Een belangrijke voorwaarde voor het kunnen verlenen van ontheffingen van de Flora- en faunawet of vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (en straks een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming), is dat de staat van instandhouding (SvI) van Habitatrichtlijnsoorten niet geschaad mag worden. De Zoogdiervereniging heeft een methodiek ontwikkeld om deze SvI voor vleermuizen te bepalen in een concreet plangebied. Voor een uitgebreide beschrijving van deze methodiek verwijzen we naar het bij deze bijdrage behorende verdiepende webartikel (Limpens et al. 2016). In voorliggend artikel lichten we de aanpak beknopt toe.
TOETS0116SOORTENMETHODIEK VOOR STAATVAN INSTANDHOUDINGEen belangrijke voorwaarde voor het kunnen verlenen van ontheffingen van de Flora- en faunawet ofvergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (en straks een ontheffing in het kadervan de Wet natuurbescherming), is dat de staat van instandhouding (SvI) van Habitatrichtlijnsoorten nietgeschaad mag worden. De Zoogdiervereniging heeft een methodiek ontwikkeld om deze SvI voor vleer-muizen te bepalen in een concreet plangebied. Voor een uitgebreide beschrijving van deze methodiekverwijzen we naar het bij deze bijdrage behorende verdiepende webartikel op www.toetsonline.nl (Lim-pens et al. 2016). In voorliggend artikel lichten we de aanpak beknopt toe.Limpens, H.J.G.A. en M.J. SchillemansWESLEYOVERMAN28De beschreven aanpak geldt voor zowel gebouwbewonende soorten als voor boombewonende soorten zoals de rosse vleermuis.De bepaling of de SvI wordt geschaad door een initiatief ge-beurt momenteel op verschillende manieren en in verschil-lende vormen. Het is lang niet altijd duidelijk of alle belang-wekkende criteria en onderdelen daadwerkelijk zijn getoetstvoor een concreet plangebied en project. De Zoogdiervereni-ging heeft daarom hiervoor een aanpak ontwikkeld en toegepast.Van de originele tekst van de Europese Habitatrichtlijn1 zijn criteria af teleiden voor het bepalen van de SvI van een vleermuispopulatie in een con-creet plangebied (ETC-BD, 2011 Broekmeyer et al., 2015 en Limpens & Schil-lemans, 2014). In het kort vraagt bepaling van de SvI van een habitat om hetbepalen van de som van de invloeden (cumulatieve effecten!) op de habitaten haar typische soorten. Het gaat dan om activiteiten die een effect heb-ben op het op de lange termijn natuurlijke voorkomen en de verspreidingvan de habitat en typische soorten. De SvI is gunstig als de staat van in-standhouding van de typische soorten gunstig is.Een vergelijkbare juridisch-ecologische argumentatie is toe te passen opeen soort. De criteria voor bepaling van de SvI van een specifieke soort zijnpopulatie-dynamische data (grootte en trend van de populatie), de versprei-ding, en de grootte en kwaliteit van de habitat waarin de soort voorkomt.De SvI van een soort wordt als 'gunstig' beschouwd wanneer:1. uit populatie-dynamische gegevens blijkt dat de betrokken soort nogsteeds een levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waar-in hij voorkomt, en dat vermoedelijk op lange termijn zal blijven, en2. het natuurlijke verspreidingsgebied van die soort niet kleiner wordt ofbinnen afzienbare tijd lijkt te zullen worden, en3. er een voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven be-staan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.SVI VOOR VLEERMUIZEN BEPALEN IN CONCREET PLANGEBIEDTOETS011629een soort nodig heeft voor een levensvatbare populatie, is een relevant cri-terium dat op de schaal van een plangebied of gemeente ge?nventariseerden gemonitord kan worden.Gebruikte termen zoals `lange termijn' en `zal blijven' onderstrepen denoodzaak van de zekerheid (borging) op de lange termijn van de voor eengunstige staat van instandhouding noodzakelijke realisatie van de criteria.Bepalen SvI vanuit deze parametersOp basis van informatie over de soort met betrekking tot deze hiervoor ge-formuleerde criteria, kan de status worden gescoord in een tabel die popu-latiegrootte en -trend, voorkomen, verspreiding en kwaliteit van de habitatvoor verblijven, foerageren en verplaatsen/migreren weergeeft.Om de effecten van een concrete ingreep of van de ontwikkelingen in eengemeente in beeld te brengen, kan deze informatie vervolgens worden ver-zameld en gescoord voor het plangebied/de gemeente voor verschillendetijdsperioden zoals `actueel', `op de korte termijn', `einde van de bouwfase'en `nabije toekomst'. Dit levert een referentie in de tijd.Hetzelfde kan bovendien worden gedaan voor de `directe omgeving', `hetregionale' en het `nationale niveau' (zie tabel 1). Dit levert een referentie inde ruimte. Het kan bovendien zinvol zijn de tabel in te vullen vanuit een si-tuatie zonder en met (afdoende) mitigatie en compensatie.Deze aanpak onderstreept het belang van het kunnen beschikken over (ac-tuele) informatie met betrekking tot de parameters op de verschillendeschaalniveaus en de noodzaak tot monitoren van populatietrends en be-schikbaarheid van habitat.Interpretatie criteria naar kleiner schaalniveauDe criteria in de Europese Habitatrichtlijn zijn echter geformuleerd vanuiteen beoordeling op het niveau van een heel land, en niet vanuit een beoor-deling van de SvI op het veel kleinere schaalniveau van een concreet plan-gebied of een gemeente.Wanneer we de SvI op dit kleinere schaalniveau willen beoordelen, moetenwe de criteria opnieuw interpreteren:Ad. 1: Populatiegrootte en -trend zijn relevante en ook op dit schaalniveautoepasbare parameters. Het kan echter, afhankelijk van de soort en functie,moeilijk zijn om populatiegrootte en trend in absolute aantallen vast testellen.Ad. 2: De `natuurlijke range' is geen betekenisvolle schaal om aan te refere-ren. De range van een soort op het niveau van bijvoorbeeld een gemeentezal eerder de beschikbaarheid en kwaliteit van het habitat weerspiegelendan `de verspreiding van de soort in de gemeente'. Het voorkomen en deverspreiding van de beschikbare habitat (verblijf-, foerageer- en verbindendhabitat) is dan ook een relevantere schaal om aan te refereren (zie Ad. 3).Ad. 3: De beschikbaarheid, het voorkomen en de verspreiding van de habi-tat (grootte en kwaliteit van verblijf-, foerageer- en verbindend habitat) dieDE AUTEURSHermanLimpens(024-7410506,herman.limpens@zoogdiervereniging.nl)en Marcel Schillemans (06-44563665, marcel.schillemans@zoogdierver-eniging.nl) zijn beiden werkzaam bij Bureau van de Zoogdiervereniging.Criteria beoordeling SvIKwalitatieve + kwantitatieve inschatting : STAAT VAN INSTANDHOUDING SOORT IN CONCREET PLANGEBIEDPlangebied DirecteomgevingRegionaal LandelijkActueel KortetermijnEindbouwfaseNabijetoekomstA1: PopulatiegrootteA2:TrendB1:Verspreiding Grootte VPBeschikbaar habitat FGVBB2:Verspreiding Kwaliteit VPBeschikbaar habitat FGVBB3:Verspreiding Borging VPBeschikbaar habitat FGVBMet/zonder afdoende maatregelen?VP = verblijfplaats(en), FG = foerageergebied,VB = verbinding (vliegroute, migratieroute)Tabel 1. Overzicht van informatie voor de verschillende criteria voor de beoordeling van de staat van instandhouding van een vleermuissoort in een concreet plangebied.TOETS011630SOORTENUit de analyse blijkt dat de SvI op korte termijn als gematigd negatief moetworden beschouwd, maar bij het einde van de bouwfase en daarna naarverwachting een gunstige staat zal bereiken (mits aan de voorwaardenwordt voldaan, zoals borging en realisatie overmaat aan verblijfplaatsen).= negatief= gematigd negatief= neutraal/geen effect= voldoende/gematigd positief= positiefTabel 2.Voorbeeld: inschatting van verschillende criteria voor de beoordeling van de staat vaninstandhouding van een vleermuissoort in een concreet plangebied.VoorbeeldIn tabel 2 wordt een voorbeeld gegeven van het scoren van de verschillendefactoren, met een kleurcodering die in vijf niveaus de negatieve dan welpositieve bijdrage van de factoren aan de beoordeling van de SvI weergeeft.In het plangebied zijn in de loop der tijd verschillende verblijven van de ge-wone dwergvleermuis gesloopt, waar via compenserende maatregelen eenovermaat aan verblijven is teruggebracht, en waar de jachthabitat door eennieuwe inrichting drastisch is veranderd, maar zich nu aan het herstellen is.Alle ingredi?nten voor een gedegen analyse zijn door (veld)onderzoek ver-gaard. Het onderzoek bestaat uit standaardonderzoek dat sowieso al dient tezijn uitgevoerd om effecten te kunnen inschatten. Het betreft dus geen extraonderzoeksinspanning. Daarnaast zijn maatregelen uit het mitigatie- encompensatieplan al bekend, deze worden integraal meegenomen in de ana-lyse. De mate van effect wordt bepaald enerzijds door expert judgement (bij-voorbeeld ontwikkeling foerageergebied), anderzijds door de onderzoeksge-gevens (bijvoorbeeld aantal verblijfplaatsen, intactheid vliegroutes).Criteria beoordelingKwalitatieve + kwantitatieve inschatting : STAAT VAN INSTANDHOUDING SOORT IN CONCREET PLANGEBIEDPlangebied Directe omgeving(inschatting dooronderzoeker)Regionaal (mogelijkuit NEM-data teachterhalen)Landelijk (NEM-Data)Actueel Korte termijn Eind bouwfase Nabije toekomstA1: Populatie-grootteIn kwantitatieve zinonbekend,maar achteruitgangIn kwantitatieve zinonbekend,maar achteruitgangIn kwantitatievezin onbekend,maar vooruit-gang teverwachtenIn kwantitatievezin onbekend,groterevooruitgang teverwachtenIn kwantitatieve zinonbekend,maar indicatieachteruitgangIn kwantitatieve zinonbekend,maar geen indicatieachteruitgangIn kwantitatieve zinschattingen bekendengeen indicatie achter-uitgangA2:Trend In kwantitatieve zinonbekend,maar achteruitgangIn kwantitatieve zinonbekend,maar achteruitgangIn kwantitatievezin onbekend,maar vooruit-gang teverwachtenIn kwantitatievezin onbekend,groterevooruitgang teverwachtenIn kwantitatieve zinonbekend,maar indicatieachteruitgangOnbekend,geen indicatieachteruitgangOnbekend,geen indicatie achter-uitgangB1:Verspreiding Grootte VP Achteruitgang Achteruitgang Overmaat (> 4x) Overmaat (> 4x) Matig Goed GoedBeschikbaar habitat FG Achteruitgang Achteruitgang Overmaat +ontwikkelingOvermaat +ontwikkelingGoed Goed GoedVB Neutraal Neutraal Voldoende Ontwikkeling Goed Goed GoedB2:Verspreiding Kwaliteit VP Achteruitgang Achteruitgang Goed Zeer goed Goed Goed GoedBeschikbaar habitat FG Achteruitgang Achteruitgang Goed Zeer goed Goed Goed GoedVB Neutraal Neutraal Goed Zeer goed Goed Goed GoedB3:Verspreiding Borging VP - - Goed planbeheer enonderhoudZorgenwieverantwoordelijkvoor specifiekeonderdeel- Onbekend OnbekendBeschikbaar habitat FG - - Goed planbeheer enonderhoudZorgen wieverantwoordelijkvoor specifiekeonderdeel- Onbekend OnbekendVB - - Goed planbeheer enonderhoudZorgen wieverantwoordelijkvoor specifiekeonderdeel- Onbekend OnbekendHier ingevuld met afdoende maatregelen!VP = verblijfplaats(en), FG = foerageergebied,VB = verbinding (vliegroute, migratieroute)TOETS011631ConclusieDoor het gebruik van de tabel voor de analyse voor de SvI worden knelpun-ten in een concreet plangebied direct inzichtelijk voor initiatiefnemer, advi-seur en de bevoegde gezagen. Er wordt zeker gesteld dat er geen onderdelenvan de SvI over het hoofd worden gezien. Door de toepassing van deze analy-semethode en -tabel wordt de beoordeling van initiatieven gestroomlijnd.Daarmee wordt tevens tijd en geld bespaard. Deze aanpak is toegepast bij eenverleende ontheffing en kan daarmee ook voor toekomstige ontheffingenworden gebruikt. Nu de beoordeling voor ontheffingen en handhaving vande natuurwetgeving zal worden gedecentraliseerd is een eenduidige aanpaken presentatie van belang om geen ongelijkheid in toetsing te laten ont-staan. Zo wordt (rechts- en plan)onzekerheid voor initiatiefnemers (en deadviesbureaus) voorkomen. De hier beschreven aanpak is een dergelijke een-duidige aanpak en methode. Tegelijk wordt recht gedaan aan de aanwezig-heid van de door de Habitatrichtlijn beschermde vleermuissoorten. ReferentiesAnonymus, 2011. Soortenstandaard Gewone dwergvleermuis, Pipistrellus pipistrellus. Uitgave DienstRegelingen, Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie. 77pp.Broekmeyer, M.E.A., M.H.C. van Adrichem, R. Pouwels en R. Jochem, 2015. Soortmanagementplannenen de Habitatrichtlijn; Ruimtelijke onderbouwing duurzaamheid populaties Gewone dwergvleermuis.Wageningen,Alterra Wageningen UR (University & Research centre),Alterra-rapport 2608. 46 blz.; 8fig.; 5 tab.; 29 ref.ETC-BD, 2011.Assessment and reporting under Article 17 of the Habitats Directive - explanatory notesand guidelines for the period 2007-2012.Limpens, H.J.G.A. & M.J. Schillemans, 2014. Beoordeling staat van instandhouding van de gewonedwergvleermuis in het Museumkwartier. Notitie N2014.018 in opdracht van het Dienst Vastgoed vanhet Ministerie van Defensie.Limpens, H.J.G.A. & M.J. Schillemans, 2016. Methodiek voor de beoordeling van de staat vaninstandhouding van een vleermuispopulatie in een concreet plangebied. ? webartikel - Toets.1 De Europese Habitatrichtlijn, Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van 21mei 1992, inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en dewilde flora en fauna.STOELENDANSVoor MER-adviseurs, ecologen en juristen is hetal een boeiende tijd, met dank aan de PAS, maarhet zal allemaal nog veel turbulenter wordenmet de nieuwe Wet natuurbescherming. Recentis besloten de inwerkingtreding een halfjaar uitte stellen tot 1 januari 2017. De wetgever heeftwaarschijnlijk zelf ook ingezien dat deze nieuwewet hoge eisen zal stellen aan de ecologische ex-pertise van provincies en gemeenten en dat dezedaar nog niet klaar voor zijn. Bij de provincies isdeze expertise deels in orde; de inwerkingtre-ding van het PAS heeft daar geleid tot een inves-tering in kennis en menskracht. Die kennis isechter vooral gefocust op Natura 2000, AERIUS-uitkomsten en de juridische en bestuurlijke im-plicaties daarvan. Ik zou dit nog niet direct in-houdelijke ecologische kennis willen noemen,maar goed. Behoud, herstel en ontwikkeling vanNatura 2000 en EHS is al vele jaren een provinci-ale taak en eigenlijk gaat dat naar omstandighe-den best goed. Zelfs in het donkere Bleker-tijd-perk bleef daar het natuurbeleid overeind.Onder de nieuwe wet wordt soortbeschermingeen provinciale verantwoordelijkheid, waaron-der ontheffingen ten behoeve van ruimtelijkeingrepen. Daar is iets voor te zeggen, want oprijksniveau werkt dit uiterst stroperig. Dit the-ma vergt weliswaar een ander soort expertisedan gebiedsbescherming maar dat is niet on-overkomelijk. Problematisch wordt het echterwanneer elke provincie zijn eigen lijst met be-schermde soorten gaat maken, aanvullend op dekorte lijst die in de wet is opgenomen. De wetbiedt daartoe de mogelijkheid, maar als mendaar in IPO-verband geen eenduidige lijst metsoorten en beschermingsregimes van maakt,voorspel ik een grote chaos. Laten we hopen datmen het extra halfjaar uitstel benut voor zo'neenduidige lijst voor alle provincies (en die danalsnog gewoon opnemen in de wet?).Echt problematisch wordt de zware taak van ge-meenten die primair verantwoordelijk wordenvoor de handhaving van de omgevingsvergun-ning en dus ook voor het onderdeel natuur daar-in. Zij worden verantwoordelijk voor de handha-ving in de gevallen dat er geen omgevings-vergunning voor natuur is aangevraagd en er dushelemaal geen beoordeling heeft plaatsgevon-den. Dat betekent dat een belangrijk deel van deinhoudelijke beoordeling van het natuurspoorverschuift naar de gemeenten, terwijl zij zelfaangeven daar niet klaar voor te zijn. Die deskun-digheid kan natuurlijk de komende tijd wordenopgebouwd, al dan niet bij omgevingsdiensten,maar het lijkt mij veel effici?nter om deze verant-woordelijkheid bij de provincies te leggen, waardeze kennis toch al moet worden opgebouwd.En tot slot een (wellicht wat na?eve) vraag: wordtde Nederlandse natuur beter van deze stoelen-dans? Mwoah... alles staat of valt met handha-ving van de regels en wat dat betreft heb ik meervertrouwen in gemeenten en provincies dan inhet Rijk, dat de afgelopen decennia gigantischgefaald heeft op dit punt. Zo barst over tweemaanden de jaarlijkse weidevogelslachting weerlos, geheel in strijd met landelijke en Europeseregels. Het zou mooi zijn als dat in 2017 nietmeer plaatsvindt, maar ik moet het allemaalnog zien...Eric van der AaSenior ecoloog Rho AdviseursGETOETST
Reacties
Linda van der Valk - DresmévanderValk 13 juni 2024 16:59
Een ambtenaar eist dat deze tool wordt gebruikt anders wordt de aanvraag voor een ontheffing afgewezen.
Gijs Kruiver - Brabant Eco 06 mei 2024 12:58
Als stagiair bij Brabant Eco zou ik graag het tool ontvangen. Ik ben bezig een kennisdocument wetgeving vorm te geven en ben nu bezig me in te lezen over het begrip staat van instandhouding. Ik denk dat deze tool mij op weg kan helpen. Alvast bedankt!
Alexander Admiraal - ProRail 22 maart 2024 12:33
Graag ontvang ik ter inspiratie de tool
Klaasjan van der Kolk - Faunus F. 05 maart 2024 21:25
Graag ontvang ik deze tool. Als ecoloog een concrete methodiek in handen willen hebben voor het bepalen van de staat van instandhouding. Bij voorbaat dank, en met vriendelijke groet!
Hendrik Baas - WaterBaasis 05 maart 2024 21:02
Hoi, graag ontvang ik de tool. Mede omdat ik nu veel bezig ben op plattelandsgemeenten die de zaken niet op orde hebben, waar de kennis ontbreekt en men overtredingen van de wet al of niet bewust bevordert.