Depositie van stikstofverbindingen in gevoelige Natura 2000-gebieden dreigt plannen voor wegen, bedrijventerreinen en andere ontwikkelingen te dwarsbomen. In de bestuurlijke commotie die daarover ontstaat, wordt voorbijgaan aan de slechte staat waarin veel van de betrokken natuurgebieden zich bevinden. Drie andere artikelen in dit nummer van Toets geven inzicht in de complexiteit van de problematiek op gebiedsniveau en op landelijk niveau. Dit artikel doet een poging de depositieperikelen in perspectief te plaatsen: wat levert het nu eigenlijk op? En waarop moeten we inzetten? Kan het leiden tot winst in een onvermoede richting?
TOETS011012PlEidOOivOOralTErnaTiEvEmaaTrEgElEndEPOSiTiEinPErSPEcTiEfdepositievanstikstofverbindingeningevoeligenatura2000-gebiedendreigtplannenvoorwegen,bedrijventerreinenenandereontwikkelingentedwarsbomen.indebestuurlijkecommotiediedaar-overontstaat,wordtvoorbijgaanaandeslechtestaatwaarinveelvandebetrokkennatuurgebiedenzichbevinden.drieandereartikeleninditnummervanToetsgeveninzichtindecomplexiteitvandeproblematiekopgebiedsniveauenoplandelijkniveau.ditartikeldoeteenpogingdedepositieperikeleninperspectiefteplaatsen:watleverthetnueigenlijkop?Enwaaropmoetenweinzetten?Kanhetleidentotwinstineenonvermoederichting?lexruniaenlucKoksdepositieDE AUTEUrsLex Runia (0162-487395, lex.runia@oranjewoud.nl) en Luc Koks (0162-487323, luc.koks@oranjewoud.nl) zijn respectievelijk senior adviseurm.e.r. en senior adviseur ecologie bij Ingenieursbureau Oranjewoud.in korte tijd is de problematiek van de stikstofdepositie in Natura2000-gebieden uitgegroeid tot `h?t probleem' bij plannen voor nieuwewegen, bedrijventerreinen en woongebieden. In Natura 2000-gebie-den waar de depositie in de huidige situatie groter is dan de zoge-naamde kritische depositie van gevoelige habitats, moet elke extramol stikstof worden opgevat als een mogelijke oorzaak van een significanteffect op instandhoudingsdoelen.De depositie van stikstof is ??n van de factoren die hebben geleid tot eenvoor kwetsbare natuur zeer ongunstige situatie. En hoewel daar op beleids-niveau al langer oog voor is ? zie bijvoorbeeld rapporten van het Milieu- enNatuurplanbureau ? trekt het nu pas echt de aandacht als gevolg van derelatie die, gedwongen door jurisprudentie, moet worden gelegd met ruim-telijke ontwikkelingen. De aandacht is dan overigens niet gericht op deslechte staat van de natuurgebieden, maar op de mogelijke belemmeringenvoor nieuwe wegen of bedrijventerreinen.Verkeer als lastpostDoordat de emissie van stikstof uit verkeer lokaal een groot aandeel levertin de depositie, zijn de Natura 2000-gebieden gevoelig voor veranderingenin de hoeveelheid verkeer op nabijgelegen wegen. Verkeerseffecten kunnenzich voordoen tot op grote afstand van de feitelijke ingreep. De nieuweRijksweg 74 bij Venlo (waarop we verderop in dit artikel nader ingaan) leidtbijvoorbeeld tot verkeerseffecten bij Leenderheide bij Eindhoven en verder.Door regelgeving is inmiddels een wezenlijke verbetering ingezet in derichting van schonere verbrandingsmotoren en verlaging van de emissievan NOx. Deze verbetering zal volgens modelberekeningen de autonomegroei van het autoverkeer qua emissiereductie overtreffen. De drijfveerhierachter is overigens niet zozeer de slechte staat van natuurgebieden,maar de overschrijding van de mensgerichte grenswaarden voor de lucht-kwaliteit. Naar het zich laat aanzien zal de reductie van de emissie van NOx? zie ook het artikel van Jaspers e.a. (pagina 6-11) ? niet voldoende zijn omde depositie in de gevoelige gebieden terug te dringen tot onder de kriti-sche depositiewaarde.Vooral in het zuidoostelijk en oostelijk deel van het land ? met de fatalecombinatie van verzuringsgevoelige Natura 2000-gebieden en hoge achter-grondwaarden voor de depositie ? dreigt de toename van de depositie hetaanleggen van bedrijventerrein of wegen onmogelijk te maken. In veel ge-vallen gaat het dan om gebieden waar de actuele depositie vele malen hogeris dan de zogenaamde kritische depositie, en waarbij de betrokken nieuweactiviteit slechts een zeer beperkte toename van de depositie zal veroorza-ken. Een indicatie: het gaat om gebieden met habitats met een kritischedepositiewaarde (veel) kleiner dan 1000 mol/ha-1/jaar-1, een actuele depositieTOETS011013meer dan 3000, en een toename als gevolg van het voornemen kleiner danvan ruwweg 25 direct langs, en 1-2 mol/ha-1/jaar-1 op grotere afstand vande weg. De totale bijdrage van verkeer (de `autonome situatie') is directlangs de wegen overigens wel veel groter. Jurisprudentie maakt, ook bij eenogenschijnlijke verwaarloosbare toename van de depositie, maar ??n con-clusie mogelijk, namelijk dat een significant effect niet kan worden uitge-sloten.De sterke onbalans tussen feitelijke depositie en de vanuit de natuurdoel-stellingen maximale depositie leidt tot een onoplosbaar probleem. Delangverwachte beheerplannen Natura 2000 spelen eveneens een rol, maarhet kan nog enige jaren duren voordat daarover volledige helderheid be-staat. Het is bovendien de vraag of de hoge depositie dicht bij snelwegendaadwerkelijk wordt ge?ntegreerd in de doelen in het beheerplan.Zoals ook beschreven in het artikel van Jaspers e.a. (pagina 6-11) moetenalle zeilen worden bijgezet om in deze gebieden in de buurt te komen vande kritische depositiewaarden.Samenlopende ontwikkelingenIn het zuidoostelijk deel van Nederland liggen enkele grote Natura 2000-gebieden, die voor een groot deel bestaan uit natuurdoeltypen die zeergevoelig zijn voor N-depositie. Deze gebieden krijgen te maken met de ge-volgen van de ontwikkelingen in de regio Venlo. Provincie en gemeenten,ondersteund door het Rijk, werken aan de ontwikkeling van GreenportVenlo, in 2012 is er de Floriade en Rijksweg 74 (de bij Venlo ontbrekendeschakel in het snelwegennet tussen Nederland en Duitsland) moet wordenaangelegd. Ontwikkelingen die deels los van elkaar staan, maar die alle-maal effect hebben op de depositie van stikstof in de Natura 2000-gebiedenin een ruime omgeving. In een vorig nummer van Toets is al gewezen op deNatura 2000-discussie in het kader van de procedures voor de Greenport-lane, en inmiddels is de m.e.r.-procedure voor Trade Port Noord van startgegaan. De richtlijnen daarvoor vragen expliciet om het inzichtelijk makenvan de effecten op de depositie.In december 2009 is het ontwerp-trac?besluit (OTB) voor de aanleg vanRijksweg 74 gepubliceerd. Als onderdeel van het onderzoek voor het OTB isvoor de relevante Natura 2000-gebieden per gebied een `Toets Natuurbe-schermingswet' uitgevoerd.Rijksweg 74 vervangt bij Venlo de bestaande route voor grensoverschrij-dend verkeer. De bestaande route maakt gebruik van het stedelijke `onder-liggende wegennet'. Uit de verkeersmodellen blijkt dat de nieuwe autosnel-weg ertoe leidt dat de routes via de A67 en de A73, via de A74, naar deDuitse BAB61 een aantrekkelijk alternatief zijn voor bestaande routes naarDuitsland. Het gevolg daarvan is dat na de aanleg van RW74 de verkeers-belasting op de A67 (tussen Eindhoven en Venlo) en A73 (ten noorden vanVenlo) toeneemt en op andere snelwegen (zoals de A2 ten zuiden van Eind-hoven) afneemt. Dat maakt het noodzakelijk om de effecten op de N-depositiein een aantal, ook op grotere afstand langs deze snelwegen gelegen, Natura2000-gebieden te onderzoeken. In de bij het OTB gevoegde natuurtoetsen isdaarvan per Natura 2000-gebied verslag gedaan. In deze natuurtoetsenwordt de depositie van verkeer (met en zonder het effect van de aanleg vanRW74, tot het jaar 2020) vergeleken met de referentiesituatie in 2010. Daar-Figuur 1. Relevante Natura 2000-gebieden bij de aanleg van RW74.TOETS011014depositiedoor ontstaat inzicht in de trends in de tijd en het relatieve belang van heteffect van RW74. De algemene conclusies in deze natuurtoetsen ? het ver-keer levert een belangrijke bijdrage aan de depositie in de directe omge-ving van de snelwegen, maar het effect van de aanleg van RW74 is klein tenopzichte van de referentiesituatie ? sluiten aan bij de constateringen in deartikelen van Jaspers e.a. (pagina 6-11) en Van der Aa (pagina 16-20).Geen absolute getallenBerekeningen van de grootte van de depositie in Natura 2000-gebieden zijnalleen mogelijk met behulp van modellen, als benadering van de werkelijk-heid. De modellen vragen om veel invoergegevens: verkeersintensiteit, aan-deel vrachtverkeer, depositiesnelheden, prognoses voor emissiefactoren enachtergrondwaarden enzovoort. Gegevens waarover veel onzekerhedenbestaan, waardoor zeker is dat de berekende deposities niet als hard enabsoluut moeten worden beschouwd. Wel is duidelijk dat deze modelresul-taten het maximaal haalbare zijn met de op dit moment beschikbare gege-vens. En het is ook zonder modelberekeningen duidelijk dat meer verkeerleidt tot meer emissie en meer depositie.In gevallen als RW74 en de gebiedsontwikkeling van Klavertje 4 bij Venlo isevident dat een toename van de hoeveelheid verkeer, en dus ook van dedepositie in Natura 2000-gebieden, inherent is aan de ontwikkelingen. Hetis daarom onvermijdelijk dat bij deze en soortgelijke gevallen in het kadervan de Passende beoordeling wordt gezocht naar andersoortige maatrege-len om te voorkomen dat de instandhoudingsdoelen negatief worden be?n-vloed. Met `andersoortig' bedoelen we maatregelen die zich niet a prioririchten op depositie, maar juist op andere en mogelijk meer maatgevendeen makkelijker te be?nvloeden condities in de betreffende gebieden. De in-standhoudingsdoelen van gevoelige habitats schieten weinig op met verfij-ningen in modelberekeningen; ze zijn meer gebaat bij andersoortige maat-regelen aan beperkende factoren, zoals de hydrologie van het gebied.Ecologische beoordelingEvenals bij de depositieberekeningen zelf, bestaan ook over de ecologischeduiding van de depositie nog veel vraagtekens. Zoals ook uit het artikel vanVan der Aa (pagina 16-20) blijkt, kan niet worden volstaan met een simpeleconstatering dat de depositie hoger is dan de kritische depositiewaarde endat er dus een significant effect is. De depositie is ??n van de factoren inhet complexe ecosysteem. Het nog aanwezig zijn van gevoelige vegetatietypenin situaties waar de actuele depositie vele malen hoger is dan de kritischedepositie ? dit bleek bijvoorbeeld bij het onderzoek voor de A2 bij Leender-heide ? illustreert dit ook. Ook het ontbreken van de beheerplannen maakthet lastig. De systematiek van de passende beoordeling per gebied, en dus nietvanuit de ingreep, beperkt de mogelijkheden om de winst in het ene gebiedweg te strepen tegen het verlies in andere gebieden. Voor RW74 bijvoorbeeld ishet bij Leenderheide misschien nog mogelijk (afname van depositie langs deA2 aan de noordrand van het gebied, toename langs de A67 aan de westkant),bij andere projecten kan dit lastiger zijn. Zo kan het v??rkomen dat het ver-plaatsen van een oudere veehouderij met een grote N-emissie direct naast hetene Natura 2000-gebied (met een duidelijke afname van de depositie in datgebied) naar een nieuwe locatie wordt bemoeilijkt doordat het nieuwe bedrijftot een (veel kleinere) depositie in een ander Natura 2000-gebied leidt. Salde-ren mag dan niet. In zo'n geval is het hooguit mogelijk het positieve effect ophet ene gebied te gebruiken in de onderbouwing van het maatschappelijk be-lang van de bedrijfsverplaatsing. Provincies zijn in dit kader inmiddels bezigmet het opzetten van `banken' voor stikstofemissie om zo mogelijk ruimtevoor saldering inzichtelijk en operationeel te krijgen.Figuur 2. De doorwerking van de aanleg van RW74 op andere snelwegen.TOETS011015Commotie op alle frontenDe problematiek van de depositie van stikstofverbindingen in Natura 2000-gebieden is uitgegroeid tot een van de belangrijkste discussiepunten bijruimtelijke ontwikkelingen en wegenprojecten. Fijn stof is vergeten, nugaat het over de depositie van stikstof in natuurgebieden.We zien onbegrip, opwinding en ergernis bij bestuurders in alle bestuurs-lagen, van gemeenten tot Den Haag; weer zijn het die procedures en natuur-waarden die de economische vooruitgang en een voortvarende aanpak vanhet herstel van de economie belemmeren. En dat dan door zo'n marginaletoename van de depositie! Wat hierbij niet wordt betrokken, is dat de kwa-liteit van de betrokken natuurgebieden al sinds jaar en dag sterk onderdruk staat, vooral als gevolg van `de economie'.Verbazing, opwinding en het beschikbaar komen van veel denkkracht zienwe ook bij de deskundigen: ecologen en modelexperts. Er is en wordt hardgewerkt aan het verbeteren van modellen, het verkrijgen van meer inzichtin de processen, en het bedenken van oplossingen voor het ogenschijnlijkonoplosbare probleem.A blessing in disguise?Van belang is natuurlijk de vraag of al deze opschudding ook nog positievegevolgen heeft. Daarbij kan naar de twee kanten worden gekeken: natuur-waarden enerzijds, economische belangen anderzijds. Is er een `ontkoppe-ling' mogelijk, zoals in 1998 al in NMP3 en de Nota milieu en economiestond? Economische groei en tegelijkertijd een verbetering van de natuur-waarden? Wij zijn geneigd die vraag positief te beantwoorden. Hoewel geendoel op zich, kan het als winst worden beschouwd dat de opschudding overde depositie heeft geleid tot (en nog verder zal bijdragen aan) meer inzichtin de processen en een beter modelinstrumentarium.Over de economische aspecten hoeven we ons waarschijnlijk weinig zorgente maken: de economische drijfveren achter wegen, bedrijventerreinen enagrarische activiteiten (en uiteraard ook de bestuurlijke pushfactor) zijn zosterk dat de plannen ongetwijfeld zullen doorgaan. De depositiecommotiekan in een aantal gevallen mogelijk wel tot enige vertraging leiden; ermoet immers het een en ander worden uitgezocht, er zijn gesprekken metvergunningverleners nodig, er moeten mitigerende maatregelen wordenvoorbereid en dergelijke.Van groter belang is dat door de noodzakelijk geworden passende beoorde-ling wordt geaccepteerd dat mitigerende of compenserende maatregelennoodzakelijk zijn om de plannen `vergund' te krijgen. Dat leidt dan tot devraag of de achterliggende doelen van de Natura 2000-gebieden (het instand houden van bijzondere natuurwaarden) gediend zijn bij de depositie-perikelen. Leiden plannen ondanks alles tot achteruitgang of biedt hetjuist kansen op verbetering?Onze indruk is dat het resultaat voor de natuurgebieden uiteindelijk positiefkan zijn. Het gegeven dat ? zeker op de korte termijn ? het probleem van destikstofdepositie niet kan worden opgelost, zoals ook blijkt uit het artikelvan Jaspers in dit nummer, heeft tot gevolg dat voor de betrokken Natura2000-gebieden naar andersoortige, effectieve mitigerende en compense-rende maatregelen moet worden gezocht. Een voor de hand liggende maat-regel is het (op kosten van het project) verlagen van emissie door verbeterdeinstallaties aan een bestaand emissiepunt (intensieve veehouderij in dedirecte omgeving van het betreffende Natura 2000-gebied). Maar maatrege-len kunnen (of moeten) zich ook richten op andere relevante (abiotische)factoren in de natuurgebieden, die meer bepalend kunnen zijn voor de in-standhoudingsdoelen dan de N-depositie. In de Peel bijvoorbeeld zijn goedehydrologische condities van doorslaggevende betekenis voor het behalenvan de natuurdoelen. De hefboom van de aan een project toe te rekenentoename van depositie kan ertoe bedragen dat dergelijke andersoortigemaatregelen sneller en met een procedurele stok achter de deur wordenuitgevoerd.De zoektocht naar alternatieve maatregelen kan er per saldo toe leiden datde kwaliteit van de natuurgebieden, ook bij een beperkte toename van dedepositie, (sterk?) kan verbeteren. Naar ons oordeel zou de aandacht zichde komende tijd vooral daar op moeten richten: beschouw (noodgedwon-gen) de toename van depositie als een gegeven, en probeer mitigerende encompenserende maatregelen zo effectief mogelijk in te zetten ten behoevevan het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen. Tegelijkertijd ?maar los van concrete projecten en gebieden ? blijft het noodzakelijk omde emissie van N-verbindingen terug te dringen.Het verder verbeteren van de depositiemodellen is gewenst, maar tegelijker-tijd voor het bereiken van oplossingen naar ons oordeel van minder grootbelang dan de creatieve zoektocht naar bredere oplossingen.Zolang wetgeving en wetenschap geen volledige duidelijkheid bieden, kannaar ons idee alleen door een gezamenlijke inspanning van initiatief-nemers, beleidsmakers, vergunningverleners en specialisten, een maat-schappelijk geaccepteerde oplossing worden bereikt. Een bezoek aan `Brussel'zou slechts nodig moeten zijn voor een check op de Europese rechtsgeldig-heid van het bereikte eindresultaat, maar niet om de regels te versoepelen. credit: Planbureau voor de Leefomgeving
Reacties