel kunnenworden opgesteld voor de hoeveelheid verkeer die verantwoordelijk kan zijnvoor een dergelijk verschil. Vervolgens hoeven de alternatieven in de verken-ningsfase alleen maar op verkeersintensiteiten te worden vergeleken om nate gaan of ze voor het aspect luchtkwaliteit wezenlijk verschillen.Voor projecten die in het NSL zijn opgenomen, moet in de planuitwerkings-fase worden vastgesteld of het project ook correct is opgenomen in het NSL.De projectbeschrijving in het OTB wordt daartoe vergeleken met de beschrij-ving in het NSL. In het geval er sprake is van afwijkingen op projectkenmer-ken, dient een extra berekening te worden uitgevoerd om na te gaan of hetproject nog binnen het NSL past. Hierbij kan worden gedacht aan de aan-vankelijk te dure tunnel die toch wordt gerealiseerd, of de vier in plaatsvan drie rijstroken die worden gerealiseerd. Veelal is er sprake van geringeverschillen in projectkenmerken, maar omdat zonder berekeningen niet5,04,03,02,01,00-1,0-2,0-3,0-4.0-5,0-6,0-7,0-8,0-9.0-10,0-11,0-12,0-13,0-14,0-15,00,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1 1,1 1,2 1,3 1,4 1,5 1,6 1,7 1,8 1,9 210 logQ-methode (vuistregel)veranderingindBprocentuele toe-/afname Q 10logQFiguur 1.Wijziging emissie bij verandering in totale intensiteit (vuistregel)10logQ-mEThoDEIndien de werkelijke verkeersintensiteit circa 60 procent bedraagt van degemodelleerde intensiteit, dan bedraagt de overschatting van de effecten opbasis van het model circa 2,2 dB. Indien de werkelijke intensiteit circa 140procent bedraagt van de gemodelleerde verkeersintensiteit, dan bedraagt deonderschatting van de gemodelleerde effecten circa 1,5 dB. Deze werkwijzekan ook worden toegepast om alternatieven (met nagenoeg dezelfde weg-as) met elkaar te vergelijken.Op vrijwel analoge wijze kan als vuistregel ook de verandering in afstandworden gehanteerd, een soort 10logD-methode dus. Effecten van wijzigingin afstand tussen bron en beoordelingspunt kunnen via een vereenvoudigdemethode tot vuistregels worden teruggebracht. In dit artikel wordt daar nietverder op ingegaan.TOETS021229petersunesonkunt accepteren. Met de 10logQ-methode (vuistregel) kan bijvoorbeeld heteffect van een relatieve verandering in de totale verkeersintensiteit op degeluidsbelasting snel worden ingeschat.In het kader van verkenningen ? of meer in bredere zin: daar waar er geenharde toetsing aan het wettelijk kader plaatsvindt ? is het doel van eengeluidsonderzoek in beginsel om het onderscheid van alternatieven envarianten (effecten, mogelijkheden voor maatregelen en globale kosten-indicatie van maatregelen) in beeld te brengen. Vanuit die optiek zijn zeergedetailleerde berekeningen in een verkenning meestal niet nodig. Maarde vraag blijft wel wat nu precies moet worden verstaan onder expertjudgement en vuistregels, als het gaat om de inschatting van effecten enkosten in een verkenning. Voorkomen moet worden dat er gekozen wordtvoor een `willekeurige' benadering die niet (meer) gestoeld is op een con-sistente onderbouwing, of dat de gehanteerde aanpak bij betrokken om-gevingspartijen als niet transparant wordt ervaren. Voor de verkennings-fase stellen we daarom de volgende aanpak of uitwerking voor:? Breng de huidige akoestische situatie in beeld op basis van beschikbare infor-matie (vaak heeft er in het kader van geluidkartering/actieplan geluid al eenonderzoek plaatsgevonden). In de toekomst zal de beschikbare milieu-infor-matie steeds meer openbaar zijn. Op dit moment wordt er in Nederland bij-voorbeeld gewerkt aan de totstandkoming van de Atlas Leefomgeving;? Bepaal op basis van een eenvoudig rekenmodel de relevante contourafstandenen projecteer die op een digitale ondergrond, gebruikmakend van een GIS;Figuur 2.Voorbeeld van een eenvoudige presentatie (fictief voorbeeld)? Bepaal de haalbaarheid (op basis van wettelijke en beleidsmatigekaders) en de maakbaarheid (expert judgement);? Schat in waar mitigerende maatregelen mogelijk zijn en of de maat-regelen financieel haalbaar en betaalbaar zijn, door gebruik te makenvan vuistregels. De vuistregels zijn gebaseerd op ervaringscijfers/model-berekeningen die in een toolbox zijn opgenomen, bijvoorbeeld:- effect extra stil asfalt circa 4 dB en extra kosten circa 50 eur/m2;- effect laag geluidscherm circa 5 dB en extra kosten circa 500 eur/m1;- effect middelhoog geluidscherm circa 10 dB en extra kosten circa 1000 eur/m1;- effect hoog geluidscherm > 15 dB en extra kosten circa >1500 eur/m1.Uitgangspunten met betrekking tot de te hanteren vuistregels voor de ef-fecten en kosten, liggen op dit moment nog niet vast in een standaardtoolbox. Daardoor zullen verschillende experts verschillende vuistregelskunnen hanteren. Enige mate van standaardisatie is gewenst en ook vrijeenvoudig realiseerbaar. Voor de presentatie van de onderzoeksresultatenaan de omgeving kan ook in een verkenningsfase gebruik worden gemaaktvan geavanceerde presentatiemogelijkheden zoals een MapTable.Voor het bepalen en beoordelen van een wijziging aan de bestaande rijks-infrastructuur biedt de SWUNG-methode (vaststelling en eventueel wijzi-ging Geluid Productie Plafonds) een aanknopingspunt voor de beoorde-ling of er sprake is van een akoestisch relevant effect. Echter de omgeving(bewoners) is nog niet bekend met deze methodiek en onze verwachting isdat ook onder toepassing van SWUNG er vraag blijft bestaan naar deTOETS021230effectbepalingglobale effectafstanden, de mogelijkheden om maatregelen in te zetten eneen goede presentatie van (globale) effecten in een bepaald gebied.ConclusieVoor het aspect luchtkwaliteit biedt de NIBM-regel wellicht houvast om tekomen tot eenvoudigere en zinvollere effectbepaling. Natuurlijk hangt eenen ander ook af van het doel waarmee een vergelijking wordt gedaan. Vooreen variantenafweging inclusief globale haalbaarheidstoets ligt het andersdan voor toetsing aan de wettelijke grenswaarden. Vuistregels op basis vanverkeerstoename of -afname lijken voor planstudies en MER's kansrijk. Ermoeten dan wel afspraken worden gemaakt over de bandbreedte waarbin-nen er geen sprake is van effecten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedachtaan een vertaalslag van NIBM naar het aantal motorvoertuigen per etmaal,door ??nmalig uit te rekenen welke verkeerstoename gepaard gaat met eentoename van 1,2 ?g NO2 of fijnstof per m3 lucht.Voor het aspect geluid kan in de verkenningsfase op basis van de ver-keerskundige inzichten een snelle vertaling worden gemaakt naar ef-fectafstanden. De 10logQ-methode geeft bijvoorbeeld snel inzicht in ver-wachte akoestische effecten van wijzigingen in de verkeersstroom.Belangrijk is verder dat er sprake is van een goede presentatie van deeffecten, inclusief een toelichting op de verwachte nauwkeurigheidin deze fase. Een toolbox met mitigerende maatregelen/effecten/kos-ten vormt de basis voor de indicatie van toe te passen mitigerendemaatregelen.Uiteindelijk gaat het er vooral om een goede afweging te maken, datwil zeggen: een effectvoorspelling op basis van het doel dat voor eenbepaalde projectfase is geformuleerd, en daarnaast om de betrokken zogoed mogelijk te informeren. Toepassing van vuistregels is veelal toe-laatbaar als onzekerheden kunnen worden geaccepteerd. Om te voorko-men dat iedere expert eigen vuistregels hanteert, wordt voorgesteldhier enige mate van standaardisatie in aan te brengen. Dat lijkt moge-lijk.Concluderend blijft toch de gedachte dat in kritische situaties een een-voudige modelmatige benadering ? gezien de complexiteit van het sy-steem ? wenselijk blijft. Door bandbreedtes af te spreken zullen dekleine verschillen tussen alternatieven en varianten hun onderschei-dendheid verliezen. En dat is goed, want het gaat er uiteindelijk omalternatieven en varianten te ontwikkelen die werkelijk onderschei-dend zijn ten opzichte van elkaar. Dan valt er weer wat te bepalen enwordt het allemaal veel zinvoller. Geluidswal aan de A2 ter hoogte van Leidsche Rijnpatricknijhuiseffectbepaling
Reacties