TOETS03/0414PASKOmEnhOgEvErwachTingEnPaSUiT?EindelijkkomtinwerkingtredingvandeProgrammatischeaanpakStikstof(PaS)inzicht.najarenlangevoorbereidingenflinkeaanpassingenvanwegedeadviseringdoorderaadvanStateendecommissievoordemilieueffectrapportagein2012,lijktnudekogeldoordekerk.inoktober2014heefthetwetsvoorsteldeEersteKamergepasseerdenisbovendienhetontwerpbesluitoverdedrempelwaardengepubliceerd.Ergensin2015zaldePaSinwerkingtreden.hoestaathetmetdeverwachtingenaan-gaandedePaS?wimheijligersOnzEKErhEdEnEndrEmPElSbijinwErKingTrEdingPaSrubensmitTOETS03/0414DE AUTEUrWim Heijligers (040-2325507, wim.heijligers@tauw.nl) is senior specia-list ecologie bij Tauw.wikkelingen die niet of lastig kunnen worden gestuurd zoals de groei vanhet wegverkeer, en voor verwaarloosbare bijdragen onder een bepaaldegrenswaarde. Via vergunningverlening is er daarnaast ontwikkelruimtevoor een aantal prioritaire rijks- en provinciale projecten, bijvoorbeeld deaanleg van rijkswegen, en een vrije ruimte voor andere stikstofproduce-rende projecten zoals vestiging of uitbreiding van industrie?n en veehou-derijbedrijven.Niet te snel rijk rekenenDe achtergronddepositie van stikstof, die voornamelijk bestaat uit ammo-niak vanuit de landbouw en stikstofoxiden vanuit verkeer en industrie, isin de afgelopen decennia aanzienlijk afgenomen door emissiebeperkendemaatregelen. De laatste jaren gaat de daling minder snel. Volgens modelbe-rekeningen zal in 2030 de depositie voor veel habitattypen zoals voedsel-arme vennen en heidevelden, schraallanden, duinen en bossen, nog steedseen factor twee of meer te hoog liggen. Depositie blijft een belemmeringvoor een duurzaam herstel van de natuur. PAS is succesvol als blijkt dat debelasting sterker afneemt dan in een situatie zonder PAS, maar ook metinbegrip ervan blijft er een aanzienlijk probleem bestaan.Het is afwachten of de scenario's voor emissiebeperkende maatregelen uit-komen. Emissiebeperkingen in het wegverkeer leiden naar verwachting totenige verbetering, maar de grootste effecten moeten komen uit een ver-minderde ammoniakemissie vanuit de landbouw. Hoewel daar vele endure maatregelen zijn getroffen, stagneren de gemodelleerde ammoniak-deposities sinds 2005. De gemeten ammoniakconcentraties binnen veleNatura 2000-gebieden zijn sinds 2005 zelfs licht gestegen. De vraag is ofextra bronmaatregelen voldoende soelaas bieden. Dit zal de komende ja-ren moeten blijken.Ook de maatregelen in en bij natuurgebieden kennen hun grenzen en be-perkingen. Om extra stikstofafvoer te bewerkstelligen, kan het natuurbe-heer worden ge?ntensiveerd. Een schraalgrasland waar jaarlijks wordt ge-maaid, kan echter niet zomaar een keer extra worden gemaaid. Toenameinmiddels zijn de verwachtingen hooggespannen dat met inwerking-treding van de PAS het stikstofprobleem wordt opgelost. De vraag is ofdeze verwachtingen niet te hoog oplopen. Daarom in dit artikel eenaantal kanttekeningen. Zo is een gevaar dat er te snel en te scheutigontwikkelruimte wordt vrijgegeven. Neemt de achtergronddepositiede komende tijd wel voldoende af? En loopt de PAS geen kans te struikelenover de drempelwaarde?Ontwikkelruimte biedenDe PAS mag intussen als bekend worden verondersteld, zodat een korteinleiding moet volstaan. Stikstofgevoelige natuur ondervindt veel last vande veel te hoge belasting door stikstof vanuit de lucht. Het valt niet mee inhet kader van de Natuurbeschermingswet toestemming te krijgen voorprojecten of plannen die tot meer stikstofdepositie in een Natura 2000-ge-bied leiden. De PAS steunt op twee pijlers die voor beide problemen eenoplossing moeten bieden. De ene pijler bestaat uit emissiebeperkendemaatregelen bij de bron en uit maatregelen in en bij natuurgebieden. Delaatsten voorkomen dat zich daar negatieve gevolgen van stikstofdepositievoordoen zoals verbetering van de waterhuishouding, of ze nemen de ge-volgen weg door afvoer van stikstof via extra plaggen, maaien en begrazen.Hierdoor ontstaat ontwikkelruimte (fig. 1). De omvang hiervan wordt be-paald door het succes van de maatregelen ten opzichte van de situatie zon-der PAS.De andere pijler omvat ruimte bieden aan economische bedrijvigheid doorhet vrijgeven van een deel van de beschikbaar gekomen ontwikkelruimte.Ontwikkelruimte zonder vergunningverlening is er voor autonome ont-Figuur 1.Verdeling van de ontwikkelruimte over vier doelen.Bron: `De PAS: Eenvoudig Beter', Ministerie Infrastructuur en Milieu, M.e.r.-dag, 30 oktober 2013.Natura 2000-gebiedHabitattypeDeposttiemok/ha/jrPassendebeoordelingBesluit betreft1 UiterwaardenIJsselH6120 4,1 ja Inpassingsplan rondweg2 Drents-Friese Wold& LeggelderveldH7110B 6,1 ja Vergunning verplaatsingmelkveehouderij3 Eilandpolder H7140 3,34 ja Vergunning schapenstal4 Boetelerveld ? 0,12 nee Vergunning oprichtingveehouderij5 Vlijmens Ven,Moerputten &Bossche BroekH6410 0,6 ja Inpassing weg6 Voornes Duin H2130C? 0,04 ja Vergunning vestigingagrarisch bedrijf7 Voornes Duin H2130C? 0,04 nee Bestemmingsplanbedrijfsverplaatsing8 Borkeld ? 2,16 ja Bestemmingsplan buitengebiedTOETS03/0414PASvan de begrazingsdruk kan kaalvreten tot gevolg hebben. Extra plaggen bete-kent niet alleen dat de vegetatie weer op `nul' wordt gezet, maar leidt ook tothet wegnemen van leefgebied van dieren en van de zaadvoorraad in de bo-dem. Er is dus een grens aan wat de natuur aankan als het gaat om extramaatregelen. Bovendien worden in veel natuurgebieden al extra maatregelengetroffen met als doel overtollige stikstof af te voeren. Afvoermaatregelenmoeten niet hun doel voorbij schieten. Op een aantal plaatsen zou herstel vande oorspronkelijke waterhuishoudkundige situatie de beste oplossing zijn,maar vaak is dat binnen redelijke grenzen niet meer mogelijk. Een zekereverbetering kan meestal wel door het vasthouden van water en het inrichtenvan bufferzones. Dit gaat gepaard met hoge kosten en langdurige proceduresen het is maar de vraag of dat nu ineens sneller zal gaan.Maatregelen bepalen succes PASDe twee pijlers onder de PAS werken als communicerende vaten: de be-schikbare ontwikkelruimte wordt bepaald door het succes van emissiebe-perkende en stikstofafvoerende maatregelen. Er zit wel een vertraging in,want ontwikkelruimte kan alleen op veilige wijze worden vrijgegeven alsde zekerheid bestaat dat de maatregelen effectief zijn. Dan moeten alleseinen op groen staan. De kans bestaat dat hier een (te groot) voorschot opwordt genomen. Als er te snel te veel ontwikkelruimte wordt vrijgegevenen na enkele jaren blijkt dat de maatregelen nog onvoldoende effect heb-ben gesorteerd, ontstaat er een groot probleem. De PAS moet zorgen voorvoldoende ruimte voor de vier genoemde doelen (fig. 1). Autonome ontwik-kelingen en de prioritaire projecten zullen echter vooraan in de rij staan,wanneer door onverhoopt tegenvallende resultaten mocht blijken dat deontwikkelruimte moet worden beperkt. In eerste instantie kan de grens-waarde voor verwaarloosbare bijdragen worden opgeheven, met als gevolgdat die gevallen onder de vergunningplicht gaan vallen. Daarmee neemtniet alleen de regeldruk toe, maar ook de druk op de vrije ontwikkelruim-te. Deze kan vervolgens worden beperkt of sneuvelen. Het is daarom hetveiligst om pas ontwikkelruimte vrij te geven zodra het succes van de maat-regelen is geboekt: de kost gaat voor de baat uit. De vraag is of hierop wordtgewacht. Het Planbureau voor de Leefomgeving constateert in een Botsproefdat de PAS een robuust kader voor de vergunningverlening tegen tegenval-lende resultaten vormt, mits adequate bijsturing kan plaatsvinden.1SchijnnauwkeurighedenIn het kader van de PAS en overigens ook in de vergunningverlening, wor-den emissie- en depositieberekeningen uitgevoerd tot op meerdere decima-len achter de komma. Hierbij moeten handhavers zich wel realiseren datverschillende elementen in de rekensommen een grote mate van onzeker-heid kennen.Om te beginnen is de kritische depositiewaarde voor stikstof (KDW) minderstellig dan meestal wordt beweerd. Met KDW wordt de grens bedoeld, waar-boven het risico bestaat dat de kwaliteit van het habitat significant wordtaangetast door de verzurende en/of vermestende invloed van atmosferi-sche stikstofdepositie2. De KDW is gebaseerd op een bandbreedte van geme-ten waarden en aangepast op basis van modeluitkomsten en deskundige-noordeel. Het resultaat is niet meer een bandbreedte, maar een unieke,meest waarschijnlijke waarde. Dit is slechts een gemiddelde en vaak nietde laagste waarde binnen de bandbreedte. In de jurisprudentie wordt veelwaarde gehecht aan de KDW. Gezien het bovenstaande kunnen er wel en-kele kanttekeningen bij worden geplaatst:? In die gevallen dat voor de KDW het gemiddelde van een empirisch vast-gestelde range is genomen, geldt voor een aanzienlijk deel van de situa-ties het risico dat een habitat bij een lagere depositie wordt aangetast(zoals er ook situaties zijn waarbij die waarde hoger kan zijn). Dit bete-kent dat het hanteren van de KDW niet altijd de garantie biedt dat wordtvoldaan aan het voorzorgsbeginsel uit de Habitatrichtlijn. Sommige des-kundigen pleiten daarom voor het gebruiken van de laagste waarde uitde range als KDW.? Voor de meeste habitattypen die gevoelig zijn voor stikstofdepositie be-draagt het verschil tussen laagst en hoogst gemeten waarde 5 ? 10 kg of-wel 357 ? 714 mol. De onzekerheid kan al snel in de orde van enkelehonderden molen belopen. Voor bijvoorbeeld het habitattype glansha-verhooiland (H6510A) bedraagt de KDW 1429 mol/ha/jr. Deze waarde isgebaseerd op de ondergrens van de gemeten range van 20 ? 30 kg/ha/jr3.Dat is nogal een slag in de lucht omdat dit is gebaseerd op een deskundi-genoordeel, met de kanttekening dat nader onderzoek nodig is4. Als be-tere onderzoeksresultaten beschikbaar komen, kan blijken of het eenmolletje, misschien kilo's, meer of minder mag zijn.De afgelopen maanden is er veel discussie over de achtergronddepositie ende ontwikkeling daarvan. Dit komt vooral doordat in de laatste rapportagede methode om de depositie te berekenen is aangepast5, waardoor de in2014 berekende cijfers ongunstiger (lees: hoger) uitpakken ten opzichte van20136. De achtergronddepositie wordt voor heel Nederland per vierkantekilometer jaarlijks modelmatig bepaald op basis van een aantal meetpun-ten. De modelresultaten hebben een onzekerheid van 30%, maar lokaalkan die oplopen tot 70%7. Dat zijn forse onzekerheden. Een berekende ach-tergronddepositie van 2000 mol/ha/jr voor een kilometerhok op de kaart,zegt dus niet zo veel over de werkelijke depositie op een bepaalde plek ineen natuurgebied.Met de hier genoemde onzekerheden komt de omgang met depositiewaar-den tot meerdere cijfers achter de komma in een ander daglicht te staan. Ishet zinvol te beoordelen of een depositie van 0,04 mol/ha/jr al dan niet totsignificant negatieve gevolgen voor een habitattype kan leiden? Daar komtgelukkig een einde aan doordat de PAS drempelwaarden instelt voor deverwaarloosbare deposities. Meer daarover leest u verder in dit artikel;eerst eens kijken wat er tot nu toe valt te zeggen over depositiehoeveelhe-den en drempels.Jurisprudentie deposities en drempelwaardenDe voorbije jaren is al vaker geprobeerd tot een drempelwaarde te komen.Met weinig succes. De onder andere in de provincie Noord-Brabant gehan-teerde drempel van 0,051 mol/ha/jr heeft standgehouden, echter uitslui-tend bij toepassing van de stikstofverordening voor de vraag of salderingnodig is8. Deze drempel mag niet worden gebruikt om de gevolgen van eenproject of plan te beoordelen9. Als een strenge norm als die van 0,051 mol/TOETS03/0414ha/jr al niet voldoet, zullen ook hogere drempels de toets der kritiek nietkunnen doorstaan. Zo is bijvoorbeeld ook de 0,5 tot 1%-drempel (ten op-zichte van de KDW) gestrand uit de Verordening Stikstof en Natura 2000Gelderland. Deze sluit niet uit dat de natuurlijke kenmerken worden aan-getast10.Jurisprudentie in andere gevallen laat een wisselend beeld zien. Tabel 1bevat gegevens van een aantal uitspraken van de Afdeling Bestuursrecht-spraak van de Raad van State (ABRvS)11, waarin sprake is van een extra stik-stofdepositie als gevolg van het voornemen in een situatie waarbij de ach-tergronddepositie hoger is dan de KDW van ??n of meerdere habitattypen.Door het bevoegd gezag was geoordeeld dat de extra depositie niet tot sig-nificant negatieve gevolgen zou leiden. In de groen gemarkeerde gevallenin de tabel ging de ABRvS hierin mee; bij de oranje gemarkeerde gevallenis het besluit vernietigd omdat niet was aangetoond dat de natuurlijkekenmerken niet zouden worden aangetast. De uitspraken in de chronolo-gisch geordende tabel suggereren dat de ABRvS steeds strenger wordt,maar nadere bestudering leert iets anders.In enkele gevallen zijn extra deposities van meerdere molen de ABRvS on-geschonden gepasseerd. Wat is hier het geheim?Uiterwaarden IJsselBij 1) Uiterwaarden IJssel spreekt de passende beoordeling over 4,1 mol/ha/jr op stroomdalgrasland als `zeer geringe extra stikstofdepositie' die `geenmeetbare verslechtering van het habitattype' heeft. `Daarnaast speelt ri-vier- en winddynamiek en graslandbeheer een sleutelrol in het gebied.' Depassende beoordeling geeft wat meer onderbouwing, maar de ABRvS laatdit buiten beschouwing. Het specifiek noemen van graslandbeheer is tenonrechte, aangezien dat al verdisconteerd is in de KDW.Drents-Friese Wold & LeggelderveldBij 2) Drents-Friese Wold & Leggelderveld worden actieve hoogvenen dooreen toename van de depositie van 6,1 mol/ha/jr `zeer gering' bevonden `enhet is aannemelijk dat door de verbetering van de hydrologische situatie inhet gebied de eventuele gevolgen daarvan volledig worden weggenomen'.Dat mag aannemelijk zijn, maar biedt toch niet de vanuit de Habitatricht-lijn noodzakelijke zekerheid. Wat hier wellicht meespeelt, is dat het cijfervan 6,1 niet wordt genoemd; de depositie wordt uitgedrukt in een percen-tage ten opzichte van de KDW (0,78%). Sleutelfactor was hier dat de ver-plaatsing van de veehouderij juist nodig is vanwege de gewenste verbete-ring van de hydrologische situatie.EilandspolderWat betreft nummer 3) Eilandspolder neemt de ABRvS de volgende redene-ring over de toename van 3,34 mol/ha/jr over: `De berekende bijdragen val-len volledig weg tegen deze natuurlijke fluctuatie in de achtergronddepo-sitie. Daarom is een aantasting van het veenmosrietland door de berekendeV-focusTOETS03/041410PASbijdragen volgens het college niet meetbaar of aannemelijk te maken. DeAfdeling heeft geen aanleiding te oordelen dat het college op basis vandeze onderbouwing niet mocht concluderen dat in dit opzicht de natuur-lijke kenmerken van de polder niet worden aangetast.' Het argument van denatuurlijke fluctuatie van de achtergronddepositie is een eenmalige geluks-treffer. Zoals we hiervoor zagen, kan de achtergronddepositie een fouten-marge van 30% (en soms tot 70%) hebben. Dat is weliswaar een ruimtelijkefluctuatie, maar de fluctuatie van jaar tot jaar is van vergelijkbare omvang12.De depositie vanuit een nieuw plan of project zal altijd binnen die fouten-marge vallen. Net als bij 2) is ook hier sprake van een sympathiek doel vanhet voornemen: een schapenstal ten behoeve van het weidevogelbeheer.Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche BroekVoor geval 5) Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek geeft de passendebeoordeling aan dat er door de toename van 0,6 mol/ha/jr `geen ecologischwaarneembare effecten' optreden. Verder wordt gesteld: `De habitattypenkomen in matig tot goed ontwikkelde vorm voor met stabiele tot positievetrend. De depositiebijdrage heeft (...) geen significante gevolgen voor de in-standhoudingsdoelstellingen.'BorkeldWat is er dan misgegaan bij 8) Borkeld? Vanuit het bevoegd gezag is gestelddat `de berekende toename van stikstofdepositie met 2,16 mol/ha/jr zeergering is en dat met emissiebeperkende maatregelen zoals mestballen ofluchtwassers de emissie verder kan worden gereduceerd.' Waar de ABRvSvooral over valt, is dat dit laatste niet is onderbouwd met `kwantitatievegegevens over emissiebeperkende maatregelen'. Bovendien wordt er nietsover de situatie van het habitattype zelf gezegd.Voornes DuinVan de gevallen 6) Voornes Duin en 7) Voornes Duin zijn de uitspraken te-gengesteld, maar zijn de situaties vrijwel vergelijkbaar, namelijk een toe-name van 0,04 mol/ha/jr op een in de uitspraken niet nader genoemd habi-tattype (waarschijnlijk onder meer grijze duinen). Bij 6) overweegt deABRvS dat `de berekende toename van stikstofdepositie zeer gering is, be-trekking heeft op slechts twee locaties van hiervoor gevoelige habitatty-pen, en deze toename ongeveer vier duizendste deel van een procent vande kritische depositiewaarde van het desbetreffende habitattype betreft',zoals in de passende beoordeling is beschreven. Bij 7) valt de ABRvS vooralover het ontbreken van `nader onderzoek waaruit objectieve gegevens blij-ken die deze conclusie staven'. Kennelijk had een passende beoordelingmet de strekking van het voorgaande citaat volstaan.Wat blijktWat in ieder geval uit de uitspraken blijkt, is:? Als een passende beoordeling ontbreekt, oordeelt de ABRvS al snel ? ookbij zeer lage deposities ? dat aantasting van de natuurlijk kenmerkenniet kan worden uitgesloten;? er kan geen vaste en werkbare drempelwaarde uit de uitspraken wordenafgeleid, dat wil zeggen een waarde waarbij de ABRvS oordeelt dat daar-onder sprake is van verwaarloosbare effecten; en? het is van belang een ecologische beoordeling te geven over de situatiewaarin het habitattype verkeert (beheer, rivier- en winddynamiek, verbe-tering van de hydrologische situatie, habitattype met stabiele tot posi-tieve trend).Omgaan met onzekerhedenDe voorbeelden zijn te anekdotisch om tot een algemene lijn te kunnenkomen en bieden in ieder geval geen grond voor een werkbare drempel-waarde waaronder significant negatieve gevolgen afwezig kunnen wordengeacht. Hoe gaan initiatiefnemers nu, zolang de PAS nog niet van kracht is,met alle onzekerheden om? In grote lijnen zijn er vier mogelijkheden diedeels ook in combinatie worden toegepast:1. Omstandigheden beschrijven waaruit volgt dat aantasting van de na-tuurlijke kenmerken zich niet voordoet.2. Elke berekende toename teniet doen door middel van saldering of mitiga-tie (of desnoods door middel van compensatie na een ADC-procedure).3. De stelling innemen dat een bepaalde toename verwaarloosbaar is.4. Wachten op het beschikbaar komen van vrije ontwikkelruimte na inwer-kingtreding van de PAS.Niet toestemmingplichtig(AUTONOOM)Onder grenswaardeVrije ruimte(segment 2)Priotitaire projecten(segment 1)Zonder vergunningMet vergunningTabel 1. In de groen gemarkeerde gevallen ging de ABRvS mee in het oordeel dat de extra depositie niet tot significant negatieve gevolgen zou leiden.Voorde oranje gemarkeerde gevallen is het besluit vernietigd omdat niet was aangetoond was dat de natuurlijke kenmerken niet zouden worden aangetast.TOETS03/0414111. Omstandigheden beschrijvenHet eerste spoor, het beschrijven van de omstandigheden waardoor vast-staat dat de natuurlijke kenmerken niet zullen worden aangetast, staatnog steeds. Toch is dit een wat onbevredigend pad; het hangt erg af vanspecifieke omstandigheden en de wijze waarop een en ander wordt be-schreven. De beschrijvingen zijn meestal vaag (stuivende duinen, rivierdy-namiek, gunstige waterhuishouding). Het is elke keer afwachten of eenbezwaarmaker hier geen gat in schiet. Vanwege het ontbreken van enigekwantificering is dit spoor ook onevenwichtig tegenover het gereken metdepositiecijfers tot meerdere decimalen achter de komma.2. Berekende toename teniet doenHet tweede spoor biedt de meeste zekerheid, namelijk door de toenamevan stikstofdepositie voor 100% (of meer) te mitigeren. Als er per saldomaar meer stikstof uit de habitats wordt afgevoerd dan er als gevolg vanhet voornemen bijkomen, zit je goed13. In de praktijk kan dit echter totonpraktische uitwassen leiden. Bij de meer omvangrijke voornemens kun-nen vele Natura 2000-gebieden een depositietoename ondervinden. Voorelk gebied dient per habitattype te worden nagegaan of er sprake is vanoverschrijding van de KDW, en zo ja, hoeveel de extra belasting bedraagt enhoe die moet worden gemitigeerd. Als de PAS kracht van wet heeft en er isdepositieruimte beschikbaar dan is dit probleem natuurlijk van de baan.Maar een garantie dat de depositieruimte in concrete gevallen voldoende isen juridisch houdbaar is, is er op dit moment niet.3. Bepaalde toename is verwaarloosbaarZonder nadere onderbouwing is de derde mogelijkheid een doodlopendeweg in het geval er bezwaar wordt aangetekend tegen de beslissing. Met deinwerkingtreding van het besluit grenswaarden PAS14 wordt beoogd eeneinde te maken aan de onduidelijkheid, door instelling van een algemenedrempelwaarde voor projecten (en andere handelingen) van 1 mol/ha/jr15.Voor deposities onder deze waarde geldt de vergunningplicht niet en kanworden volstaan met een melding (wat de vraag opwerpt of er ook een on-dergrens aan de meldingsplicht wordt verbonden). Hoe is de 1 mol-drem-pel tot stand gekomen? En zal deze de toets der kritiek doorstaan? In iedergeval moet deze voldoen aan de eisen vanuit de Vogel- en de Habitatrichtlijn:de zekerheid dient te worden geboden dat op grond van objectieve gegevensis aangetoond, dat een project of handeling die een stikstofdepositie veroor-zaakt die onder de grenswaarde blijft, al dan niet in cumulatie met andereplannen of projecten, niet zal leiden tot een aantasting van de natuurlijkekenmerken van enig Natura 2000-gebied. De toelichting op het ontwerpbe-sluit over de grenswaarde zegt hierover: `De grenswaarde van 1 mol per hec-tare per jaar is de resultante van een afweging tussen enerzijds het belang omadministratieve en bestuurlijke lasten zo laag mogelijk te houden via een re-latief hoge grenswaarde, en anderzijds het belang om de cumulatie van stik-stofdepositie van activiteiten die zonder toets vooraf mogen plaatsvinden,beheersbaar te houden via een relatief lage grenswaarde'. Op zichzelf is eendergelijke afweging logisch, maar van een objectief vastgestelde, ecologischonderbouwde zekerheid is geen sprake. Hier is nog huiswerk te doen om tevoorkomen dat de PAS over de drempelwaarde struikelt.4. Wachten op ontwikkelruimteHet vierde spoor waarbij wordt gewacht op het beschikbaar komen van vrijeontwikkelruimte na inwerkingtreding van de PAS, kan een bewuste keuzevan de initiatiefnemer zijn. Het is ook mogelijk dat afhandeling van eenvergunningaanvraag op zich laat wachten. Alleen al in Noord-Brabant wach-ten 1400 aanvragen op afhandeling en de wachttijd loopt op16. De verwach-ting is dat de PAS in april 2015 in werking zal treden. Grote kans dat er daneen stuwmeer aan aanvragen ligt en daarnaast is een nieuwe toevloed nietuit te sluiten. De druk op de vrije ontwikkelruimte zal groot zijn.In een volgend artikel in Toets zal worden ingegaan op de vraag of het mo-gelijk is om tot een ecologische onderbouwing van de drempelwaarde tekomen.Omwille van de leesbaarheid zijn verwijzingen naar wetsartikelen, juris-prudentie, bronnen en toelichtingen niet in de tekst opgenomen, maarmet een voetnoot aangegeven. De lijst met voetnoten is te vinden op www.toets-online.nl.hansbreeVeldTOETS03/0414121. Beoordeling Programmatische Aanpak Stikstof ? De verwachte effectenvoor natuur en vergunningverlening, beleidsstudie, PBL-publicatienum-mer 425, Planbureau voor de Leefomgeving, 2014.2. Dobben, H.F., van, Bobbink, R., Bal, D., Hinsberg, A., van, Overzicht vankritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen enleefgebieden van Natura 2000, Alterra-rapport 2397, Alterra, Wagenin-gen 2012.3. Stikstofdeposities worden uitgedrukt in mol per hectare per jaar (mol/ha/jr) of kilogram per hectare per jaar (kg/ha/jr). Een mol stikstof weegt14 g; 1 kg stikstof is ongeveer 71,4 mol.4. Bobbink, R., Hettelingh (eds.), J.P., Review and revision of empirical criti-cal loads and dose-response relationships: Proceedings of an expertworkshop, Noordwijkerhout, 23-25 June 2010, Coordination Centre forEffects of the International Cooperative Programme on Modelling andMapping Critical Levels and Loads and Air Pollution Effects, Risks andTrends, Bilthoven, 2011.5. Velders et al., Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland,Rapportage 2014, RIVM-rapport 680363002/2014, RIVM, Bilthoven, 2014.6. Geconstateerd is dat concentratiemetingen aan ammoniak de modelma-tig berekende trends van emissie en concentratie niet ondersteunen. Inhet tijdschrift V-focus,vakblad voor adviseurs in de dierlijke sector, ishier veelvuldig aandacht aan besteed. Voor het ministerie van Economi-sche Zaken is dit aanleiding geweest hierover advies te vragen aan deCommissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM). In een quickscan heeftde CDM het ministerie hierover op 10 september 2014 geadviseerd. Moge-lijk is deels sprake van overschatting in de modellen van de effectiviteitvan het ammoniakbeleid.7. Reactie van RIVM op recente artikelen en columns in V-focus over bereke-ningen en metingen stikstofdepositie van RIVM, RIVM, 2014.8. Zaaknummers 201200593/1/R2, 201205887/1/R2 en 201300402/1/R2, afde-ling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), 19 juni 2013.vOETnOTEnbijTOETS2014/3-49. Zaaknummer 201301225/1/R2, onder 6.3.1: `Het beoordelen van stik-stofdepositie in het kader van deze Verordening is niet gelijk te stellenmet het beoordelen van de gevolgen van de stikstofdepositie ten be-hoeve van de verlening van een vergunning voor een project', ABRvS,9 april 2014. Met de Verordening wordt hier bedoeld de Verordeningstikstof en Natura 2000 Noord-Brabant, 21 oktober 2010.10. 201305295/2/R2, ABRvS, 2 augustus 2013.11. De volgende uitspraken van de ABRvS:1. zaaknummer 201006773/1/R2, 19 januari 2011.2. zaaknummer 201107992/1/A4, 3 oktober 2012.3. zaaknummer 201200294/1/A4, 27 december 2012.4. zaaknummer 201107526/1/T1/A4, 22 mei 2013.5. zaaknummer 201307139/1/R6, 26 februari 2014.6. zaaknummer 201301225/1/R2, 9 april 2014.7. zaaknummer 201304647/1/R4, 16 april 2014.8. zaaknummer 201307347/1/R2, 25 juni 2014.12. Figuur 6.3, Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Neder-land, Velders et al., 2014, RIVM-rapport 680363002/2014, RIVM, Biltho-ven, 2014.13. 201304768/1/R2 (RWE), ABRvS, 16 april 2014.14. Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof, Ontwerp-be-sluit van 7 oktober 2014.15. Daarnaast is er nog een veiligheidsklep in de vorm van een tweededrempelwaarde, namelijk 0,05 mol/ha/jr. Deze geldt in het geval datop een specifieke locatie 5% of minder van de depositieruimte voorgrenswaarden beschikbaar is. Voor wegen en vaarwegen zijn ergrenswaarden voor een maximale afstand, namelijk 3 respectieve-lijk 5 km. Buiten deze afstand hoeven effecten van stikstofdepositieniet te worden beoordeeld.16. Vergunningsaanvragen Natuurbeschermingswet stapelen zich op,persbericht Unit PAS-bureau, BIJ12, 13 oktober 2014.dezelijstmetverwijzingennaarwetsartikelen,jurisprudentie,bronnenentoelichtingenhoortbijhetartikel`KomenhogeverwachtingenPaSuit?'inToets2014/3-4.PAS
Reacties