Het klimaat in Nederland is aan het veranderen, zoveel is wel duidelijk. Over de snelheid en de mate waarin het klimaat verandert en de sterkte van de effecten ervan bestaan nog wel onzekerheden. Het is daarom nodig de ruimtelijke inrichting en ruimtelijke strategieën te toetsen op klimaatbestendigheid. De m.e.r.-procedure biedt goede mogelijkheden voor het uitvoeren van een dergelijke toets. Immers, het kan worden gebruikt om inzicht te krijgen in de bijdrage van plannen en projecten aan het terugdringen van de broeikasgasemissies en de mogelijkheden om in te spelen op de effecten van klimaatverandering. Dit artikel beschrijft hoe de Commissie voor de m.e.r.1 momenteel in haar advisering omgaat met het thema klimaatverandering.
TOETS050812AdviEzEnvAndECOmmiSSiEvOOrdEm.E.r.KlimAATvErAndEringinm.E.r.Hetklimaatinnederlandisaanhetveranderen,zoveeliswelduidelijk.Overdesnelheidendematewaarinhetklimaatverandertendesterktevandeeffectenervanbestaannogwelonzekerheden.Hetisdaaromnodigderuimtelijkeinrichtingenruimtelijkestrategie?ntetoetsenopklimaatbestendigheid.dem.e.r.-procedurebiedtgoedemogelijkhedenvoorhetuitvoerenvaneendergelijketoets.immers,hetkanwordengebruiktominzichttekrijgenindebijdragevanplannenenprojectenaanhetterugdringenvandebroeikasgasemissiesendemogelijkhedenomintespelenopdeeffectenvanklimaatverandering.ditartikelbeschrijfthoedeCommissievoordem.e.r.1momenteelinhaaradviseringomgaatmethetthemaklimaatverandering.geertdraaijersenAadvanderveldenKLIMAATfoto:www.flickr.com/EbErm.1 Het artikel is voor een belangrijk deel gebaseerd op een advies van de Werkgroep `Klimaatverandering in m.e.r.' (voorjaar 2008). De werkgroep bestond uit Pieter Bloemen (VROM),Jos Bruggink (ECN), Ekko van Ierland (Wur), Gert de Roo (RUG), Joop Oude Lohuis (MNP),Wim Turkenburg (UU),Aad van der Velden (voorzitter) en Geert Draaijers (secretaris).TOETS050813DE AUTEURsGeert Draaijers (030-2347606; gdraaijers@eia.nl) en Aad van der Velden(030-2347606, mer@eia.nl) zijn secretaris, respectievelijk plaatsvervan-gend voorzitter bij de Commissie voor de milieueffectrapportage.Wereldwijd is de temperatuur sinds het begin van devorige eeuw met 0,74?0,18 oC gestegen (IPCC, 2007).Volgens een recente studie van het KNMI is er inNederland zelfs sprake van een opwarming van1,7?0,3 oC sinds 1900, dus ruim twee maal zo snel alswereldwijd (KNMI, 2008). Het wordt zeer waarschijnlijk geacht dat hetgrootste deel van de temperatuurstijging sinds het midden van de 20eeeuw is veroorzaakt door de stijging van broeikasgasconcentraties in deatmosfeer. Ook de gevolgen van klimaatverandering worden steeds zicht-baarder, zowel wereldwijd als in Nederland (PBL, 2008).Klimaatverandering staat inmiddels ook hoog op de politieke agenda. Naastbeleid om broeikasgasemissies te mitigeren, heeft het Rijk ? samen met dedecentrale overheden ? ook de nationale adaptatiestrategie Maak ruimte voorklimaat! opgesteld. Hierin is beschreven hoe de ruimtelijke inrichting vanNederland `klimaatbestendig' gemaakt zal worden. Het wordt alomnodig geacht de ruimtelijke inrichting en ruimtelijke strategie?n te toetsenop klimaatbestendigheid (EU, 2007; VROM-raad, 2007; Deltacommissie, 2008).De procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) biedt uiteraard goedemogelijkheden voor het uitvoeren van een dergelijke toets. De doorwerkingvan de beleidsstrategie?n kan en moet hier immers concreet worden.MitigatieDe Commissie vraagt bij m.e.r. aandacht voor mitigatie bij activiteiten dieeen relatief grote bijdrage leveren aan de broeikasgasemissies in Nederland.Denk daarbij aan industri?le projecten, energiecentrales, infrastructureleprojecten, landbouwprojecten, glastuinbouwprojecten, woningbouwpro-jecten, afvalverwerkingsprojecten, grondwater-winningsprojecten en lucht-havenprojecten. Specifiek wordt dan gevraagd inzicht te geven in:? de emissies van broeikasgassen (zowel CO2 als CH4, N2O en F-gassen) en demogelijke mitigerende maatregelen;? de energie-efficiency van het initiatief en de mogelijkheden voor functie-schakeling, dat wil zeggen de mogelijkheden om restenergie en -warmtedoor te geven aan een andere functie. Bij CO2-capture-ready bouwen vanenergiecentrales vraagt de Commissie inzicht te geven in de mogelijkeligging van de pijpleiding, de plaats van opslag, de alternatieven voor nut-tig gebruik, de milieurisico's daarvan, en de mogelijkheden om dezerisico's te verkleinen;? de bijdrage die het initiatief levert aan het realiseren van de nationale,provinciale, gemeentelijke en/of sectorale beleidsdoelstellingen of streef-waarden voor broeikasgasemissiereducties;? de ketenaspecten door, naast de broeikasgasemissies direct samenhan-gend met het initiatief, ook inzicht te geven in de emissies samenhan-gend met de in- en outputkant.AdaptatieVoor haar advisering zal de Commissie altijd nagaan of adaptatie aanklimaatverandering een factor van betekenis is / zou moeten zijn bij debesluitvorming over het betreffende initiatief. Dit zal afhangen van de vol-gende specifieke omstandigheden:? de (lokale) klimatologische effecten op korte en lange termijn;? de aard van het gebied waarin de adaptatie moet plaatsvinden;? een inschatting van de risico's; en? hoe de additionele kortetermijnkosten zich verhouden tot de `vermedenkosten' op de langere termijn. Daarbij gaat het om kosten die toenemendoor beheer en onderhoud, kosten door gedwongen aanpassingen achterafen kosten doordat er geen ruimte meer is voor andere functies zoals wa-teropslag.Indien adaptatie een factor van betekenis wordt geacht, vraagt de Commis-sie aan te geven hoe bij het initiatief het beste kan worden ingespeeld op deeffecten van klimaatverandering: hoe de kans op schade beperkt, en tege-lijkertijd de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid gehand-haafd of vergroot kan worden.Ook vragen we aan te geven of het project toekomstig noodzakelijke adaptatie-maatregelen kan hinderen, bijvoorbeeld via ruimtebeslag, waardoor waterber-ging niet meer mogelijk is. Van belang is ook of het project de gevolgen vanklimaatverandering eventueel vergroot. Denk daarbij bijvoorbeeld aan:? de gevolgen van een dijkdoorbraak door het bouwen in een diepe en vooroverstroming kwetsbare polder;? de gevolgen van hittestress door het kappen van bomen en het droogleg-gen van water in grote steden;? de gevolgen van wateroverlast door het vergroten van het verhard opper-vlak in stedelijk gebied.In onze advisering vragen we bij ruimtelijke aanpassingen aan te sluiten bijde doelen die genoemd zijn in de Nationale adaptatiestrategie, te weten:? weerstand vergroten: vereist om extreme omstandigheden te kunnen weer-staan;? veerkracht vergroten: vereist om snel te kunnen herstellen zodra de omstan-digheden weer normaal zijn;? aanpassingsvermogen vergroten: vereist in verband met de onzekerhedenover de omvang en het tempo van klimaatverandering.Een klimaatbestendige ruimtelijke inrichting heeft een lage kwetsbaarheid(grote weerstand en veerkracht) en een hoog aanpassingsvermogen. De vol-gende leidende principes worden daarbij aanbevolen:? risicobeheersing: strategisch omgaan met onzekerheden en het mitigerenvan schade. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de aanleg van een tweede dijkachter de primaire waterkering of compartimentering ter beschermingvan de meest vitale en/of kwetsbare functies. Ook kan gedacht wordenaan het versterken van dijken, het vergroten van de spui- en afvoercapa-citeit, het aanbrengen van noodpompen om overtollig water snel tekunnen wegpompen uit economisch waardevolle of ecologisch kwets-bare gebieden en het uitrusten van woningen en kassen met drijfcon-structies;TOETS050814KLIMAAT? natuurlijke processen: eigenschappen van natuurlijke systemen gebruikenen de ruimte geven. Denk hierbij aan `ruimte voor de rivier' en zandsup-pleties voor de kust in combinatie met natuurontwikkeling. Gebruik-maken van en ruimte geven aan natuurlijke processen biedt ook kansenvoor het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van gebieden. Zo kunnenvoor stedelijke gebieden (grootschalige) parkstructuren in combinatiemet water voor een aantrekkelijker woon- en werkomgeving zorgen enbijdragen aan een natuurlijke ventilatie en opvang van wateroverlast.Het is goed zich te realiseren dat de noodzaak van ruimtelijke en technischemaatregelen zal verschillen per type gebied. De belangrijkste adaptatie-opgaven per type gebied zijn de volgende.Rivierengebied? Vergroting van de afvoercapaciteit.? Vergroting van de bergingsruimte.? Vergroten van de veiligheid van dijken.Kustgebied? Meer op natuurlijke processen afgestemd beheer.? Zeewaartse of landinwaartse kustversterking.? Vergroten van de veiligheid van dijken.Hoog Nederland? Tegengaan overstromingen in rivier- en beekdalen.? Tegengaan van verdroging.? Interactie landbouw- en natuurdoelen.Laag Nederland? Tegengaan afnemende veiligheid.? Tegengaan gebrek aan berging tijdens extreme neerslag.? Tegengaan gebrek aan zoet water van goede kwaliteit tijdens extremedroogte.? Tegengaan waterkwaliteitsproblemen door inlaat van gebiedsvreemd wateren oprukkend zout kwelwater.? Interactie landbouw- en natuurdoelen.Stedelijk gebied? Vergroten waterbergings- en afvoercapaciteit.? Tegengaan effecten van stijgende temperatuur.? Tegengaan van effecten door langere perioden van droogte (koelwater-problematiek, gevolgen voor bomen en funderingen).De Commissie vraagt in haar adviezen aan te geven hoe bij de locatiekeuze eninrichting rekening is gehouden met de eigenschappen en de specifieke kwets-baarheid van het gebied ten aanzien van klimaatverandering. Wat betreftmogelijke maatregelen adviseert zij aan te sluiten bij de adaptatieopties zoalsdie zijn ge?nventariseerd en beoordeeld op effectiviteit in het kader van hetRouteplannerproject (www.klimaatvoorruimte.nl en www.programmaark.nl).Integraliteit en synergieAanpassing aan klimaatverandering moet plaatsvinden in verschillendesectoren en op verschillende plaatsen. Het gevaar is aanwezig dat de enemaatregel de andere tegenwerkt. Een integrale afweging van de verschil-lende belangen is dus belangrijk. Daarnaast wordt bij voorkeur gestreefdnaar het realiseren van synergie tussen de verschillende adaptatie- en miti-gatiemaatregelen. Bijvoorbeeld: woningisolatie zorgt niet alleen voor eenbetere voorbereiding op de toenemende frequentie van hittegolven, maarlevert ook een bijdrage aan energiebesparing, en daarmee CO2-uitstoot.Omgaan met onzekerhedenOver de snelheid en de mate waarin het klimaat verandert en de sterkte vande effecten ervan bestaan nog aanzienlijke onzekerheden. De Commissieadviseert daarom:? uit te gaan van de range aan mogelijke effecten van klimaatverandering,vastgesteld op basis van de vier klimaatscenario's van het KNMI;foto:www.flickr.com/fritsm.15? bij locatie- en inrichtingsafwegingen voor specifieke grootschalige, strate-gische investeringen2 rekening te houden met het mogelijk optreden vanhet worst case-klimaatscenario van het MNP. Dit worst case-scenario gaatuit van 1,5 meter zeespiegelstijging in 21003;? zo veel mogelijk no-regret-maatregelen te nemen. Het gaat dan om maatre-gelen die sowieso nodig zijn in verband met klimaatverandering (dus bij deminst erge van de 4 KNMI-scenario's) en om maatregelen die de moeitewaard zijn omdat ze ook heel andere (niet-klimaat)doelen dienen.Omgaan met de relatief grote onzekerheden die het klimaatvraagstuk om-geven vereist een vorm van risicomanagement. De Commissie adviseert bijbesluitvorming over projecten en plannen dan ook een set aan mitigerendemaatregelen achter de hand te hebben, die ingezet kunnen worden afhan-kelijk van de daadwerkelijk optredende effecten. Bij besluitvorming dientaangegeven te worden op welke wijze en op welke termijn een evaluatieon-derzoek verricht zal worden om de voorspelde effecten met de daadwerke-lijk optredende effecten te kunnen vergelijken.PlanningshorizonHet ligt voor de hand dat bij de ontwikkeling van strategisch ruimtelijkbeleid, klimaatverandering in samenhang met andere ruimtelijke aspectenwordt doordacht. Geconstateerd kan worden dat de tijdshorizon van kli-maatverandering veelal niet overeenkomt met de planningshorizon van hethuidige ruimtelijk beleid. De Commissie acht een gedifferentieerde plan-ningshorizon van bijvoorbeeld 20, 50 en 100 jaar essentieel om een slimmeomgang met investeringen ten behoeve van een klimaatbestendig Neder-land mogelijk te maken, mede in het licht van de bestaande onzekerheden.De planningshorizon is natuurlijk mede afhankelijk van de looptijd van eeninitiatief.Wijze van presentatieDe Commissie adviseert in een MER in principe een aparte paragraaf op tenemen over klimaatverandering, omdat de aanpak van mitigatie en adaptatie:? een ander schaalniveau in ruimte en tijd kent dan de meer traditionelemilieuthema's in m.e.r. (water, veiligheid, biodiversiteit, verkeer en ver-voer, woon- en leefmilieu, gezondheid, energie, etc.);? bestuurlijke afwegingen vereist die themaoverstijgend/-integrerend zijn.Zeker bij plan-m.e.r. voor bijvoorbeeld structuurvisies, en plan-/besluit-m.e.r.voor industri?le projecten, energiecentrales, infrastructurele projecten, land-bouwprojecten, glastuinbouwprojecten, woningbouwprojecten, afvalverwer-kingsprojecten, grondwaterwinningsprojecten en luchthavenprojecten, dienthet thema klimaatverandering duidelijk herkenbaar in het MER opgenomen tezijn. In andere gevallen kan volstaan worden het aspect klimaatveranderingeen minder prominente rol te geven en voor zover relevant te behandelen bij devoor het initiatief relevante traditionele milieuaspecten.Tot slotDe m.e.r.-procedure biedt goede mogelijkheden om inzicht te krijgen in debijdrage van plannen en projecten aan het terugdringen van de broeikas-gasemissies en de mogelijkheden om in te spelen op de effecten vanklimaatverandering. Aspecten van belang daarbij zijn beschreven in ditartikel. De Commissie heeft op haar website (www.commissiemer.nl) eenactueel (juli 2008) kennisoverzicht gepresenteerd van de natuurwetenschap-pelijke inzichten en het beleid ten aanzien van klimaatverandering. Zijhoopt dat dit kennisoverzicht bij m.e.r.-procedures behulpzaam is voorzowel bevoegd gezag, initiatiefnemers als MER-schrijvers. Ook verwijst deCommissie graag naar de informatie over klimaatverandering die is ontslotenvia www.klimaatportaal.nl.REfEREnTiEs? Deltacommissie,2008.Samenwerkenmetwater.? EU,2007.Groenboekklimaatadaptatie.? IPPC,2007.FourthAssessmentReport.? KNMI,2008.DetoestandvanhetklimaatinNederland.? PBL,2008.Milieubalans2008.? VROM-raad,2007.Dehypevoorbij.Klimaatveranderingalsstructureelruimtelijkvraagstuk.2 In de Nationale adaptatiestrategie is aangegeven dat voor een aantal nader te selecteren strategische vraagstukken het Rijk, samen met het KNMI ende planbureaus, de dreiging van extremere omstandigheden zal onderzoeken en zal nagaan welke gebieden en sectoren het meest kwetsbaar zijn.3 Op basis van iets andere aannames komt de Deltacommissie uit op een worst case-scenario van 1,3 meter zeespiegelstijging in 2100.foto:www.flickr.com/sycamorEflint.
Reacties