Baggerspeciedepots: wat gaat erin, wat komt eruit, hoe lang duurt dat, en waar komt het terecht? Over dit soort basale vragen is anno 2005 veel meer bekend dan ruim tien jaar geleden, toen het Beleidsstandpunt Verwijdering Baggerspecie (BVB) werd vastgesteld. Maar ditzelfde BVB fungeert op dit moment nog steeds als kader voor de werkwijze bij modelberekeningen, voor de normstelling en voor depotrichtlijnen. Doordat nieuwe inzichten onvoldoende worden meegenomen bij de omgang met depots is langzamerhand sprake van een onwerkbare situatie. Door regulier baggerwerk, achterstallig onderhoud en rivierverruiming komt er een enorme opgave op ons af. Het zal voor honderd procent zeker niet gaan lukken die vele miljoenen kuubs te verstouwen met de huidige normstelling als uitgangspunt. Gelukkig zijn oplossingen binnen handbereik. Het kennisproject ‘Uitloging en Verspreiding uit Depots’ levert daaraan een bijdrage. Voorbeeldprojecten, bijvoorbeeld in het kader van Ruimte voor de Rivier, zijn een logische volgende stap.
14 k e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5Baggerspeciedepots: wat gaat erin, wat komt eruit, hoe lang duurt dat, en waar komt het terecht? Over dit soort basale vra-gen is anno 2005 veel meer bekend dan ruim tien jaar geleden, toen het Beleidsstandpunt Verwijdering Baggerspecie (BVB)werd vastgesteld. Maar ditzelfde BVB fungeert op dit moment nog steeds als kader voor de werkwijze bij modelberekeningen,voor de normstelling en voor depotrichtlijnen. Doordat nieuwe inzichten onvoldoende worden meegenomen bij de omgang metdepots is langzamerhand sprake van een onwerkbare situatie. Door regulier baggerwerk, achterstallig onderhoud en rivier-verruiming komt er een enorme opgave op ons af. Het zal voor honderd procent zeker niet gaan lukken die vele miljoenenkuubs te verstouwen met de huidige normstelling als uitgangspunt. Gelukkig zijn oplossingen binnen handbereik. Het kennis-project `Uitloging en Verspreiding uit Depots' levert daaraan een bijdrage. Voorbeeldprojecten, bijvoorbeeld in het kader vanRuimte voor de Rivier, zijn een logische volgende stap.Op zoek naar verantwoorde ?n betaalbare oplossingenenBaggerspeciedepots:wat nu?B e r t C a r p a y , A r j a n W i j d e v e l d &F r a n k S c h e f f e rVoor een bestuurder is het niet minder daneen klein drama om te vernemen dat er inhet door hem of haar bestuurde gebiedeen baggerspeciedepot zou moeten komen.Plannen voor de realisatie van dergelijke depotsstuiten steevast op grote weerstand van de loka-le bevolking. Een fear appeal dat in zulk verzetvaak opduikt, is dat van `een chemische tijd-bom'. Dit is een beeld dat weliswaar niet klopt,maar dat maakt de zeggingskracht ervan nietminder. Een baggerspeciedepot is een typischvoorbeeld van een zogenoemde LULU, een uitBert Carpay (e.a.p.m.carpay@arcadis.nl,026-3779297) is senior projectleider bijARCADIS. Arjan Wijdeveld (arjan.wijde-veld@wldelft.nl, 015-2858809) is project-manager bij WL | delft hydraulics. FrankScheffer (f.n.scheffer@bwd.rws.minvenw.nl,030-2857961) is senior milieu-adviseur bijRijkswaterstaat Bouwdienst.De auteursDepot de Slufter15D E P O T Sk e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5de Verenigde Staten afkomstig acroniem voor`Locally Unwanted Land Use'.Behalve planologisch complexe LULU's, zijnbaggerspeciedepots ook bijzonder ingewikkeldgemaakt doordat ze zijn onderworpen aan hetbuitengewoon strenge regiem van het Beleids-standpunt Verwijdering Baggerspecie (BVB) datruim tien jaar geleden ? in 1993 ? werd vastge-steld. Veelbetekenend is bijvoorbeeld dat deeisen bij het storten van baggerspecie in depotsstrenger zijn dan de eisen die het Bouwstoffen-besluit stelt voor hergebruik van afvalstoffen.Om de kans op verspreiding van verontreini-gingen tot bijna nul te reduceren zijn kostbareisolatiemaatregelen soms onvermijdelijk en iseen omvangrijke nazorg verplicht. Tevens wor-den uitgebreide bemonsteringsprogramma's ver-langd. Vooral bij depots in of onder water zijnisolatiemaatregelen naast duur vaak moeilijk terealiseren (bekleding wanden met organischestofrijke klei), en kunnen vraagtekens wordengeplaatst bij functioneren op zeer lange termijn(ondoorlatende folie en hydrologische isolatie).Ook is er de milieubelasting van fabriceren, aan-brengen en onderhouden van deze voorzienin-gen. Dit maakt de vraag urgent of deze maatre-gelen nodig zijn (of functioneel zijn) in het lichtvan de huidige kennis.Enorme opgaveAl met al kan de berging van baggerspecie in de-pots gerust een fors probleem genoemd worden.Het gaat hier bovendien om een probleem datniet eerdaags vanzelf zal verdwijnen. Integen-deel. Terwijl periodiek baggerwerk in de komen-de jaren net zo noodzakelijk zal blijven als het inde achterliggende jaren noodzakelijk is geweest,heeft het achterstallig baggeronderhoud zich in-tussen allengs opgehoopt. Niet in de laatsteplaats omdat er in de afgelopen jaren, vooralvanwege het omstreden karakter, slechts mond-jesmaat nieuwe depotcapaciteit is gerealiseerd.Zo is kort geleden nog bijna een streep getrok-ken door de al jaren lopende plannen voor eendepot bij Ingen. Een goede oplossing voor mil-joenen kubieke meters baggerspecie is daarmeevoorlopig achter de horizon verdwenen. De stortin dit depot zou de emissies van al die miljoe-nen kuubs gereduceerd hebben tot 2% (!) vande emissies die diezelfde kuubs nu nog jaren-lang zullen veroorzaken omdat ze noodgedwon-gen in het systeem blijven zitten. In totaal be-Het kennisproject `Uitloging en Verspreiding uit Depots'Begin 2004 is het kennisproject Uitloging en Verspreiding uit Depots (UVD) gestart. In dit projectwerkt het Advies- en Kenniscentrum Waterbodems (AKWA) van Rijkswaterstaat als opdrachtgeversamen met een consortium van adviesbureaus. Het project is erop gericht eerst orde op zaken testellen door de inmiddels beschikbare inzichten over verspreidingsrisico's te bundelen (deze in-ventarisatie is inmiddels afgerond) en via metingen in het veld belangrijke nog ontbrekende ken-nis te vergaren (deze metingen worden in 2005 uitgevoerd).Deze werkzaamheden leggen de basis voor de cruciale volgende stap: van nieuwe kennis naar nieu-we oplossingen en/of nieuw beleid. Het is evident dat deze stap inbedding behoeft bij verantwoor-delijke overheden, alsmede in heldere communicatie en procesmatige ondersteuning.Immers, ook in het verleden is al keer op keer gebleken dat mythevorming ? om het zo maar eenste noemen ? een nuchtere en realistische discussie over de risico's van baggerspeciedepots blok-keert, en politici zeer terughoudend maakt om knopen door te hakken.In het vervolgtraject worden aansluiting en samenwerking gezocht met andere initiatieven als hetproces rond de PKB Ruimte voor de Rivier en bijvoorbeeld met programma's zoals Leven metWater en de activiteiten van de Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem (SKB).Qua milieubelastingstellen baggerdepotshelemaal niet zoveel voor.16 k e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5loopt het achterstallige onderhoud zo'n 200 mil-joen kubieke meter baggerspecie. En achterstal-lig onderhoud is niet alleen een milieuprobleem;het vormt in toenemende mate eveneens een be-lemmering voor de scheepvaart en vermindertbovendien sluipenderwijs het waterbergend ver-mogen van het riviersysteem.En nu we het toch over waterbergend vermogenhebben: tussen nu en 2015 staat grootschaliggrondverzet in de uiterwaarden van de groterivieren op stapel. Dat is de consequentie van hetRuimte voor de Rivier-beleid, waarvoor onlangsDeel 1 van de Planologische Kernbeslissing (PKB)verscheen. Daarnaast is op een aantal plaatsenlangs de Maas inmiddels gestart met rivierverrui-mende maatregelen. De circa 25 miljoen m3weerdgrond die hierbij vrijkomt, zal in depotsworden geborgen. En dat is nog maar het begin.Momenteel is in PKB-verband de discussie gaan-de over de vraag op welke plaatsen in het Rijn-takkengebied in de komende jaren uiterwaard-verlagingen moeten plaatsvinden en wat er metde vrijkomende, veelal diffuus verontreinigde,grond moet of kan gebeuren. Nu al staat echtervast dat een substanti?le fractie daarvan ? tien-tallen miljoenen kuubs ? in bestaande en moge-lijk nieuw te graven putten terecht moet komen.Lukt het niet om hiervoor milieuhygi?nisch ver-antwoorde ?n betaalbare oplossingen te vinden,dan zou dit wel eens de achilleshiel van Ruimtevoor de Rivier kunnen worden.KennisprojectHet zal duidelijk zijn: door regulier baggerwerk,achterstallig onderhoud en rivierverruimings-projecten komt er een enorme opgave op ons af.Een deel daarvan moet worden opgevangendoor nieuwe depotcapaciteit te cre?ren. De be-hoefte aan deze nieuwe depotcapaciteit zal in dekomende tijd aanleiding geven tot verschillendemilieueffectrapportages.De MER-makers die bij deze m.e.r.'s betrokkenraken, worden geacht de milieueffecten van de-pots zo objectief mogelijk te beschrijven, uit-gaande van de meest actuele stand van kennis.Dit roept meteen een eerste vraag op: wat wetenwe eigenlijk ? anno 2005 ? van die milieueffec-ten? Wat gaat er in de depots, wat komt eruit,hoe lang duurt dat, en waar komt het terecht?In de betreffende m.e.r.'s zullen, zoals gebruike-lijk, de milieueffecten vervolgens ook gere-lateerd moeten worden aan de normstelling uitvigerende wet- en regelgeving, waarvoor in ditgeval het BVB uit 1993 de basis is. Dit leidt toteen tweede vraag: hoe werkbaar en hoe houd-baar is deze normstelling in het licht van de hui-dige kennis?Dit artikel geeft een antwoord op deze twee ba-sale vragen. Het artikel is gebaseerd op de uit-komsten van de eerste fase van het kennisprojectUitloging en Verspreiding uit Depots (UVD), datbegin 2004 van start ging. In dit project werkthet Advies- en Kenniscentrum Waterbodems(AKWA) van Rijkswaterstaat als opdrachtgeversamen met een consortium van adviesbureaus(zie kader). We zullen laten zien wat het projecttot nu toe heeft opgeleverd en wat de eerstvol-gende stappen zijn. En om alvast ??n resultaat teverklappen: qua milieubelasting stellen bagger-depots helemaal niet zo veel voor. Het zijn in elkgeval g??n chemische tijdbommen.Accenten in het onderzoekEind 2004 is de eerste (inventariserende) fasevan het kennisproject UVD afgerond met de vol-tooiing van het rapport: Uitloging en verspreidinguit depots: wat weten we meer, 10 jaar na het vast-stellen van het Beleidsstandpunt Verwijdering Bag-gerspecie?In dit rapport is systematisch op een rij gezetwelke nieuwe kennis in de afgelopen tien jaar isverworven over uitloging en verspreiding vanzware metalen en organische verontreinigingenvanuit depots naar het grondwater (het water-voerend pakket). Daarbij ligt het accent op:? verdelingsco?ffici?nten: de verhouding tussen(1) de verontreinigingen die aan bodemdeel-tjes zijn gebonden en zich daarom niet vanuithet depot kunnen verspreiden, en (2) de ver-ontreinigingen die opgelost in het `poriewater'van het depot aanwezig zijn en in principe w?lin het grondwater terecht kunnen komen;? de potentieel beschikbare fractie: door naleve-ring van de aan de bodemdeeltjes gebondenverontreiniging aan het poriewater kan op lan-ge termijn toch een deel van de aan de bodemgebonden fractie zich verspreiden; maar dezenalevering is wel vaak veel lager dan waar nuvanuit gegaan wordt;? afbraak: de mate waarin langs natuurlijke wegafbraak van verontreinigingen plaatsvindt;? retardatie: de vertraging die opgeloste veront-reinigingen ondervinden bij transport doorhet watervoerend pakket (in vergelijking metde hogere transportsnelheid van watermole-culen).Aan de hand van een literatuurstudie laat hetrapport zien op welke stand van kennis het BVBindertijd gebaseerd is, en wat het wetenschappe-lijk onderzoek nadien heeft opgeleverd. Van be-lang daarbij is onder meer de toegenomen erva-ring met verspreidingsmodellen. Deze model-leerervaring heeft geleerd over welke processeninmiddels voldoende kennis aanwezig is en voorwelke processen het noodzakelijk is ze nog beterte leren doorgronden. Daarnaast gaat het rapportin op praktijkervaringen bij de monitoring vanreeds bestaande depots. Deze praktijkervarin-gen, met inbegrip van knelpunten en idee?nFiguur 1: verwachte impact van de invulling van kennishiaten op de verspreidingsonzekerheid.Van sommige gidsstoffenzal in elk geval in dezeeeuw niemand ooitmeemaken dat ze buiteneen depot meetbaaraanwezig zijn17D E P O T Sk e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5over mogelijke oplossingen, zijn in beeld ge-bracht door interviews af te nemen bij de be-heerders van acht bestaande depots.Het loopt niet zo'n vaartWat weten we nu eigenlijk meer? Dat het in dewerkelijkheid niet zo'n vaart loopt met de uit-loging en verspreiding van verontreinigingen uitdepots. Dat is ook geenszins een verrassing. Hetis eerder een logisch uitvloeisel van de keuze diein 1993 is gemaakt om met het BVB in zeer ster-ke mate het zekere voor het toentertijd onzekerete nemen.Conform het BVB wordt de verwachte versprei-ding voorspeld met behulp van modelbereke-ningen. Vanwege kennishiaten is het noodzake-lijk daarbij aannamen te doen. De ingebouwdezekerheid komt tot uitdrukking in het voor-schrift om uit te gaan van `worst case' aannamen,die per definitie op een overschatting neerko-men. Voor de verdelingsco?ffici?nten wordenmeestal algemene literatuurwaarden gebruikt.Voorts blijven afbraak van organische microver-ontreinigingen en de huidige kwaliteit van hetgrondwater veelal buiten beschouwing, terwijlinmiddels vaststaat dat in depots wel degelijk af-braak plaatsvindt en het grondwater doorgaansniet `schoon' is. En voor de retardatiefactor, diezeer bepalend is voor de verspreiding in hetgrondwater, gelden `worst case' aannamen alsuitgangspunt omdat over deze retardatie weiniggegevens bekend zijn. Als extra zekerheid is bo-vendien voor alle grote baggerspeciedepots eenmonitoringsprogramma voor een aantal gids-stoffen vereist.Kijken we naar de nieuwe kennis die sinds 1993beschikbaar is gekomen, dan valt over de bena-dering conform het BVB het volgende te conclu-deren:? Het verschil tussen de `worst case' aanname ende werkelijke uitloging en verspreiding is veelgroter dan in het licht van de huidige kennisgerechtvaardigd is.? Er wordt uitgegaan van een onrealistischsnelle verspreiding.? Er wordt uitgegaan van onrealistisch hogeconcentraties in het poriewater van het depot.? Ten onrechte nemen de berekeningen als uit-gangspunt dat in de situatie voorafgaand aan derealisatie van het depot het grondwater in hetwatervoerend pakket te allen tijde schoon is.Dit leidt tot een overschatting van de depot-uitloging en kan bij de monitoring tot de con-clusie leiden dat normoverschrijdingen op hetdepot zijn terug te voeren terwijl in werkelijk-heid het grondwater zelf hier debet aan kanzijn.? De focus ligt op risico's die zich zouden kunnenmanifesteren op tijdschalen die voor mense-lijke begrippen niet te bevatten zijn (10.000jaar). Dit leidt tot een keuze van gidsstoffenwaarvan in elk geval in deze eeuw niemandooit zal meemaken dat ze buiten een depotmeetbaar aanwezig zijn.? De monitoringsprogramma's zijn onvoldoen-de afgestemd op de natuurlijke processen inde depots. In combinatie met de tijdschalenuit het vorige punt heeft dit tot gevolg dat inde praktijk feitelijk keer op keer `een blanco'wordt vastgesteld: de te monitoren gidsstoffenblijken eenvoudigweg niet voor te komen inmeetbare concentraties.Van de kennishiaten die er in 1993 nog waren,kan een groot deel op basis van de huidige ken-nis ? en na aanvullende metingen in het veld ? nuingevuld gaan worden. De bandbreedte (ziefiguur 1) waarmee in het kader van het BVB ge-werkt moet worden, valt zodoende fors te ver-kleinen; zonder in te leveren op het prudente be-ginsel om bij onzekerheden nog steeds met`worst case' aannamen te blijven werken. De ver-breding van de kennisbasis maakt het ook moge-lijk de monitoringsprogramma's zinvoller, goed-koper en functioneler in te vullen door daarinbeter rekening te houden met de tijdschaal waar-op een gidsstof realistisch gemeten kan worden.Slim meetprogrammaUiteraard weten we nog lang niet alles. Er is danook nog volop ruimte voor aanvullend onder-zoek teneinde het verschil tussen de `worst case'aannamen en de werkelijke uitloging en ver-spreiding nog verder te verkleinen. Voor eendeel gaat het hierbij om weerbarstige onder-Figuur 2: belangrijkste kennishiaten`Recre?ren in een tijdbom?'In zijn recent uitgebrachte boek "Nader bezien" (Prof.ir. H.P. van Heel, Nader bezien, waan en we-tenschap in onze samenleving, februari 2005) verwondert Huib van Heel zich over hoe feiten vaakgeen kans krijgen. "Juist zoals bij Galile?s geleerde tijdgenoten, die weigerden door zijn telescoopte kijken: hun wereld was immers al volmaakt? Wat hadden nieuwe beelden daaraan kunnen toe-voegen?"Veel van de observaties van Van Heel zijn van toepassing op de politieke en maatschappelijke dis-cussies rond bagger en depots. Dat bagger ook bodem is met een rijk microbiologisch bodemlevenen geen gif, willen velen niet tot zich door laten dringen. In de uiterwaarden van de grote rivierenligt verontreinigde uiterwaardengrond. Wij recre?ren op die grond, zwemmen in plassen in de ui-terwaarden, terwijl diezelfde grond eenmaal in een depot ineens een chemische tijdbom zou zijn?Willen we dat geloven? Niets nieuws onder de zon sinds Galile??18 k e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 5zoeksvragen, en zit er niet veel anders op dan afte wachten of universiteiten en onderzoeks-instellingen zich daarover willen ontfermen.Daarnaast zijn er kennishiaten die dermate loca-tiespecifiek zijn, dat er alleen met onderzoek terplekke greep op te krijgen is. Het gaat daarbijom onderwerpen die zich goed lenen voor be-handeling in een milieueffectrapportage over eenconcreet project, zoals bijvoorbeeld de geohy-drologische situatie en de samenstelling van hetslib en het watervoerend pakket op de locatie inkwestie.Interessant is evenwel dat er ook meer algemeneonderzoeksvragen zijn die zich relatief eenvou-dig en snel laten beantwoorden via een slimmeetprogramma, dat aansluiting zoekt bij moni-toringsactiviteiten die toch al verricht moetenworden. Uit de resultaten van de inventarisatie,uit een inschatting van welke ontwikkelingenmomenteel kansrijk zijn en uit de gesprekkenmet de depotbeheerders blijkt: er zijn vier prio-ritaire kennishiaten die op korte termijn aange-pakt kunnen worden met metingen bij twee de-pots (zie kader). Deze vier kennishiaten zijngezamenlijk goed voor grofweg 2/3 van hettotaal aan momenteel nog ontbrekende kennis(figuur 2). Het gaat om:1. Meting van de vrij opgeloste concentratie van or-ganische verontreinigingen en zware metalenVerontreinigingen die met baggerspecie in eendepot terechtkomen, verdelen zich over de vastefase (grond-/slibdeeltjes) en over de waterfase(poriewater). Het is belangrijk te weten hoe dieverdeling ? de verdelingsco?ffici?nt ? in de wer-kelijkheid uitpakt, want als gezegd: alleen ver-ontreinigingen in het poriewater kunnen zichverspreiden. De verdeling verschilt per stof (PAK,PCB, zware metalen etc.) en is afhankelijk vaneen flink aantal omstandigheden in het slib datzich in het depot bevindt, zoals organisch stofge-halte, aard van het organisch materiaal en klei-gehalte. Voor zware metalen spelen ook verschil-lende macro-chemische parameters een rol, zo-als pH (zuurgraad), de aanwezigheid vancarbonaat, sulfaat/sulfiden en de redoxpotentiaal(grofweg gaat het hierbij om de mate waarinzuurstof aan- of afwezig is), alkaliteit (vaak beterbekend onder het deelaspect `waterhardheid') ende aanwezigheid van stoffen die de precipitatie(bezinking) van metalen bewerkstellingen (desulfide-, oxide- of carbonaatmineralen).Voor organische verontreinigingen is uit metingenin onder andere het slib van het Ketelmeer ge-bleken dat de verdeling een factor 10 tot somswel 1000 (!) gunstiger is dan op basis van alge-mene literatuurwaarden voor verdelingsco?f-fici?nten is aangenomen. Met andere woorden:de hoeveelheid aan verontreinigingen die vrijopgelost in het poriewater aanwezig is, is velemalen kleiner dan de `worst case' aanname indi-ceert. Dit betekent ook dat de verspreiding voorde betreffende stoffen een factor 10 tot 1000 ge-ringer is! Dit is een niet gering kennishiaat,waarover een gericht meetprogramma meer hel-derheid kan verschaffen.Voor zware metalen is de belangrijkste onzeker-heid de vraag of de metalen ge?mmobiliseerdblijven in het depot (door de lokale omstandig-heden in het depot en de aanwezigheid van sul-fiden) of dat mobilisatie optreedt onder invloedvan bijvoorbeeld zuurstofindringing. Ook hiergaat het meetprogramma op in door te metenaan zowel de opgeloste zware-metaalconcen-tratie als ook aan de parameters die de oplos-baarheid bepalen, zoals de pH en de redoxpo-tentiaal.2. Meting van de potentieel beschikbare fractieVerontreinigingen die aanwezig zijn in het depotzijn voor een deel onlosmakelijk gebonden aande grond-/slibdeeltjes. Onder de omstandighe-den zoals die zich in Nederland voordoen, zal ditdeel van de verontreinigingen nooit uit het depotkomen. De opgave is dan ook vooral om te be-palen welk deel van de verontreinigingen inprincipe w?l uit het depot zou kunnen ontsnap-pen. Is deze potentieel beschikbare fractie een-maal bekend, dan is meteen ook bekend welkeverontreinigingen in de loop van de tijd (eeu-wen) kunnen uitlogen. Door zowel naar de directbeschikbare (vrij opgeloste) verontreinigingenals ook naar de potentieel beschikbare fractie tekijken, kan de bandbreedte van onzekerheid op-nieuw gedefinieerd worden.3. Meting van de potentie tot biologische afbraakIn de Nederlandse bodem en dus ook in bagger-specie zitten tot op grote diepte micro-organis-men. Die zitten daar al langer dan de mens opaarde is, en houden een zelfreinigend vermogenvan de bodem in stand. Deze micro-organismenzijn ook in staat (een deel van de) organischemicroverontreinigingen af te breken, hetgeen zede bijnaam `mini-Rambo's' heeft opgeleverd.Het punt is nu dat er een zeker spanningsveld is.Aan de ene kant is het wenselijk te kijken naarstoffen die zich snel kunnen verspreiden door-dat ze relatief goed oplosbaar zijn, zodat ookrisico's op relatief korte tijdschalen ingeschatkunnen worden. Aan de andere kant zijn die-zelfde stoffen juist door hun relatief goede oplos-baarheid ook beschikbaar voor microbi?le af-braak, waardoor ze als het ware niet lang genoegkunnen overleven om ooit uit het depot te kun-nen komen. Dit roept vragen op zoals `hoe langis een stof een probleem?' of `wat is de werke-lijke uitloging als er ten tijde van de monitoringal afbraak heeft plaatsgevonden?'In het BVB heeft deze onzekerheid ertoe geleidgidsstoffen te kiezen die, naar men toen aannam,`zeker niet' zullen afbreken binnen de extreemlange termijnen die het BVB in dit verband han-teert. Maar zelfs voor deze allertaaiste stoffen isinmiddels twijfelachtig of ze inderdaad niet af-breken, of dat dit wel gebeurt maar dan zeerlangzaam.In elk geval is duidelijk dat we er niet langeromheen kunnen systematisch naar afbraak tekijken en daar dus ook metingen op los telaten. Daarmee is tevens het moment aange-broken om de keuze voor de gidsstoffen teherijken.Micro-organismen ? ookwel `mini-Rambo's'genoemd ? zijn in staatorganische microveront-reinigingen af te brekenMeetprogramma: waar wordt wat gemeten?Om meer greep te krijgen op de vier kennishiaten die in het artikel worden genoemd, worden in2005 metingen verricht in twee depots. Om te beginnen is dat het bestaande depot IJsseloog. Hetbelang van de keuze voor IJsseloog als een van de grootste depots van Nederland is evident. Juistvoor dit depot is de meeste historische kennis beschikbaar en wordt al een uitgebreid en intensiefmeetprogramma uitgevoerd, deels in het kader van de bij milieueffectrapportages wettelijk ver-plichte evaluatie-achteraf. Bij IJsseloog is bovendien al zeer uitvoerig stilgestaan bij een aantal ken-nishiaten vanuit de aanbodkant (de in het depot te bergen waterbodem voor sanering).Daar waar IJsseloog als `traditioneel' depot beschouwd kan worden, zullen in de komende jarenook andersoortige depots in de belangstelling komen te staan, te weten: depots in de uiterwaardenlangs de Rijn en de Maas waarin een deel van de te vergraven uiterwaardengrond bij projecten inhet kader van Maaswerken en Ruimte voor de Rivier geborgen moet gaan worden. De uiterwaar-dendepots wijken qua samenstelling (dekgrond) en inrichting (soms deels boven de waterspiegel,vaak een geringe omvang) conceptueel af van de depots waar indertijd het BVB voor is opgesteld.Validatie van de processen die in dergelijke depots een rol spelen is dan ook essentieel. Enkele vandeze depots zijn al aangelegd. De metingen zullen worden uitgevoerd in en rond een depot langsde Maas.19D E P O T Sk e n m e r k e n 1 2 / 3 ; j u l i 2 0 0 54. Meting van retardatie in het watervoerende pakketNagenoeg alle baggerspeciedepots liggen in dezandondergrond; het watervoerende pakket.Verontreinigingen die uit het depot komen, wor-den meegenomen met de grondwaterstroming.De mate van retardatie die hierbij optreedt, is af-hankelijk van eigenschappen van het watervoe-rend pakket zoals klei-gehalte, organisch stofge-halte en de beschikbaarheid van aluminium,ijzeroxiden en andere mineralen met `bindende'eigenschappen. De retardatie in het watervoe-rend pakket wordt momenteel in Nederland nietgemeten. Hierbij is eveneens al snel sprake vaneen marge van een factor 10 tot 100, en daarmeevan een navenante onzekerheid in de versprei-ding van stoffen. Ook voor retardatie geldt even-wel dat relatief eenvoudige metingen daar meergrip op kunnen verschaffen.Hoe nu verder?Tot zover de technische en methodologische kantvan de zaak. Terug naar de praktijk waarmee wedit artikel ook begonnen: de enorme opgave dieop ons afkomt door regulier baggerwerk, achter-stallig onderhoud en rivierverruiming. Wat daar-mee te doen?E?n ding staat vast: het zal voor honderd procentzeker niet gaan lukken die vele miljoenen kuubste verstouwen met de huidige normstelling alsuitgangspunt, alleen al omdat het eenvoudigwegonbetaalbaar is om nagenoeg een `nul-emissie'na te streven met volledig `BVB-conforme' de-potcapaciteit. Wanneer we daar tegen beter we-ten in toch aan vasthouden, pakt dat alleen maaraverechts uit. Immers, gegeven een beperkt bud-get kan dan hooguit een kleine fractie in een en-kel van top tot teen ge?soleerd depot geborgengaan worden, en blijft een veelvoud daarvannoodgedwongen achter in het milieu, alwaar hetonderhevig is aan natuurlijke processen van100% uitloging en 100% verspreiding. Los daar-van leidt deze niet opgeruimde baggerspecietrouwens ook anderszins tot maatschappelijkekosten in de vorm van belemmeringen voor descheepvaart en beletsels om rivierverruiming terealiseren.Een integrale maatschappelijke kostenbatenana-lyse (MKBA) die de kosten en baten van het op-ruimen van baggerspecie afzet tegen de kostenen baten van baggerspecie die niet wordt opge-ruimd, zou zeker interessant zijn. Maar ook zon-der zo'n MKBA is duidelijk dat het van weinigwijsheid getuigt te blijven voortworstelen met dehuidige normstelling. Nieuw beleid met nieuwenormstellingen is noodzakelijk. En het kennis-project Uitloging en Verspreiding uit Depotsheeft ook zeker als doel daaraan een bijdrage televeren.Tegelijkertijd is duidelijk dat elke poging het be-leid om te buigen naar een realistische, nuchtereen doelmatige aanpak bij voorbaat gedoemd is temislukken zolang baggerspeciedepots het beeldvan `chemische tijdbommen' blijft aankleven.Dat beeld garandeert grote weerstand onder debevolking en daar zijn politici en bestuurders ui-teraard gevoelig voor. Het is dan ook in elk gevalnodig de beeldvorming bij te stellen, hoe moei-lijk dat ook is.Op de korte termijn valt wellicht het meest teverwachten van voorbeeldprojecten die in depraktijk demonstreren dat het wel degelijk mo-gelijk is grote hoeveelheden baggerspecie binneneen beperkt budget op een milieuhygi?nisch ver-antwoorde wijze op te slaan in depots. Vooralvoorbeeldprojecten in de uiterwaarden in hetkader van Ruimte voor de Rivier bieden interes-sante perspectieven, omdat er in dat geval ver-schillende doelstellingen tegelijk gerealiseerdkunnen worden: milieudoelen en veiligheids-doelen. Een goede stok achter de deur is dat derealiseerbaarheid van het Ruimte voor de Rivier-beleid gewoon niet zonder kan: lukt het niet eenverantwoorde ?n betaalbare oplossing te vindenvoor de vrijkomende uiterwaardengrond, danloopt de uitvoering van dit beleid onvermijdelijkspaak.Ook vanuit de m.e.r.-optiek zijn dit soort voor-beeldprojecten de moeite waard. Ze bieden degelegenheid de werkelijke milieueffecten vanbaggerdepots objectief en gebaseerd op de meestrecente stand van kennis in beeld te brengen.Dat cre?ert een goed vertrekpunt voor de ont-wikkeling van zinvolle alternatieven. Een voor-waarde daarvoor is wel dat de betrokken MER-makers de durf hebben en de ruimte krijgen omde huidige normstelling terzijde te schuiven. Datbrengt procedurele risico's met zich mee dievoor particuliere initiatiefnemers wellicht nietacceptabel zijn. Het lijkt dan ook logisch dat deoverheid zelf het voortouw neemt bij de voor-beeldprojecten. En als die bereidheid er is, zalblijken dat baggerdepots helemaal niet zo inge-wikkeld hoeven te zijn. De oplossingen zijn bin-nen handbereik. vNadere informatieVoor nadere informatie over het kennispro-ject Uitloging en Verspreiding uit Depots(UVD) kan men contact opnemen met deauteurs van dit artikel. Ook is uitgebreidereinformatie te vinden op www.projecttool-kit.nl/ baggerdepots/documenten. Op dezewebsite is onder meer een beknopte `flyer' tedownloaden, alsmede een notitie waarop ditartikel is gebaseerd. Andere interessante siteszijn: www.akwa.info en www.waterforum.net
Reacties