De aandacht voor klimaatverandering is inmiddels doorgedrongen op alle ruimtelijke planvormingniveaus; van een nationale adaptatieagenda tot lokale aanpassingen in stadsparken. Bij het ontwikkelen en toetsen van ruimtelijke plannen spelen klimaataspecten dan ook een belangrijke rol. Voor de makers en beoordelaars van plannen blijft het lastig om dit aspect mee te nemen. Dit komt deels doordat kennis over de omvang en mogelijke gevolgen van klimaatverandering en de potentiële aanpassingsmaatregelen nog volop in ontwikkeling is. Daarbij is deze kennis tamelijk verspreid beschikbaar en ontbreekt een helder kader om het belang van klimaataspecten af te wegen tegenover andere criteria. Dit artikel bevat handreikingen voor de praktijk om klimaataspecten mee te nemen in m.e.r..
TOETS021120KlimaaTOpdriEmaniErEninm.E.r.KlimaaTaSpEcTEninplanm.E.r.deaandachtvoorklimaatveranderingisinmiddelsdoorgedrongenopalleruimtelijkeplanvorming-niveaus;vaneennationaleadaptatieagendatotlokaleaanpassingeninstadsparken.Bijhetontwikkelenentoetsenvanruimtelijkeplannenspelenklimaataspectendanookeenbelangrijkerol.Voordemakersenbeoordelaarsvanplannenblijfthetlastigomditaspectmeetenemen.ditkomtdeelsdoordatkennisoverdeomvangenmogelijkegevolgenvanklimaatveranderingendepotenti?leaanpassingsmaatregelennogvolopinontwikkelingis.daarbijisdezekennistamelijkverspreidbeschikbaarenontbreekteenhelderkaderomhetbelangvanklimaataspectenaftewegentegenoveranderecriteria.ditartikelbevathandreikingenvoordepraktijkomklimaataspectenmeetenemeninm.e.r..SimonedeGrootKlimaat-aspectenDE AUTEUrSimone de Groot (020-5711388, simone.de.groot@geodan.nl) is werk-zaam als adviseur ruimtelijke planvorming. Het opstellen van milieu-effectrapportages vormt een belangrijk onderdeel van haar werk.de milieueffectrapportage biedt een kans om klimaataspec-ten op een gestructureerde manier een rol te laten spelen inhet planproces. De m.e.r. is immers een brug tussen beleiden kennis, en klimaateffecten passen prima in de lijst vanmilieueffecten die in een m.e.r. wordt gebruikt. Dit artikelgaat nader in op de drie verschillende manieren waarop klimaatverande-ring een plaats kan krijgen in het m.e.r.-proces: als autonome ontwikke-ling, in planalternatieven en in het beoordelingskader. Deze drie manierenvullen elkaar aan en kunnen afzonderlijk gebruikt worden, maar ook tege-lijkertijd. Bij elk van deze benaderingen worden kort drie voorbeelden ge-geven uit een drietal strategische besluitvormingsprocessen waarvoor eenPlanMER is opgesteld: de omgevingsvisie Overijssel, de structuurvisie Zuid-Holland en de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Regio Boskoop.Tot slot wordt kort aangegeven welke relevante informatie uit het Klimaatvoor Ruimte-onderzoeksprogramma beschikbaar is gekomen en hoe dezeinformatie kan worden verkregen. Dit artikel is gebaseerd op het rapport `Kli-maataspecten in planm.e.r. voor structuurvisies; een handreiking voor depraktijk', dat is opgesteld binnen het Bsik Klimaat voor Ruimte-programma.Autonome ontwikkelingKlimaat kan als een autonome ontwikkeling worden gezien die de beoorde-ling in een m.e.r. be?nvloedt. Klimaatverandering wordt dan op eenzelfdemanier meegenomen als bijvoorbeeld de schaalvergroting in de landbouw.Op deze manier worden de gehanteerde uitgangspunten op het gebied vanklimaat duidelijk. De Commissie voor de m.e.r. geeft aan dat het vanbelang is dat duidelijk is wat de uitgangspunten van de effectbeschrijvingzijn. Denk bijvoorbeeld aan de vier klimaatscenario's van het KNMI en desociaaleconomische scenario's van de gezamenlijke planbureaus (Draaijersen Van der Velden, 2008). De klimaatverandering als autonome ontwik-keling kan op drie plaatsen aan de orde komen: in de trends (context), inde referentiesituatie, of bij de toelichting op de beoordeling.In de PlanMER Omgevingsvisie Overijssel is klimaatverandering allereerstopgenomen in de beschrijving van de referentiesituatie en de beleidsopgavenin de referentiesituatie. Mede via deze weg is klimaatverandering meege-nomen in de toelichting op de beoordeling. In de PlanMER voor de Structuur-visie van de provincie Zuid-Holland wordt klimaatverandering als trendbeschreven. Hierbij wordt ingegaan op de KNMI klimaatscenario's en deverwachte effecten. In de beoordeling is vervolgens rekening gehoudenmet de klimaateffecten uit deze scenario's. In de toelichting op de beoorde-ling in het PlanMER Intergemeentelijke Structuurvisie Regio Boskoop iseerst per indicator uiteengezet wat de indicator inhoudt en welke algemeneoorzaak-effectrelaties er bestaan. Waar relevant is hier ook de invloed vanklimaatverandering opgenomen. Op deze manier ontstaat duidelijkheidover de invloed die klimaatverandering (los van de alternatieven) op deindicator heeft. In de beschrijving van de effecten kan vervolgens op dezebasissituatie worden voortgebouwd.Het is van belang om de beschrijving van klimaat als trend in een vroegTOETS021121fOTO:BaSmEElKErOmgEvingsvisiE OvErijssElProvinciale Staten van Overijssel hebben de Omgevingsvisie zomer 2009 vastge-steld. Deze Omgevingsvisie is een integrale herziening van het streekplan, water-huishoudingsplan, verkeer- en vervoersplan, milieubeleidsplan en bodemvisie. Ditbetekent dat Overijssel per 1 juli 2009 over ??n actueel beleidsdocument voor defysieke leefomgeving beschikt.In een startnotitie is de agenda geformuleerd voor de Omgevingsvisie en verorde-ning. De agenda is samen met de partners opgesteld en bevat de beleidsvernieu-wende vragen op het gebied van klimaat en water, de groene en de stedelijkeomgeving. Deze vragen zijn onder meer afgeleid uit het coalitieakkoord. Vervol-gens is een bouwstenennotitie opgesteld. Hierin zijn vragen beantwoord en dehoofdlijnen van de koers voor de nieuwe visie uitgezet. Hierop volgde het beeldvan de Omgevingsvisie waarin de centrale ambities voor de Omgevingsvisie ver-der zijn uitgeschreven. Na een overlegronde met maatschappelijke en bestuurlijkepartners is de ontwerp-Omgevingsvisie geschreven, waarna in de zomer van 2009de Omgevingsvisie is vastgesteld. Zie voor een beschrijving van het planproces ende rol van m.e.r. in dit proces het artikel `Omgevingsvisie Overijssel, beleidsprocesen planMER parallel', Egbert Dijk en Marianne Kuijpers-Linde, Toets 2010/2.Provinciale Structuurvisie Zuid-HollandMet het oog op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) en ontwikkelingen dieom nieuw ruimtelijk beleid vragen, heeft de provincie Zuid-Holland ??n integralestructuurvisie voor haar hele grondgebied opgesteld. Het opstellen van de Struc-tuurvisie Zuid-Holland is gestart met een hoofdlijnendocument waarin degemeenschappelijke basis voor de Provinciale Structuurvisie (Wro), het ProvinciaalWaterplan (Waterwet) en het Actieprogramma Klimaat en Ruimte zijn beschreven.Aanvankelijk was het de bedoeling om de drie processen gelijk te laten oplopen.Voor de Provinciale Structuurvisie was echter meer tijd nodig, en is vanaf destart intensief overleg gepleegd met gemeenten in de regio, aangrenzende provin-cies, het Rijk en andere belanghebbenden. Ook in dit planproces is onderscheidgemaakt tussen een startnotitie, een beschrijving van provinciale belangen en devertaling van deze belangen naar een beleidsstrategie. Op 20 april 2010 steldenGS de definitieve ontwerpen van de Provinciale Structuurvisie, de VerordeningRuimte en de Uitvoeringsagenda vast.Zie voor meer informatie over het parallel met het planproces opgestelde duur-zaamheidsplanMER `Een interactieve beoordeling op duurzaamheid, de plan-m.e.r. Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland', Freek Deuss en Simone de Groot,RO Magazine, 2010/12.ISV Greenport Regio BoskoopVoor de Greenportregio Boskoop is medio 2008 een integrale Ontwikke-lingsvisie opgesteld om op landelijk niveau inzicht te krijgen in de gemeen-schappelijke problematiek van de afzonderlijke Greenports. Uit de visieblijkt dat meer ruimte nodig is voor water, uitbreiding pot- en containerteelten behoud van natuur en landschap, dan er binnen de regio Boskoop be-schikbaar is volgens vigerend (streekplan)beleid. Ook de infrastructuur isonvoldoende om de afwikkeling van het verkeer zonder vertraging en hinderte laten verlopen. Om ruimte te geven aan deze functies is er behoefte aankeuzes. Hiervoor is het bestuurlijk besluitvormingsdocument Intergemeente-lijke Structuurvisie (ISV) Greenport Regio Boskoop gemaakt. Deze ISV is eenkaderstellend document door en voor de gemeenteraden van Boskoop, Rijn-woude, Reeuwijk en Waddinxveen. Het is tevens de bedoeling dat de ISVwordt benut als bouwsteen voor de Provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland.Om de afstemming met deze beleidsontwikkeling te waarborgen partici-peert de provincie Zuid-Holland ook in deze m.e.r..TOETS021122stadium van het planproces te doen. Uit deze beschrijving en analyse vaneffecten kunnen knelpunten en opgaven naar voren komen die in de structuur-visie meegenomen kunnen worden. Deze kunnen een plek krijgen in debouwstenennotitie voor de Structuurvisie en de Notitie Reikwijdte en De-tailniveau. Dit inzicht in de klimaatverandering en zijn effecten is belang-rijke input voor de keuze en formulering van de rijks/provinciale belangen.In planalternatievenDe werkgroep Klimaatverandering in m.e.r. van de Commissie voor dem.e.r. geeft aan dat inzicht in mitigatiemogelijkheden wenselijk is. Ookmoet het MER aangeven hoe het beste ingespeeld kan worden op effectenvan klimaatverandering door middel van adaptatie (Draaijers en Van derVelden, 2008). Klimaatmitigatie en adaptatie kunnen een plek in het MERkrijgen door verschillende alternatieven op te stellen, waarbij ook rekeningis gehouden met klimaataspecten. In dat geval wordt bij het opstellen vanalternatieven gedifferentieerd in de effecten op klimaatmitigatie en adap-tatie. Extremer is het om een alternatief op te stellen waarin de klimaat-verandering leidend is in de ruimtelijke ordening. Voor adaptatie is daninzicht wenselijk in specifieke omstandigheden die bepalen of adaptatieaan klimaatverandering een factor van betekenis is, of zou moeten zijn:- de (lokale) klimatologische effecten op korte en lange termijn;- de aard van het gebied waarin de adaptatie moet plaatsvinden;- een inschatting van de risico's, en- hoe de additionele kortetermijnkosten zich verhouden tot de `vermedenkosten' op de langere termijn. Daarbij gaat het om kosten die toenemendoor beheer en onderhoud, kosten door gedwongen aanpassingen achterafen kosten doordat er geen ruimte meer is voor andere functieszoals wateropslag (Draaijers en Van der Velden, 2008).De alternatieven kunnen input geven aan de keuze en formulering vanprovinciale belangen. Maar veelal zullen de alternatieven de keuzes in destructuurvisie over de ruimtelijke inrichting ondersteunen. In het Plan-MER voor de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland zijn een tweetal alter-natieven opgenomen. E?n van deze alternatieven, De groene ruimte voor-op, richt zich op de toekomstwaarden en belevingswaarden van de groeneruimte. Onderdeel hiervan is een extra ruimtereservering voor natuur omin te spelen op de effecten van klimaatverandering.In het beoordelingskaderEen voor de hand liggende manier om klimaataspecten mee te nemen in eenm.e.r. is het opnemen van klimaatgerelateerde indicatoren in hetbeoordelingskader. Op deze manier wordt het beleid beoordeeld op deeffecten op klimaatmitigatie en -adaptatie. Dit ondersteunt de vorming van enkeuze tussen alternatieven. Ook kan de beoordeling leiden tot het aangevenvan aandachtspunten voor verdere planuitwerking. Deze paragraaf geeft intwee tabellen een beknopt overzicht van klimaataspecten die mogelijk relevantzijn voor het beoordelingskader in een planm.e.r.. De lijst met indicatoren is totstand gekomen op basis van een analyse van een zevental PlanMER'en, aange-vuld met een overzichtsartikel van Draaijers en Van der Velden (2008) en hetafwegingskader van het Routeplanner project (Leusink en Zanting, 2009). Opbasis van deze bronnen is onderscheid gemaakt in mogelijke indicatoren metKlimaat-aspectenDe KNMI-meetmast in Cabauw, 213 m hoog.fOTO:Knmi Tabel 1 Mogelijke indicatoren klimaatmitigatiethema indicatorAandeel schone/duurzame energie-opwekking? CO2-reductie door opwekking van duurzame energie uit biomassa, wind, zonne-energie enwarmtekoudeopslag? Ruimtereservering voor windenergieReductie uitstoot broeikasgassen? Capaciteit ondergrondse opslag CO2? CO2-reductie door opwekking van duurzame energie uit biomassa, wind, zonne-energie enwarmtekoudeopslag? Reductie uitstoot methaan (CH4), koolstofdioxide (CO2), stikstofdioxide (N2O, lachgas),fluorverbindingen (zoals HKF's, PFK's, SF6)? Bijdrage aan realisatie nationale, provinciale, gemeentelijke en/of sectorale beleidsdoelstel-lingen (of streefwaarden) voor reductie broeikasgas?emissieEnergiebesparing? Energiebesparing/energiegebruik? CO2-reductie door energiebesparing in gebouwde omgeving? Afname gebruik schaarse natuurlijke grondstoffen (fossiele brandstoffen, water, hout, enz.)? Energiegebruik en CO2-emissie verkeer en vervoer? Energie-efficiency van het initiatief en de mogelijkheid voor functieschakeling (mogelijkheidom restenergie en -warmte te gebruiken voor andere functie)TOETS021123betrekking tot klimaatmitigatie (Tabel 1) en klimaatadaptatie (Tabel 2). De kli-maataspecten zijn opgenomen als concrete, meetbare indicatoren, ingedeeldin verschillende thema's. De lijst pretendeert niet een compleet overzicht tegeven of bepaalde indicatoren voor te schrijven, maar wil mogelijk relevanteindicatoren aandragen. Sommige indicatoren, zoals CO2-reductie door opwek-king van duurzame energie, zijn voor meerdere thema's van belang en zijn danook vaker in het overzicht opgenomen.Verschillende indicatorenVoor veel thema's kan een groot aantal verschillende indicatoren wordengebruikt. De complexiteit van berekeningswijze, resulterend detailniveauen onzekerheidsmarge kunnen echter sterk verschillen per indicator. Wel-ke specifieke thema's en indicatoren geschikt zijn voor een bepaalde plan-studie hangt af van de doelstellingen en locatie van de planstudie, debeschikbare kennis en gegevens over het gebied, en de beschikbare capaciteitvan het projectteam.In de PlanMER voor het Omgevingsplan van de provincie Overijssel zijn inverschillende thema's klimaatgerelateerde indicatoren opgenomen. Watbetreft indicatoren voor klimaatadaptatie is onder de noemer `Water-systeem en klimaat' de algemene indicator klimaatverandering opgeno-men. Voor klimaatmitigatie is het thema `energie' van belang, waarbijduurzame energieopwekking en energiebesparing centraal staan. Ook inde PlanMER Structuurvisie Zuid-Holland is het thema `energie' opgeno-men. In dit geval is dit uitgewerkt in de indicatoren CO2-reductie, energie-besparing gebouwde omgeving en aandeel duurzame energie in de provin-cie.Watbetreftklimaatadaptatieisdeindicator`klimaat:overstromingsrisico's'van belang. In het PlanMER Intergemeentelijke Structuurvisie Regio Bos-koop is de indicator energiebesparing opgenomen. Dit aspect is in dit gevalextra interessant met het oog op de sierteelt die deels in de buitenlucht,deels in koude kassen en deels in warme en verlichte kassen plaatsvindt.In zowel het PlanMER voor het omgevingsplan, het PlanMER voor de struc-tuurvisie Zuid-Holland als het PlanMER voor de Intergemeentelijke Struc-tuurvisie Regio Boskoop zijn naast deze specifieke klimaatgerelateerdeindicatoren ook algemene niet-klimaatspecifieke indicatoren opgenomen,waarvoor klimaatverandering wel van belang is. Denk bijvoorbeeld aanwaterkwaliteit, verzilting, wateroverlast, zoetwateraanvraag en -aanbod enverdroging natuurgebieden.Bruikbare kennisHet Bsik-programma Klimaat voor Ruimte (KvR) doet onderzoek naarklimaatverandering en naar manieren hoe met de gevolgen ervan kan wor-den omgegaan. Het programma loopt van 2004 tot eind 2011 en bestaat uitvijf hoofdthema's: klimaatscenario's, mitigatie, adaptatie, integratie encommunicatie. Per hoofdthema is een grote diversiteit aan projecten opge-start. Een groot aantal bijbehorende publicaties zijn vrij te downloaden viade KvR-website.De KvR-projecten kunnen op twee manieren relevant zijn voor strategischeruimtelijke planvorming. Allereerst leveren ze kennis op die gebruikt kanworden bij het beschrijven van de autonome ontwikkeling of bij het opstel-len van planalternatieven voor een planm.e.r.. Daarnaast leveren ze eengoede ingang op voor het zoeken naar relevante kennisinstellingen en hunonderzoekers die voor specifieke klimaateffecten en/of bepaalde gebiedenin Nederland belangrijke input voor een planm.e.r. kunnen leveren. Zievoor een overzicht van mogelijk relevante kennisproducten en een over-zicht van het kennisnetwerk de handreiking `Klimaataspecten in plan-m.e.r. voor structuurvisies; een handreiking voor de praktijk'. Dezehandreiking is te vinden op klimaatonderzoeknederland.nl.Het opnemen van het klimaataspect past goed binnen de doelstelling vanhet m.e.r.-instrument. In de praktijk wordt dit ook al gedaan. Net als voorveel andere zaken geldt: oefening baart kunst. Met dit artikel heb ik hier-voor een basis willen bieden en kijk uit naar de resultaten van iedersoefeningen. Tabel 2 Mogelijke indicatoren klimaatadaptatiethema indicatorWaterveiligheid? Overstromingsfrequentie (of overstromingskans)? Economische schade? Aantal slachtoffers? Overstromingsrisico (= kans maal schade)? Vluchtmogelijkheden en -tijden? Ruimte voor waterbergingWateroverlast? Areaal bebouwd gebied in overlastgebied? Vernattingschade landbouw? Aantal gehinderden? Aantal dagen hinderWaterbeschikbaarheid? Beschikbaarheid drinkwater (kwaliteit en kwantiteit)? Beschikbaarheid water voor landbouw en industrie? Droogteschade natuur (verdroging)? Droogteschade landbouw? Verminderen watervraag/effici?nter gebruikzoetwaterWaterkwaliteit ? VerziltingStormen? Percentage uitval? Percentage productieverlies? Vluchtmogelijkheden en -tijdenNatuur/biodiversiteit? Mogelijkheden van verplaatsing van natte natuur opde lange termijn? Verandering van soorten (aantal plagen, omvangsoortenvermindering, vermindering diversiteit genen)? Verschuiven leefgebieden (breedte en functionaliteitecologische verbindingen, migratiecapaciteit soorten,vermindering van habitats)? Droogteschade natuur (verdroging)? VerdrinkingEconomie? Economische anticipatie op klimaatverandering(toename toerisme, productie wijn, enz.)? Kosten uitval productie en omschakeling? Minimale uitval transport? Toename files en reistijd? Uitval elektriciteitsproductieLeefklimaat? Schade door hitte, wind en neerslag? Sterfte door hitte, wind en neerslag? Aantal gehinderden door hitte, wind en neerslag? Aantal dagen hinder door hitte, wind en neerslag? Aantal dagen temperatuuroverschrijding door hitte,wind en neerslag? Luchtkwaliteit (aantal dagen hinder en/of gehinder-den)Adaptatiemogelijk-heden lange termijn? Mate waarin de activiteit adaptatiemogelijkhedenop de lange termijn hindertBrOnnEn- Draaijers, G., & Van der Velden,A. (2008). Klimaatverandering in m.e.r.,Toets 2008/5.- Leusink,A. & Zanting, H.A. (2009). Routeplanner, Naar een afwegingskadervoor een klimaatbestendig Nederland, met ervaringen uit 4 case studies,Klimaat voor Ruimte.
Reacties