Het ministerie van OC&W wordt dit jaar wettelijk adviseur bij milieueffectrapportage. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), binnenkort een gefuseerde erfgoeddienst, dragen zorg voor de uitvoering van deze nieuwe rol. Ter voorbereiding hierop is onderzocht in hoeverre cultuurhistorie meespeelt in recente m.e.r.-procedures. Het onderwerp komt zeker aan de orde in startnotities en milieueffectrapporten, zo bleek, maar om nou te zeggen dat het echt doortikt in de alternatieven en de besluitvorming… Hoe dan ook, de ROB en de RDMZ zijn vast van plan via hun inbreng te bevorderen dat voortaan ook de cultuurhistorie de aandacht krijgt die ze verdient. Aan enthousiasme ontbreekt het in elk geval niet.
8 k e n m e r k e n 1 2 / 1 ; f e b r u a r i 2 0 0 5Het ministerie van OC&W wordt dit jaar wettelijk adviseur bij milieueffectrapportage. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg(RDMZ) en de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), binnenkort een gefuseerde erfgoeddienst, dragenzorg voor de uitvoering van deze nieuwe rol. Ter voorbereiding hierop is onderzocht in hoeverre cultuurhistorie meespeelt inrecente m.e.r.-procedures. Het onderwerp komt zeker aan de orde in startnotities en milieueffectrapporten, zo bleek, maar omnou te zeggen dat het echt doortikt in de alternatieven en de besluitvorming... Hoe dan ook, de ROB en de RDMZ zijn vast vanplan via hun inbreng te bevorderen dat voortaan ook de cultuurhistorie de aandacht krijgt die ze verdient. Aan enthousiasmeontbreekt het in elk geval niet.OC&W wordt wettelijk adviseur in m.e.r.-proceduresCultuurhistorie komt eraanM a r i ? l l e d e S a i ntiger kan doorwerken in relevante toekomstigemilieueffectrapportages?Eerste indrukHistorische landschappen, het domein van hetMinisterie van LNV, zijn buiten beschouwinggelaten. Het onderzoek is toegespitst op dewerkterreinen van de ROB en de RDMZ: archeo-logie, historische bouw en historische steden-bouw. Om een beeld te krijgen van hoe de hui-dige Nederlandse m.e.r.-praktijk met dezeonderwerpen omspringt, zijn 100 procedures be-Het toekomstige wettelijke adviseurschapwas voor het Ministerie van OC&W eenbelangrijke reden om een onderzoek testarten naar de plaats van cultuurhistorie in re-cente m.e.r.-procedures. Het onderzoek past bin-nen het bredere Europese kader `Planarch', waar-binnen vergelijkend onderzoek wordt gedaan indiverse landen naar vraagstukken rond cultuur-historie en ruimtelijke planning. De bedoelingwas niet alleen terug te blikken, maar ook vooruitte kijken. Wat kan er van het recente verledenworden geleerd, opdat de cultuurhistorie krach-De auteurMari?lle de Sain (020-5697785,m.desain@royalhaskoning.com) is werk-zaam als adviseur beleid en communicatiebij Royal Haskoning en projectleider van hetin dit artikel beschreven onderzoek. Metdank aan Gerda de Bruijn van de ROB,Frank Altenburg van de RDMZ enBert Groffen van Royal Haskoning.Foto:ROBUnesco Werelderfgoedmonument, Schokland9c u l t u u r h i s t o r i ek e n m e r k e n 1 2 / 1 ; f e b r u a r i 2 0 0 5keken die in periode van januari 2000 tot begin2004 alle stappen van startnotitie tot en mettoetsingsadvies doorlopen hebben. Daaropvol-gend zijn 25 procedures van a tot z bestudeerdin een kwalitatief onderzoek. In 40 procent vande procedures, zo bleek, speelde cultuurhistorieeen rol, en dan vooral in procedures die betrek-king hadden op de besluitvorming over eenruimtelijk plan, zoals de vaststelling van een be-stemmingsplan. Gemeenten zijn dus een belang-rijke factor voor cultuurhistorie; in een grootaantal gevallen waren zij de initiatiefnemer ofhet bevoegd gezag.De meeste startnotities en MER'en zijn uitbe-steed aan adviesbureaus. Slechts in 15% van degevallen is een archeologische specialist inge-huurd voor het MER. De overige cultuurhis-torische kennis kwam via het adviesbureau, deinitiatiefnemer of een regionale of lokale cul-tuurhistorische instelling.De meeste startnotities bevatten weinig informa-tie over cultuurhistorie. Vaak kwamen ze nietverder dan iets als `in het MER wordt aandachtbesteed aan of worden de effecten op cultuur-historie onderzocht'. Van echte scoping ? watgaan we nu precies bekijken, en waarom? ? isdan geen sprake.In de onderzochte MER'en was cultuurhistoriezichtbaar in alle onderdelen. De kwaliteit van debeschrijvende informatie was over het algemeengoed. De behandeling van het thema groef ech-ter in veel gevallen weinig dieper dan waarden tesignaleren. Doorwerking in de uitwerking vanalternatieven vond slechts in beperkte mateplaats. Een voorbeeld hiervan is een procedurevoor een groot bedrijventerrein waarbij op debeoogde locatie zo ongeveer alle vormen vancultuurhistorie prominent aanwezig waren,maar geen van de alternatieven hierop inspeelde.Uiteindelijk heeft cultuurhistorie aan het eindetoch nog een positieve bijdrage aan de kwaliteitvan het ontwerp geleverd, maar dit heeft veelmoeite gekost. De betrokken gemeente zegt ach-teraf dat de rol al vanaf het begin veel groter hadmoeten zijn. Dat had plankosten, tijd en het bij-stellen van de exploitatie gescheeld.Cultuurhistorie is een enkele keer in het MMAgenoemd. Een cultuurhistorisch vriendelijk al-ternatief is geen enkele keer aangetroffen. Miti-gerende maatregelen voor wat betreft cultuurhis-torie kwamen nauwelijks voor; het aspectcultuurhistorie leent zich hier ook niet goedvoor.Invloed op besluitvormingDe inspraak van de ROB en de RDMZ heeftnadrukkelijk invloed op de richtlijnen. Dezeinspraak is bij de richtlijnen bijna altijd en bijhet toetsingsadvies in iets meer dan de helft vande gevallen meegenomen. Ten opzichte van het-geen de startnotities en de richtlijnen in het voor-uitzicht stelden, bevatten de MER'en in de regelHet verdrag van Valletta en het wetsvoorstel op de archeologischemonumentenzorg (Wamz)Een belangrijke impuls om cultuurhistorie in ruimtelijke planprocessen te integreren, is hetverdrag van Valletta en de implementatie daarvan door de nieuwe Wet op de archeologischemonumentenzorg (het wetsvoorstel voor deze Wamz wordt begin 2005 in de Tweede Kamerbehandeld). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, het Verdragvan Valletta, of ? zoals het officieel heet ? het `Europees Verdrag inzake de bescherming van hetarcheologische erfgoed'. Het verdrag kent in feite drie belangrijke uitgangspunten:? vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening houden met archeologie;? archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren;? bodemverstoorders laten betalen voor archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.Het wetsvoorstel Wamz geeft aan dat voor bodemingrepen waarvoor een milieueffectrapportagevereist is en bij ontgrondingen een archeologisch onderzoek verplicht kan worden gesteld. Hetwetsvoorstel verplicht daarnaast gemeenten, als deze een nieuw bestemmingsplan opstellen,rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische waarden. Op deze manier isarcheologisch vooronderzoek ook verplicht voor minder omvangrijke bodemverstoringen. Vroeg-tijdig archeologisch onderzoek biedt de gelegenheid tot planaanpassing en vermindert de kans datpas bij uitvoeringswerkzaamheden interessante vondsten worden gedaan. De kans op vertragingvan bouwactiviteiten als gevolg van een toevallige vondst wordt zo ook kleiner. De ROB gaat derelevante onderzoeksresultaten opnemen in een landelijk informatiesysteem.Het wetsvoorstel geeft provincies de mogelijkheid `archeologische attentiegebieden' aan te wijzen.Bestemmingsplannen in deze gebieden moeten dan versneld `archeologievriendelijk' worden.Provincies worden daarnaast in de regel eigenaar van de opgegraven vondsten. Voor het beheer vande vondsten vraagt de wet van provincies een depot.De kosten van onderzoek en een mogelijk uit te voeren opgraving zijn voor rekening van de ver-oorzaker van de bodemverstoring. In uitzonderingsgevallen kan er sprake zijn van excessieve kos-ten voor de veroorzaker. Ten slotte maakt het wetsvoorstel het mogelijk dat (archeologische)bedrijven opgravingen uitvoeren. Tot op heden was dit voorbehouden aan overheden en uni-versiteiten.Opgraving in de gemeente Houten. De nieuwe Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) schrijft voor dat deveroorzaker van de bodemverstoring de kosten voor dergelijke opgravingen moet betalen.Foto:ROB10 k e n m e r k e n 1 2 / 1 ; f e b r u a r i 2 0 0 5meer informatie en onderzoeksresultaten overcultuurhistorie. Het belang van de cultuurhisto-rische waarden voor het voornemen nam af inhet MER omdat de verkregen informatie het mo-gelijk maakte dit beter in te schatten. Overigenswerd in een behoorlijk aantal gevallen aangekon-digd dat er nog aanvullend of meer onderzoekzou plaatsvinden in een latere fase.In de onderzochte gevallen nam hoofdzakelijkde ROB het op zich de cultuurhistorische belan-gen te behartigen. Dit is deels het gevolg van deafspraak tussen beide diensten dat de ROB bijm.e.r. als front office functioneert en waar nodigde RDMZ informeert. Overigens bleek dit nietvoor iedereen duidelijk. Verder richten RDMZ-medewerkers hun pijlen ook op andere momen-ten van het planvormingsproces.De inspraak van de ROB richtte zich overwegendop `in beeld brengen van', `onderzoek doen naar'en `beoordelen van' en minder vaak op het daad-werkelijk meedenken over de doorwerking vancultuurhistorie in het ontwerp of in de alter-natieven. Zowel de initiatiefnemers als de dien-sten zelf zien dit als een gemis. De informelecontacten tussen de Commissie m.e.r., bevoegdgezag en initiatiefnemers enerzijds en de cul-tuurdiensten anderzijds waren beperkt. In eendiscussiemiddag over het onderzoek benadrukteeen van de deelnemers het belang van informeelcontact: "Ik gebruik de wettelijke waarden alleenom binnen te komen, daarna begint het gesprekpas echt."Andere (cultuurhistorische) organisaties en be-langhebbenden spraken beperkt in. Het is jam-mer dat zij de be?nvloedingsmogelijkheden nietgoed kennen en gebruiken.Een van de vragen in het onderzoek betrof deinvloed van m.e.r. en de rol van cultuurhistorieop de besluitvorming. Het beeld dat uit het on-derzoek naar voren komt is meerzijdig. In richt-lijn- en toetsingsadviezen speelt het een duide-lijke rol. Een deel van de ge?nterviewde personenstelde evenwel dat cultuurhistorie vervolgensgeen invloedrijke rol kreeg in de besluitvorming,ook al waren er nadrukkelijk waarden aanwezig.Anderen nuanceerden dit. Maar duidelijk werdwel dat cultuurhistorie doorgaans in elk gevalgeen dominant thema is.De positie van m.e.r.De conclusies uit het onderzoek zijn in een ron-detafelgesprek voorgelegd aan diverse organisa-ties, waaronder de cultuurhistorische diensten,provincies, gemeenten, adviesbureaus en VROM.Zij stelden vast dat er verschillende mogelijk-heden zijn om cultuurhistorie in de besluitvor-ming over (ruimtelijke) ontwikkelingen naarvoren te schuiven, maar dat juist de m.e.r. zichhier goed voor leent. Immers, m.e.r. is een instru-ment dat verschillende aspecten inzichtelijkmaakt en met elkaar in verband brengt. Dit wordtversterkt doordat meerdere partijen elkaar ont-moeten en van elkaar leren. Bovendien biedtm.e.r. twee duidelijke inspraakmogelijkheden,waarmee het bevoegd gezag rekening moethouden. Daarnaast benadrukt het toekomstigewettelijke adviseurschap het belang van cultuur-historie en de positie van RDMZ en ROB in dem.e.r.-procedure.Ook strategische milieubeoordeling (SMB) dientnadrukkelijk te worden opgepakt. Juist in deSMB worden de strategische en vaak ingrijpendevraagstukken voorbereid, en de kaders uitgezetvoor latere m.e.r.-procedures. Op deze wijze kande keten van besluiten (van SMB, via m.e.r. totvergunning of bestemmingsplan) structureelworden gebruikt.Gezamenlijk standpuntEen belangrijke aanbeveling aan de ROB en deRDMZ is gezamenlijk een standpunt te bepalen.En als het mogelijk is ook samen met het mini-sterie van LNV, dat historisch landschap onderzijn hoede heeft. Met verenigde krachten komtnu eenmaal een sterker advies tot stand doordattegenstrijdigheden worden voorkomen en eendeel van de afweging door de cultuurhistorischediensten zelf aangereikt wordt aan derden. Ookvanwege de aanstaande fusie tussen ROB enRDMZ ligt het voor de hand om samen op tetrekken.Aanstekelijk was het enthousiasme van beidecultuurhistorische diensten over m.e.r. en hunsnel groeiende inzicht in de mogelijkheden enonmogelijkheden van dit instrument. Dit wasook duidelijk merkbaar bij een interne studie-middag over de uitkomsten van het onderzoek.Toch is er nog een weg te gaan. De kennis bij deROB- en RDMZ-medewerkers is enorm groot,maar versnipperd, wordt op ad hoc basis ge-deeld en met name vanuit de inhoud gestuurd.Om de kracht van m.e.r. en SMB te gebruikenzal de kennis over de verschillende onderdelenen de positie van m.e.r. vergroot moeten wor-den. Ook is het nodig te bevorderen dat de in-formatie uit de hoofden van de verschillendemensen gedeeld wordt. Hierbij kunnen `bestpractices' een rol spelen.Bijvoorbeeld: de DiefdijkDe Diefdijk werd in 1284 in Gelderland opgeworpen om overstromingen van de Lek en de Waaltegen te houden. Sinds de jaren vijftig doorsnijdt de A2 ter hoogte van Everdingen de Diefdijk, endaarmee ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Een keersluis met stalen schuiven boven de wegmoet daar sindsdien in tijden van nood het rivierwater keren. Er liggen nu plannen om de A2 teverbreden, waartoe de keersluis moet worden gesloopt. In reactie op de milieueffectrapportagesvoor de verbreding van de A2 heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg ervoor gepleit om terplaatse van de Diefdijk opnieuw een waterkering te maken en om, ter wille van de herkenbaarheidvan dit bijzondere punt, af te zien van de voorgestelde bouw van een ecoduct parallel aan de Dief-dijk. De Rijksdienst heeft voorts aangegeven graag betrokken te blijven bij de ontwerpstudies voordeze markante plek.Foto:AnneVisserA2 en de Diefdijk11c u l t u u r h i s t o r i ek e n m e r k e n 1 2 / 1 ; f e b r u a r i 2 0 0 5AdagiumEen goed adagium voor de gezamenlijke stand-puntbepaling is: `de goede dingen doen, en dezegoed doen'. Dat kan bijvoorbeeld als volgt inge-vuld worden:? Het kaf van het koren scheiden: wanneerspeelt cultuurhistorie (mogelijk) een belang-rijke rol en wanneer niet of minder?? De inbreng doseren: bepalen in welke proce-dures men kan volstaan met een formele in-zet op de twee formele inspraakmomentenen in welke procedures men een stap verderwil gaan, bijvoorbeeld door informele be?n-vloedingsmogelijkheden te benutten en/of teparticiperen in het planproces.? Ontwikkelingsgericht adviseren: als het echtde moeite waard is, moet de adviesrol zich erniet toe beperken de cultuurhistorischewaarden slechts aan te wijzen en te controle-ren of deze waarden ook netjes zijn meege-nomen in de m.e.r. Een meer ontwikkelings-gericht advies zou beter zijn (zie kader).Om een gezamenlijke inbreng gestalte te geven,is inmiddels de ontwikkeling van een integraalcultuurhistorisch adviesinstrumentarium terhand genomen door Projectbureau Belvedere,Expertisecentrum-LNV, de RDMZ en de ROB.Dit instrumentarium is een hulpmiddel bij ruim-telijke procedures, niet meer en niet minder. Dekracht ligt vooral in het samen ontwikkelen vanidee?n en het leren samenwerken.Nu de buitenwereld nogDat cultuurhistorische belangenbehartigers eenmeer structurele en pro-actieve rol krijgen, heeftook gevolgen voor de werkwijze van bevoegdegezagen, initiatiefnemers en hun adviseurs. Cul-tuurhistorie zal immers minder een verplichtnummer worden. Er zit overigens ook een meervrijwillige en morele kant aan. De RDMZ enROB dragen de verantwoordelijkheid niet alleen.Die verantwoordelijkheid ligt vooral ook bij ini-tiatiefnemer en bevoegd gezag, bijgestaan dooradviesbureaus en de Commissie m.e.r. Zij moe-ten eraan meehelpen om:? de cultuurhistorische informatie tijdig in tebrengen in het m.e.r.-proces: hoe eerder hoebeter;? gebruik te maken van de kennis en kundevan de cultuurhistorische diensten (netwer-ken);? cultuurhistorische waarden in de startnotitieen richtlijnen op een functionele manier uitte werken: informatief (de waarden en be-leidskaders) ?n met aandacht voor de rol vandie waarden (scoping);? cultuurhistorie zichtbaar te maken in de uit-werking van alternatieven (`behoud doorontwikkeling') en in de (waardering van)effecten.Op hun beurt kunnen de ROB en de RDMZ hetanderen gemakkelijker maken door met een dui-delijke samenhangende visie naar buiten te tre-den, te communiceren over het wettelijke advi-seurschap en theoretische en praktische hand-reikingen te doen. Dat laatste is terug te zien inde volgende aanbeveling: maak de kennis die bijde ROB en de RDMZ aanwezig is beter toegan-kelijk door regionale contactpersonen aan te wij-zen, actief te netwerken en praktisch bruikbareinformatie aan te bieden, bijvoorbeeld op dewebsite. vOntwikkelingsgericht adviseren`Ontwikkelingsgericht adviseren' is momenteel een populaire invalshoek in de cultuurhistorischesector. Voor de ROB geldt primair het rijksbeleid dat archeologische resten bij voorkeur in situ (inde bodem) behouden worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Dat maakt ontwikkelingsgericht ad-viseren vaak lastig, zeker omdat niet alle archeologische resten bekend zijn. De mate waarin inm.e.r.-verband ontwikkelingsgerichte adviezen kunnen worden gegeven, hangt eveneens af vanhet type geplande ingreep en of de diensten een gesloten of open adviesvraag krijgen voorgelegd.De RDMZ geeft de ontwikkelingsgerichte benadering vooral gestalte door te participeren in en/ofte adviseren over de ruimtelijke planvormingsprocedure. Dit vertaalt zich mede in de inzet op enhet karakter van de advisering in het kader van de m.e.r.Opgraving bij de Achterweg in de gemeente Tiel. Het rijks-beleid geeft aan dat archeologische resten bij voorkeur insitu (in de bodem) behouden worden bij ruimtelijkeontwikkelingen.De Wierde van Spijk (provincie Groningen). Samen met historische stedenbouw vormen ook archeologie en historischegebouwen het werkterrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het Ministerie van LNV gaat overhistorische landschappenFoto:ROB
Reacties