In deze katern wordt allereerst ingegaan op het HvJ EU-arrest waarin duidelijkheid wordt gegeven over het onderscheid tussen compenserende en mitigerende maatregelen in de habitattoets. Vervolgens wordt aandacht geschonken aan uitspraken waarin de Afdeling oordeelt over de rechtmatigheid van bestemmingsplanregels die verwijzen naar de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk waarin wordt bepaald dat de stikstofemissie niet mag toenemen. Tenslotte worden in deze katern beschouwingen gewijd aan jurisprudentie over de reikwijdte van een MER en de vraag in hoeverre het relativiteitsbeginsel zich ertegen verzet dat een beroep kan worden gedaan op een schending van de m.e.r.-regelgeving.
TOETS03/041416Onderscheid compenserende enmitigerende maatregelenIndejurisprudentiekaternvanToets2013/1(p.21)isingegaanopdedoordeAfdelingbestuursrecht-spraakvandeRaadvanState(hierna:AbRvSofAf-deling) aan het Hof van Justitie gestelde vragenoverhetonderscheidtussenmitigerendeencom-penserende maatregelen in de habitattoets. Dievragen werden opgeworpen in de beroepsproce-duretegenhettrac?besluitwegverbredingA2's-Hertogenbosch-Eindhoven. In de daarvoor opge-stelde passende beoordeling is erkend dat destikstofdepositietoename zal leiden tot negatieveeffectenopenkelebestaandearealenblauwgras-landenbinnenhetNatura2000-gebied.Omdieef-fectenwegtenemenisindepassendebeoordelinguitgegaanvandeaanlegvannieuwareaalblauw-graslandeneldersbinnenhetNatura2000-gebied.Doordieaanlegzoudendeeffectenvandestikstof-depositietoenameopdebestaandeblauwgraslan-denruimschootswordengemitigeerdenzoukun-nen worden voldaan aan de voor dit habitattypegeformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. Al-duszouhettrac?besluitnietleidentotaantastingvan de natuurlijke kenmerken van het gebied enkonde(zware)ADC-toetsachterwegeblijven(ont-stentenis van Alternatieven, Dwingende redenenvan groot openbaar belang en het treffen vanCompenserende maatregelen). In HvJ EU 15 mei2014,C-521/12,heefthetHofdevragenvandeAfdelingbeantwoord.HetHofoordeeltdatdeaan-legvannieuwareaalblauwgraslandenbinnenhet-zelfdeNatura2000-gebiednietafdoetaandene-gatieveeffectenopdekwaliteitvandebestaandearealen blauwgraslanden. De toekomstige aanlegvannieuwareaalstrektervolgenshetHofniettoeom de significant negatieve gevolgen te voorko-menofteverminderen,maarbeoogtdiegevolgennadientecompenseren.DaaromkandiemaatregelvolgenshetHofalleenwordenaangemerktalseencompenserendemaatregeldienietindepassendebeoordelingmaaralleenindeADC-toetskanwor-deningezet.Hetarrestmaaktduidelijkdathetopzichnietverbodenisommitigerendemaatregelenin de passende beoordeling te betrekken. Echter,deindepraktijkvaakgehanteerderuimereikwijdtevanhetbegripmitigerendemaatregelzalbijstellingbehoeven.Nietlangerkanindepassendebeoorde-lingwordengesaldeerdtussendenegatieveeffec-tenvaneenplanofprojectopeenhabitattypeoplocatieAendedooreenmaatregelteveroorzakenpositievegevolgenvoorhetzelfdehabitattypeoplocatie B binnen hetzelfde Natura 2000-gebied.HetoordeelvanhetHofheeftookgevolgenvoordeinvoorbereidingzijndeprogrammatischeaan-pakstikstof.Niet verwijzen naar Natuurbeschermingswet 1998UitvastejurisprudentievandeAfdelingvolgtdatbijhetverrichtenvandehabitattoets(eventueelindevormvaneenpassendebeoordeling)vooreenbe-stemmingsplan moet worden uitgegaan van demaximaleplanologischemogelijkheden.Hetisnietmogelijkomhetonderzoeknaardeecologischeef-fecten van een in het bestemmingsplan opgeno-men flexibiliteitsbepaling of bouwmogelijkheiddoorteschuivennaareenlatermoment.Datisookniettoegestaan,wanneeraaneenflexibiliteitsbe-palingofaaneenbouwmogelijkheidindeplanre-gels de voorwaarde is gekoppeld volgens welkegeensignificanteeffectenopeenNatura2000-ge-biedmogenplaatsvinden.Zieo.a.AbRvS26sep-tember 2012, nr. 201108509/1/R4, r.o. 8.5 enAbRvS31oktober2012,nr.201105435/1/R3,r.o.4.4.DeAfdelingoordeeldedaarinnognietoverderechtmatigheid van een dergelijke planregel sec,dusongeachtdevraagofhetecologischeonder-zoeknuwelofnietisverricht.DatiswelgebeurdinAbRvS6augustus2014,nr.201207794/1/R4,r.o.50.5e.v.DeAfdelingachtbestemmingsplanregelswaarinhetplanologischgebruikafhankelijkwordtgesteld aan het voldoen aan de Natuurbescher-mingswet1998,tenprincipaleonrechtmatig.KortgezegdisdeAfdelingvanoordeeldatzulkeregelsde in de Natuurbeschermingswet 1998 opgeno-menbevoegdhedendoorkruisenenstrijdigzijnmetderechtszekerheid.VoorzoverindepraktijknogonduidelijkheidzoukunnenbestaanoverdevraagofhetecologischeonderzoekkanwordenbeperktdoorindebestemmingsplanregelsdirectofindirectteverwijzennaardeNatuurbeschermingswet1998,behoortdiethanstothetverleden.Geen (significante) effecten bestemmingsplanInderegelsvanhetbestemmingsplanvoorhetbui-tengebiedvanTynaarloisbijrechtvoorzienindeuitbreiding van agrarisch veehouderijbedrijven.Daarbijisevenwelaangegevendatdieuitbreidingalleen mag plaatsvinden indien er geen sprake isvan een toename van ammoniakemissie van hetjurisprudentie COmpENSATIEENmITIgATIEIndezekaternwordtallereerstingegaanophetHvJEU-arrestwaarinduidelijkheidwordtgegevenoverhetonderscheidtussencompenserendeenmitigerendemaatregelenindehabitattoets.VervolgenswordtaandachtgeschonkenaanuitsprakenwaarindeAfdelingoordeeltoverderechtmatigheidvanbestem-mingsplanregelsdieverwijzennaardeNatuurbeschermingswet1998respectievelijkwaarinwordtbepaalddatdestikstofemissienietmagtoenemen.TenslottewordenindezekaternbeschouwingengewijdaanjurisprudentieoverdereikwijdtevaneenmERendevraaginhoeverrehetrelativiteitsbeginselzichertegenverzetdateenberoepkanwordengedaanopeenschendingvandem.e.r.-regelgeving.TOETS03/041417Deze jurisprudentiekatern wordt verzorgddoorSoppegundelachWitbreukadvocaten(www.soppegw.nl).betreffendebedrijf.InAbRvS29oktober2014,nr.201307656/1/R4, heeft de Afdeling geoordeelddatdoordievoorwaardedeinhetbestemmings-planbijrechttoegestaneuitbreidingnietzallei-dentoteentoenamevanstikstofdepositieinNa-tura2000-gebieden.Significanteeffectenkunnendaarmeederhalvewordenuitgesloten.Overigensmaken het bestemmingsplan, noch de uitspraakvandeAfdeling,ondubbelzinnigduidelijktenop-zichtevanwelkereferentiedeammoniakemissienietmagtoenemen.UitAbRvS22oktober2014,nr.201306991/1/R3,wordtevenwelnogeensbe-vestigd dat de feitelijke situatie ten tijde van devaststellingvanhetbestemminginbeginselalsre-ferentieheefttegelden.Daarvanmagalleenwor-den afgeweken, zo overweegt de Afdeling, alseenvolledigonherroepelijkvergundesituatie(datzal derhalve ook het Nbw-spoor impliceren) ??nop??nhaarvertalingvindtinhetbestemmings-plan.Indatgevalheeftdievergundesituatiealsdereferentietegeldenvoordevraagofdedesbe-treffendebestemmingleidttoteentoenamevanammoniakemissie(derhalveookalsdiesituatieaf-wijktvandetentijdevandevaststellingvanhetbestemmingsplan bestaande feitelijke situatie).Vanwegede??nop??n-vertalingzaldeconclusiedannietanderskunnenzijndatdiebestemmingdannietleidttoteentoenamevanstikstofemissie.Indecasuswaaroplaatstgenoemdeuitspraakzag,wasergeensprakevanhet??nop??nbestemmenvaneenvolledigvergundesituatie.Ditvanwegehetfeitdatvoorenkeleinhetbestemmingsplanvoorzie-nenieuwestallennoggeenomgevingsvergunningenterzakevandeactiviteitbouwenwarenverleend.Reikwijdte MER bestemmingsplan beperktDeuitspraakvan6augustus2014isbehalveomdehiervoor genoemde reden ook van belang van-wegedeoverwegingenoverdereikwijdtevaneenplan-mER.Voorhetdesbetreffendebestemmings-planwaseenplan-mERgemaaktvanwegedeuit-breiding van veehouderijen, de functiewijzigingtenbehoevevannatuurendeaanlegvankam-peer- en recreatievoorzieningen. De milieugevol-genvandeinhetplanmogelijkgemaakteaanlegvan een paardrijbak waren niet in het mER be-schreven.DeAfdelingachtdatnietonrechtmatig,nudepaardrijbakgeendeeluitmaaktvaneenvande activiteiten waarvoor het mER is opgesteld.VerdermerktdeAfdelingopdatnietaannemelijkisgemaaktdatdepaardrijbakmogelijksignifican-teeffectenkanhebbenvooreenNatura2000-ge-bied, zodat ook om die reden geen plan-m.e.r.-plichtvoordiebakbestond.Opzichisdeuitspraakniet verrassend. Al bij de totstandkoming van deplan-m.e.r.-regelingindeWetmilieubeheerisdoordewetgeveraangegevendatdeplan-m.e.r.-plichtuitsluitendzietopdeplan-m.e.r.-plichtigeonderde-len(zieKamerstukkenII2004/05,29811,nr.4,p.2).EvenwelheeftdeAfdelinginAbRvS17oktober2012,nr.201105599/1/R2verwarringgezaaid.IndieuitspraakhaaltdeAfdelingeenstreepdoorhetplan-mER voor een glastuinbouwlocatie, omdatdaarin niet ook de milieueffecten van biovergis-tingsinstallatieswarenmeegenomen(zier.o.4.4).DeAfdelingmotiveertdatuitsluitenddooreroptewijzendatbijdebeoordelingvandemilieueffectenin een mER dient te worden uitgegaan van demaximale planologische mogelijkheden die hetplanbiedt.Daarmeezoudesuggestiekunnenzijngewektdatdeplan-mERsteedsbetrekkingmoethebbenopalleonderdelenvaneenplan.Deuit-spraakvan6augustus2014maaktaandieondui-delijkheideeneinde.Beroepsgronden met betrekking tot m.e.r. en relativiteitIndeuitspraakvan1oktober2014(nr.201307140/1/R1)isdeAfdelingvoorheteerstinhoudelijkin-gegaanopdevraaginhoeverrehetthansindeAlgemenewetbestuursrechtverankerderelati-viteitsbeginselzichverzettegenhetvernietigenvan een besluit vanwege een plan-m.e.r.-ge-brek.DeAfdelingoordeeltdatburgersdieop-komenvoorhetbehoudvaneengoedwoon-enleefmilieu een beroep kunnen doen op deschending van de plan-m.e.r.-regelgeving. Hetrelativiteitsbeginselmaaktnietdatdebestuurs-rechter die beroepsgronden niet mag honore-ren.Datzelfdegeldtvooreenstichtingvoorhetbehoudvancultuurhistorischewaarden,aange-zienditeenonderwerpisdatineenplan-mERaandeordekankomen.rijkswaterstaat/harryvanreeken
Reacties