De hele reeks ‘waterplannen’, van nationaal tot lokaal, moet de komende jaren vernieuwd worden. Van groot belang daarbij is natuurlijk de verankering van het nieuwe Europees en Rijksbeleid uit de Kaderrichtlijn Water (KRW). Cruciale vraag hierbij: waar kan (en moet) plan-m.e.r. ingezet worden en hoe voorkomen we knelpunten in de top-down versus bottom-up planvorming? Dit artikel bespreekt een aantal kansen en valkuilen. Tevens wordt ingegaan op de wijze waarop de provincie Noord-Brabant en de Brabantse waterschappen hiermee trachten om te gaan.
TOETS030818KanSrijKEcOmbiaanpaKinnOOrd-brabanTinzETplan-m.E.r.bijwaTErplannEndehelereeks`waterplannen',vannationaaltotlokaal,moetdekomendejarenvernieuwdworden.VangrootbelangdaarbijisnatuurlijkdeverankeringvanhetnieuweEuropeesenrijksbeleiduitdeKaderrichtlijnwater(Krw).crucialevraaghierbij:waarkan(enmoet)plan-m.e.r.ingezetwordenenhoevoorkomenweknelpuntenindetop-downversusbottom-upplanvorming?ditartikelbespreekteenaantalkansenenvalkuilen.Tevenswordtingegaanopdewijzewaaropdeprovincienoord-brabantendebrabantsewaterschappenhiermeetrachtenomtegaan.josvanderwijst&desir?evanzwietenCASE-STUDYFoto:www.flickr.com/ceesjwDe Dommel bij 's-Hertogenbosch.TOETS030819DE AUTEURsJos van der Wijst (073-6808763, jvdwijst@brabant.nl) is m.e.r.-co?rdinator bijde provincie Noord-Brabant. Desir?e van Zwieten (073-6808066, dvzwieten@brabant.nl) is co-projectleider voor het provinciale Waterhuishoudingsplan.de KRW en het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn in alge-mene zin gericht op het bereiken van een goede chemische,ecologische en kwantitatieve toestand van het grond- en op-pervlaktewater. Kortom: duurzaamheid voor de lange ter-mijn. Einddoel is dat het Nederlandse watersysteem in 2015op orde is qua waterkwaliteit, qua veiligheid en wateroverlast, aanpak vanwatertekorten en het terugdringen van verdroging. Een stevige opgave,gericht op de middellange termijn.De reeks nieuwe of aan te passen waterplannen bestaat uit:1. het Nationaal Waterplan (de opvolger van de 4e nota Waterhuis-houding);2. Stroomgebiedsbeheerplannen (SGBP's) voor Maas, Rijndelta, Schelde enEems;3. Provinciale Waterhuishoudingsplannen (WHP's), Omgevingsplannen ofStructuurvisies;4. Waterbeheerplannen (WBP's) van de waterschappen;5. Gemeentelijke `waterbesluiten', zoals water- en rioleringsplannen.Het proces van uitwerking van de Kaderrichtlijn Water verloopt stapsgewijsvan grof naar fijn. Op elk planniveau zullen de ambities vertaald moetenworden naar de bij dat planniveau passende doelen. De plannen zullen vol-ledig moeten voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn. Alleen als aange-toond kan worden dat de doelstellingen niet op tijd gehaald kunnen wor-den, kan uitstel verkregen worden tot 2027. De verschillende plannen kun-nen niet op elkaar wachten en zullen dus grotendeels parallel aan elkaarworden aangepast.Welke waterplannen zijn plan-m.e.r.-plichtig?Sinds de zomer van 2004 bestaat er, op grond van Europese regelgeving,plan-m.e.r.-plicht voor allerlei strategische planvormen. Deze plicht geldtvoor wettelijke of bestuursrechtelijke plannen met mogelijk relevante ge-volgen voor natuur en milieu wanneer deze een voorloper vormen van eenplan of besluit dat (project-)m.e.r.-plichtig is op grond van het BesluitMilieueffectrapportage 1994. Een tweede mogelijke aanleiding om een plan-m.e.r. op te stellen is de situatie waarin een passende beoordeling vereist isop basis van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit kan het geval zijndoor rechtstreekse ingrepen in deze zogenoemde Natura 2000-gebieden,maar ook door (mogelijke) externe werking (invloed buiten het plangebied).Dus ook buiten de grenzen van het betreffende waterschap, de betreffendeprovincie- of landsgrenzen. Actueel voorbeeld hiervan is de invloed van hetBelgische initiatief voor hermeandering van de Dommel met mogelijkeeffecten op het Nederlandse Natura 2000-gebied Hageven-de Plateaux.Gezien het bovenstaande blijkt dat er bij de genoemde waterplanvormenal snel aanleiding ontstaat voor plan-m.e.r-plicht.Specifieke toetsing van de m.e.r.-plichtigheidAls we bovenstaand kader loslaten op de verschillende planvormen en ditbeoordelen voor het Brabantse grondgebied, is in eerste instantie niet directte zeggen wanneer een plan-m.e.r. exact nodig is. We hebben op verschil-lende niveaus best een tijdje geworsteld met de vraag: `Waar en om welkeredenen moeten we eigenlijk plan-m.e.r. toepassen?' Ook landelijk is opallerlei plekken deze discussie gevoerd.Voor het provinciaal waterhuishoudingsplan (WHP) geldt dat dit in elk ge-val een wettelijk verplicht plan is, gebaseerd op artikel 7 van de Wet op dewaterhuishouding. Een waterbeheerplan (WBP) van het waterschap is dateveneens, gebaseerd op artikel 9 van dezelfde wet.De plannen kunnen een kader vormen voor in het besluit-m.e.r. genoemdeproject-m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten of besluiten die watergere-lateerd zijn, zoals:? beekherstel en waterberging voor zover er sprake is van een functiewijzi-ging groter dan 125 hectare en vastlegging plaatsvindt in een ruimtelijkplan [cat. 9] (Bij inwerkingtreding van de Waterwet medio 2009 krijgt hetWHP voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie onder denieuwe Wro en is daarmee te beschouwen als een ruimtelijk plan);? aanleg/wijziging van primaire waterkeringen [cat. 12];? strategisch grondwaterbeheer voor zover dit het kader biedt voor grotegrondwateronttrekkingen en/of infiltraties [cat. 15];? oprichting/wijziging/uitbreiding van een rwzi groter dan 50.000i.e [cat. 18];? structurele peilverlaging >16 cm in gevoelig gebied of weidevogelgebied> 200 hectare [cat. 27].Los van het ruimtelijke aspect is op grond van het bovenstaande lang nietaltijd direct zekerheid te geven over een plan-m.e.r.-grondslag. VanuitNatura 2000-perspectief bekeken kan echter al vrijwel direct de conclusiegetrokken worden dat het WHP en de WBP's mogelijk maatregelen bevattendie effect hebben op dergelijke statusgebieden. Een groot deel van deBrabantse beekdalen heeft bijvoorbeeld de status van Natura 2000-gebiedgekregen.Op een gegeven moment zijn we in het kader van ons Waterhuishoudings-plan en de Waterbeheerplannen gestopt met de (deels theoretische) discus-sie. De noodzaak van het opstellen van een plan-m.e.r. voor het WHP stondniet meer ter discussie. Voor de Waterbeheerplannen lag dit iets genuan-ceerder. Door alle partijen is geconcludeerd dat de WBP's van de water-schappen vermoedelijk niet het kader zullen vormen voor de hiervoorgenoemde project-m.e.r.-plichtige besluiten (rwzi-aanpassing of peilverla-ging), omdat dergelijke besluiten waarschijnlijk niet genomen zullen worden.Daarentegen is er wel een aanmerkelijke kans dat een WBP maatregelenbevat die mogelijk een effect op Natura 2000-gebieden hebben.Plan-m.e.r. was daarmee dus voor beide planvormen een voor de hand lig-gend instrument. Het doel van plan-m.e.r. is feitelijk ook het in een vroegstadium van planvorming meenemen van effecten op het milieu. Milieu-informatie wordt hiermee expliciet meegenomen en transparant gemaakt.Dit is al een waarde op zich. Het plan-MER dient bovendien op het abstrac-tieniveau van het betreffende plan te worden uitgevoerd en ook zonderm.e.r. kun je niet om natuur en milieuzaken heen. Een algemeen voordeelvan m.e.r. is het feit dat de redeneerlijn uitgeschreven wordt, de knelpuntenTOETS030820CASE-STUDYen doelstellingen helder geformuleerd worden en de dilemma's en milieu-effecten systematisch en zuiver in beeld komen. Plan-m.e.r. kan dus, mitsgoed toegepast, veel opleveren. Voordeel ten opzichte van een `normale'm.e.r.-procedure is dat de inspraak en proceduretijd aanzienlijk korter zijn,en er meer flexibiliteit is.Het Brabantse WaterhuishoudingsplanHet WHP is in Brabant het provinciale beleidskader voor integraal waterbe-leid. Verschillende andere provincies hebben hun waterbeleid verankerd ineen nog breder Omgevingsplan. Het beoogde nieuwe Waterhuishoudings-plan van de provincie Noord-Brabant zal de functies van de regionale waterenopnieuw vastleggen. Daarnaast zullen gewenste nieuwe ontwikkelingenworden weergegeven. Het is een strategisch kader van waaruit initiatievenvan andere actoren binnen het waterbeleid worden gestimuleerd en ge-stuurd. Ook is het een toezichtskader voor decentrale overheden en organi-saties (waterschappen, gemeenten en waterleidingsbedrijven) en het kadervoor het operationele grondwaterbeheer.Provincie en Waterschappen trekken samen opToen duidelijk was dat het Waterhuishoudingsplan m.e.r.-plichtig was, werdde provincie geconfronteerd met het dilemma dat het WHP zowel naar hethogere abstractieniveau (de SGBP's) als het lagere niveau (de waterbeheer-plannen) afgestemd moest worden. Aangezien op deze planniveaus naaralle waarschijnlijkheid ook een plan-m.e.r. vereist was, ontstond de vreesvoor onvoldoende aansluiting. De plannen zouden immers parallel en onge-veer gelijktijdig opgesteld gaan worden. Daar zit een bepaald risico in.Wordt het bottom-up of juist top-down ingestoken?Het idee ontstond om de plan-MER'en voor het Waterhuishoudingsplan ende Waterbeheerplannen van de Brabantse waterschappen Aa en Maas, Dom-mel en Brabantse Delta te integreren. Dit idee sloeg aan. De partijen zatentoch al om tafel en er konden twee vliegen in ??n klap geslagen worden. Omook de link naar boven (het Stroomgebiedsbeheerplan) niet te vergeten, wer-den V&W (CSN) en VROM opgenomen in de projectgroep en werd het pro-ject zelfs tot pilot gepromoveerd.Bestuurlijke en ambtelijke voordelen van de gezamenlijke aanpakBehalve de praktische voordelen van het gezamenlijk doorlopen van de pro-cedure, is er ook het voordeel dat andere decentrale overheden niet belastworden met begeleiding en uitvoering van een m.e.r.-procedure vanuitzowel de initiatiefnemers- als de Bevoegd Gezag-rol. De provincie heeft im-mers meer m.e.r.-ervaring. Een ander mogelijk voordeel van een ge?nte-greerde aanpak is het feit dat de exacte afbakening tussen WHP en WBP's inhet voortraject nog niet duidelijk hoeft te zijn. Het heeft weinig zin vroeg inhet traject al de discussie te voeren over het abstractieniveau van de plan-nen en de vraag welke maatregel in welk plan moet terechtkomen.Een van de voordelen van het gekozen gezamenlijke traject is ook dat het over-leg over de afstemming tussen WHP en WBP's van de Brabantse waterschap-pen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta (dat al bestond), doorgezet enverder ge?ntensiveerd kon worden. Insteek is dat het MER gaat over alle aspec-ten in plaats van alleen maar die activiteiten die zeker m.e.r.-plichtig zijn.Hoe loopt het ?In december 2007 is de plan-m.e.r.-procedure voor WHP en 3 WBP's gestarten is bij de plan-m.e.r. gebruikelijke notitie `Reikwijdte en Detailniveau' in-gediend bij de Commissie voor de milieueffectrapportage. De Commissie isbetrokken vanwege de invloed op Ecologische Hoofdstructuur en NaturaPlannen & ComplexiteitStroomgebiedsbeheerplanProvinciaalWaterhuishoudingsplanWaterbeheerplanwaterschapGemeentelijkewaterplannenOutput:+Overlap+Formatie-inzet+Geen doubluresRealisatieRijkProvincieWaterschapGemeenteInput:WensenDataIdee?nDoelen waterkwaliteit 2015TOETS0308212000-gebieden. Op 22 februari 2008 heeft de Commissie voor de me.r. haaradvies uitgebracht (advies nr. 2041-34, www.commissiemer.nl). De Commis-sie heeft daarin onder meer gewezen op het belang van een goede afstem-ming tussen de verschillende plannen en planprocessen en positief gereageerdop de gezamenlijke aanpak.Ook heeft de Commissie aangestuurd op het opstellen van een Brabantbre-de integrale `watervisie', met eventueel regiospecifieke uitwerking, waarinde waterdoelen worden gebundeld en de koers wordt aangegeven hoe dedoelen bereikt worden. In de watervisie spelen Natura 2000-gebieden eenbelangrijke rol, in het bijzonder de waterafhankelijke `sense of urgency'-gebieden (de gebieden waar gevreesd wordt voor onomkeerbare effectenvoor het voortbestaan van een habitat of een soort).Volgende stap is de aanbesteding van het Plan-MER zelf. Daarin zal creativi-teit gevraagd worden omtrent de verdere uitwerking van aanpak, alternatie-ven en abstractieniveau.Afstemming met het StroomgebiedsbeheerplanDe provincies en de waterschappen leveren voor het SGBP de regionale KRW-uitwerking van doelen en maatregelen in Noord-Brabant. Zoalsin de notitie Reikwijdte en Detailniveau is aangegeven, zal het onderhavigeplanproces afgestemd moeten worden op het planproces voor dit SGBP. Voorde KRW-uitwerking van doelen en maatregelen wordt straks gebruik gemaaktvan participatieve gebiedsprocessen. Met het resultaat van deze processenwordt `bottom-up' invulling gegeven aan het WHP en de WBP's. Van groot be-lang daarbij is dat effecten niet afgewenteld worden.Natura 2000In de notitie Reikwijdte en Detailniveau wordt Natura 2000 vooral gepositi-oneerd vanuit de benadering dat het waterbeheer invloed kan hebben opdeze gebieden en niet andersom. Vanuit de eis `gunstige staat van instand-houding' van Natura 2000-gebieden kunnen vergaande maatregelen nood-zakelijk zijn ten aanzien van waterkwaliteit of waterbeheer.In de planperiode van de plannen (WHP en WBP's) dienen de waterconditiesin deze gebieden zodanig te verbeteren dat de ecologische vereisten voorsoorten en habitattypen vanuit het water op orde zijn gebracht. Bovendienworden de komende jaren min of meer parallel aan de waterplannen pernatuurgebied nog Beheerplannen opgesteld, al dan niet vergezeld van eeneigen Plan-MER.AlternatievenPlan-m.e.r. is op zich een goed instrument voor een brede(re) afweging vanalternatieve mogelijkheden op elk abstractieniveau. Omdat in de (regionale)gebiedsprocessen de afwegingen en keuzes vooral op (deel)gebiedsniveauzijn gemaakt, biedt een overstijgende visie een goede gelegenheid om naareen afstemming op een hoger planniveau te komen. Bovendien ontstaat zoinzicht in gebiedsoverstijgende milieu-interacties en milieueffecten. Doordit inzichtelijk te maken, worden besluitvorming en kansen op langere ter-mijn niet geblokkeerd en kunnen randvoorwaarden voor toekomstige plan-uitwerkingen worden bijgestuurd en vastgelegd.Zo kunnen bijvoorbeeld alternatieven worden ontwikkeld die verkennen inhoeverre er vanuit milieuoptiek andere (betere) manieren zouden zijn omde opgaven op te lossen. Daarbij kan eventueel onderscheid worden ge-maakt naar de twee genoemde schaalniveaus (Brabantbrede en regiospeci-fieke uitwerking).Ook de zogenaamde Duurzaamheids- of TELOS-driehoek is in dit verband rele-vant. Deze driehoek is ge?nt op het zoeken naar balans in economische, ecolo-Ontwerp plannen Besluitvorming Inspraak Aanpassen Definitief SGBP/NW5 vaststellenBesluitvorming Inspraak Definitief vaststellenNW5/ SGBPBPRW (RWS)WHP (prov)WBP (WS)GWP (gem)j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o n d2008 2009Ontwerp plannen AanpassenTOETS030822CASE-STUDYmoeten de ontwerpplannen ter inzage worden gelegd) en de complexiteitvan sommige thema's zal dit waarschijnlijk niet in alle gevallen mogelijkzijn. In dergelijke gevallen adviseert de Commissie voor de m.e.r. om in elkgeval de dilemma's en de onderzoeksopgave voor de komende periode inbeeld te brengen. De tijdsfactor (fasering) zal naar verwachting sowieso eenbelangrijke variabele in de alternatiefontwikkeling worden.BeoordelingskaderHet in het plan-MER in te zetten beoordelingskader zal moeten aansluitenbij het te realiseren doel dat past binnen de visie, zodanig dat inzicht gege-ven wordt in de relevante milieueffecten. In de eerste aanzet is door de Com-missie voor de m.e.r. de lagenbenadering voorgesteld als basis voor de uit-werking.Het detailniveau van de beschrijving moet passen bij het detailniveau vanhet plan en de concreetheid van de beleidsuitspraak. Vooral effecten vanplannen die niet in latere procedures uitgewerkt zullen worden, moeten inhet MER aan de orde komen. Gezien het strategische karakter van de plan-nen kunnen de effectbepalingen, naast kwantitatief, in ieder geval deelsook kwalitatief ingevuld worden. Het is wel belangrijk om bij mogelijke op-tredende effecten op Natura 2000-gebieden te bezien of in het kader van deeventuele passende beoordeling een meer kwantitatieve beschrijving nood-zakelijk is.Conclusies, leer- en aandachtspuntenEr is nog een hele weg te gaan. Door gezamenlijk op te trekken kunnenvoordelen bereikt worden en kan afstemming worden gerealiseerd. Denabije toekomst zal uitwijzen welke kant het verder opgaat en hoe maxi-male doelen gerealiseerd kunnen worden. Het zou mooi zijn als we op elkplanniveau straks kunnen terugkijken op een reeks waterplannen die doel-gericht zijn, de juiste keuzes hebben gemaakt en onderling goed op elkaaraansluiten.gische en sociaal-culturele activiteiten ? ook wel economische, ecologisch ensociaal-cultureel kapitaal genoemd. Nagegaan kan worden in hoeverre langeter-mijndoelen per kapitaal worden bereikt binnen de planperiode.Voorbeelden van variatiemogelijkheden zijn verdrogingsaanpak hogerewaterstanden versus uitspoeling fosfaat, water conserveren versus waterover-last, waterberging versus waterkwaliteit in kwetsbare gebieden en scheidenwaterstromen in stedelijk gebied versus wateroverlast en kwaliteit grond-water. Ook in beschouwing te nemen is de afwenteling naar benedenstroom-se gebieden, in het bijzonder naar (rijks)water buiten de beschouwde beheer-gebieden.Centraal staat uiteindelijk de vraag hoe de verschillende wateropgaven voorNoord-Brabant opgelost worden. Hierbij zou ook moeten blijken waaromvoor het ene thema de al ingeslagen beleidskoers wordt aangehouden envoor een ander thema een koerswijziging wordt ingezet. Gelet op de paral-lelle ligging van relatief uniforme stroomgebieden is een regiospecifieke uit-werking naar verwachting voor het grootste gedeelte van de provincie nietnoodzakelijk.BeleidsruimteDe diverse thema's bevinden zich in verschillende stadia van beleid- en be-sluitvorming. Over sommige thema's heeft al besluitvorming plaatsgevon-den. In het plan-MER zullen de milieueffecten van deze besluiten `evaluatief'in beeld gebracht worden. Niet uit te sluiten is dat deze evaluatie tot herover-weging van een besluit zal leiden, ofwel vanuit de integrale benadering vande thema's, ofwel vanwege randvoorwaarden die volgen uit bijvoorbeeldNatura 2000 of de KRW.Voor thema's waarover nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden kun-nen in het plan-MER ??n of meer alternatieven worden ontwikkeld. Bij voor-keur leidt de plan-m.e.r.-procedure tot een afweging en een keuze tussendeze alternatieven, die vervolgens via het WHP of de WBP's wordt vastgelegd.Gezien de tijdsdruk op het planproces (afronding voor eind 2008, want dan Rekening houden met effecten op de natuur, zoals de habitat van de ijsvogel.
Reacties