TOETS041016WaardEringvanWindTurbinESOpzEEMOOiOflElijk?indiscussiesoveringrepeninhetlandschapis`mooioflelijk'eenveelbesprokenonderwerp.belevingvanhetlandschap,hoebelangrijkook,wordtbijdebeoordelingvanhetlandschapvoormilieueffectrapportagesdoorgaansechterbeperktmeegenomen.Meestalkomtbelevingvanhetlandschapaandeordeindevormvanexpertjudgement,waarbijmenkijktnaardeinvloedvandeingreepopdestructuurvanhetlandschap,cultuurhistorischekenmerken,deopenheidenzovoort.inditartikelwordtbeschrevenhoeomgevingspsychologischonderzoekisgebruiktomcriteriavoordebelevinginhetplanMEroptestellen.gerardaniermanenrebeccaplanteijdtwindparkenDE AUTEUrsGerarda Nierman (010-2865317, g.nierman@royalhaskoning.com), om-gevingspsycholoog, en Rebecca Planteijdt (024-3284138, r.planteijdt@royalhaskoning.com), landschapsarchitect, zijn beiden werkzaam bijRoyal Haskoning. Het belevingsonderzoek is begeleid door Lon Sch?nevan Buro Sch?ne in Assen.Het meenemen van de beleving van een nieuwe ontwikkelingin het kader van een milieueffectrapportage vindt menveelal te omslachtig. Doorgaans is geen onderzoek van eenvergelijkbare ingreep beschikbaar. Daar komt nog bij datmen de uitkomst van het onderzoek en de toepasbaarheidervan als onzeker beschouwt. Door de subjectiviteit ervan vindt men bele-vingswaarden niet geschikt voor gebruik in een rationeel afwegingsproces,zoals de m.e.r. Aan de andere kant zijn velen ervan overtuigd dat er op basisvan belevingsonderzoek wel degelijk intersubjectieve waarheden te vindenzijn over landschapsbeleving1.Juist omdat voor windparken de waardering van het beeld in het landschapzo'n belangrijk onderwerp is, is de beleving ervan een belangrijke vraaggeweest in het plan-MER voor de (uitbreiding van) mogelijkheden voorwindparken op de Noordzee. Een van de kernkwaliteiten van de Noordzeeis immers de wijdsheid en openheid van de zee. Het plan-MER en het onder-zoek naar de beleving van windturbines zijn uitgevoerd in opdracht vanhet ministerie van Verkeer en Waterstaat in het kader van het aanwijzenvan windgebieden op zee in de twee in het NWP aangewezen gebieden.Om een beeld te krijgen van het hoe en waarom van de beleving van wind-parken op 10 en 12 nautische mijlen afstand vanaf de kust, was literatuur-onderzoek een ge?igende methode. Er is al veel onderzoek over dit onder-werp beschikbaar en zelf onderzoek doen onder de betrokken bewoners engebruikers is zeer tijdrovend. Uit ons literatuuronderzoek hebben we eenaantal waardevolle conclusies kunnen trekken, waardoor we in staat warende criteria en de beoordeling van de effecten op het landschap in het MERbeter te onderbouwen.Onderzoek naar belevingEr is veel onderzoek beschikbaar naar de invloed van windparken op debeleving van het landschap. Een deel van dit onderzoek kijkt specifiek naarde beleving van windparken op zee in Noordwest-Europa en verwantewesterse culturen. De algemene beoordeling van windparken op zee is wis-selend. Uit een deel van de onderzoeken komt in de eerste plaats een nega-tief beeld naar voren; ander onderzoek laat juist een positief beeld of eenhoge mate van acceptatie zien.1 Zande,A.N. van der, D?ring, R. (2008). Landschapsbeleving: gezamenlijke uitdaging voor wetenschap, beleid en planpraktijk. In : De toekomst van het Nederlands landschapWetenschappelijke bijdragen aan de toekomstige landschapskwaliteit. Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (2008).TOETS041017In enkele onderzoeken van het onderzoeksinstituut Alterra kwam naarvoren dat windturbines vanwege de industri?le uitstraling over het alge-meen negatief worden gewaardeerd, zowel op land als op grote waterenzoals de Noordzee2. De waardering voor windturbines en andere industri-ele elementen in het landschap, blijkt in deze onderzoeken samen te han-gen met de waardering voor het landschap waarin de turbines staan. Hoemooier het landschap wordt gevonden, hoe groter het negatieve effect vanwindturbines en andere technische elementen op dit landschap3.Voorbeelden van positieve beoordelingen zijn er ook. In langlopend onderzoekvan Intomart4 naar de beleving van een windpark bij Egmond aan Zee beant-woordde ongeveer 75% van de participanten (bestaande uit inwoners, onder-nemers en Nederlands en Duitse recreanten) de vraag of de zee een goede loca-tie is om windparken te bouwen met ja. Ook uit het onderzoek van Ladenburg5onder een Deense populatie blijkt dat de houdingen over het algemeen posi-tief zijn. Het verschil in uitkomsten, positief dan wel negatief, is te verklarenuit het gegeven dat de beleving van een landschap tot stand komt door alleWindmolenpark voor de kust van Egmond aan Zee, gezien vanuit de lucht.Foto:FLIcKR.com/moostE.2 coeterier & sch?ne, 1998a,1998b, sch?ne & coeterier, 1986, in De Vries et al., 2008,Van der Ploeg & sch?ne, 2003 in Wulp, 2009a.3 Wulp, N.Y. van der (2009a).Verrommeling van het landschap. Landschap, 26 (3), 132-144 & Wulp, N.Y. van der (2009b). storende elementen in het landschap: welke, waar en voor wie? Wot werkdocument 151.4 Intomart Gfk (2008). The perception of the windfarm off the coast of Egmond. 3-measurement. onderzoek in opdracht van NoordzeeWind.5 Ladenburg, J. (2010).Attitudes towards offshore wind farms - the role of beach visits on attitude and demographic and attitude relations. Land Use Policy, 27 (2), 185-194.Figuur 1. Een aantal van de mogelijke invloedsfactoren op de beleving van windturbines.TOETS041018omstandigheden van dat moment (zie figuur 1). Uit de betrouwbare onder-zoeken, waarin de variabelen goed beschreven waren, hebben we de vol-gende conclusies kunnen trekken.ZichtbaarheidDe dominantie van de turbines in het beeld heeft invloed op de beleving.Dominantie is een maat voor de omvang van windparken of windturbines inons beeld van het landschap. In belevingsonderzoeken waarbij de dominantievan windturbines in beeld werd meegenomen in de vorm van afstandsverschil-len, is een toenemende acceptatie gevonden bij toenemende afstand tussenwaarnemer en turbines. Onderzoek onder toeristen aan de oostkust van de VSlaat zien dat ongeveer 75% van die toeristen windparken op zee op 10 km ac-cepteren en dat het een beperkte negatieve invloed heeft op hun keuze te recre-eren op het strand6. Bij een grotere afstand (20 km) neemt de acceptatie toe tot93%. Afstandsafhankelijke beoordelingen zijn ook gevonden in Nederlands on-derzoek naar windturbines op land, en in Deens onderzoek. Wulp vond eenafname van de verstoring door windturbines bij toenemende afstand7. Laden-burg8 vond bereidheid bij bewoners om te betalen voor het verder van de kustplaatsen van windturbines. Het hoogste bedrag had men over voor de grootsteafstand.WaarnemersDe waardering van een landschap verschilt vaak tussen verschillende soor-ten waarnemers. In de betrokken onderzoeken zijn geen eenduidige bewijzendat demografische variabelen ? zoals leeftijd, opleidingsniveau, inkomen en-zovoort ? invloed hebben op de beleving van windparken op zee. In eengericht Nederlands onderzoek naar windturbines op land vond Wulp echterdat men de mate van verstoring door windturbines in het landschap grotervond naarmate men ouder werd9. Ook zij vond geen verschillen in belevingdoor opleidingsniveau of andere persoonskenmerken. Ladenburg vond in zijngegevens een verschil in waardering tussen de niet-frequente bezoekers en de`permanente' bezoekers. Zijn gegevens suggereerden dat de zomergasten enniet-frequente bezoekers windenergie in grotere mate accepteerden dan de`permanente' bezoekers, zoals bewoners, vissers en bootmensen10.AttitudeEen belangrijk verschil in beleving kan ten slotte nog voortkomen uit de`attitude'. Het oordeel over elementen zoals windturbines in water wordtbe?nvloed door het soort waternatuurbeeld dat men heeft11. Zestig pro-cent van de Nederlanders heeft waternatuurbeelden met als belangrijk-ste notie dat `men het water mooier vindt als er niets is dat herinnert aande bewoonde wereld' en `als er geen sporen van de mens zichtbaar zijn'.Deze attitude is ook van belang voor de beleving van de zee door verschil-lende typen watersporters. Voor hen is een belangrijke kwaliteit van dezee de leegte en de vrijheid die ze er kunnen ervaren. Eventuele aantas-ting van de ongeschondenheid van grote wateren wordt door hen alszodanig ernstig gekwalificeerd, dat ze het betreffende kustwater nietmeer zouden bezoeken12. Overigens is het feit dat het in Nederland verbo-den is om in windparken te varen, mogelijk ook mede een oorzaak vandeze attitude.windparkenFiguur 2. De zichtbaarheid van windturbines.6 Lilley, m.B., Firestone, J. & Kempton,W. (2010).the Effect of Wind Power Installations on coastal tourism. Energies, 3, 1-22.7 Wulp, N.Y. van der (2009b). storende elementen in het landschap: welke, waar en voor wie? WOT werkdocument 151.8 Ladenburg, J., Dubgaard,A. (2007).Willingness to pay for reduced visual disamenities from offshore wind farms in Denmark, Energy Policy, 35 (8), 4059-4071.9 Wulp, N.Y. van der (2009a).Verrommeling van het landschap. Landschap, 26 (3), 132-144.10 Ladenburg, J., Dubgaard,A. (2009). Preferences of coastal zone user groups regarding the siting of offshore windfarms. Ocean & Coastal Management, 52, 233-242. Ladenburg, J. (2010).Attitudes towards offshore wind farms - the role of beach visits on attitude and demographic and attitude relations. Land Use Policy, 27 (2), 185-194.11 Langers et al, 2002 in De Vries et al., 2008.TOETS041019ConclusiesUit het literatuuronderzoek hebben we geconcludeerd dat dominantie vanwindparken in het beeld belangrijk is voor de beleving ervan. Afstand bleekbijvoorbeeld een voorspeller te zijn voor beleving van windparken. Hoe ver-der weg in zee en hoe kleiner de invloed op het landschap voor de waar-nemer op het strand, hoe groter de acceptatie.Tevens zijn er aanwijzingen dat in elk geval voor een deel van de betrokkenburgers de leegte erg belangrijk is13. Een belangrijk hieruit af te leidencriterium is de hoeveelheid kust zonder uitzicht op windparken. Dat leegtebelangrijk is, wordt ook in de nationale en internationale ontwerpliteratuurgenoemd14,15,16. Schwahn17, bijvoorbeeld, wijst op het belang om windpar-ken te concentreren bij sommige delen van de kust, met als doel om opandere delen van de kust een open en ongeschonden zeelandschap tebehouden. Samenvattend kunnen we zeggen dat vooral de factor `leegte opde horizon' en de dominantie in het beeld invloed hebben op de beleving.Beide aspecten zijn voor gebruik in de m.e.r. door ons aan een nader onder-zoek onderworpen.Beleving in het MERDominantie in beeldIn het open landschap van de Noordzee zijn windturbines van groteafstand zichtbaar. De plek in het landschap is wat dat betreft dan ook on-gunstig te noemen. De zichtbaarheid van windturbines vanaf de kust kanver reiken. Om varianten van ingrepen in het landschap te vergelijken inWindmolenpark voor de kust van Egmond aan Zee, gefotografeerd op open zee.ontwerp- en m.e.r.-trajecten, wordt vaak fotomateriaal gebruikt. De domi-nantie van windparken in het beeld ? of: "Hoeveel zie ik er nu eigenlijkvan?" ? is op deze manier ook in beeld te brengen. De gelijkenis van de fotomet de werkelijkheid moet zo groot mogelijk zijn. De platte afbeeldingblijft echter niet meer dan een model van de werkelijkheid, hoe zorgvuldigdeze afbeelding ook tot stand is gekomen. Factoren zoals de brandpuntaf-stand, helderheid van het weer, de omvang en kwaliteit van de beeldsen-sor, het diafragma en de afmetingen van de afdruk, hebben alle invloed opde kwaliteit van de foto. Ook verschillen in zichtbaarheid voor verschil-lende mensen en verschillende weersomstandigheden worden niet ofbeperkt in beeld gebracht.Op de foto's bij dit artikel met hetzelfde windpark op twee verschillendeafstanden is te zien wat het effect van een fotosimulatie is. Op film zou ietsmeer te zien zijn, maar ook dan blijft het verschil tussen de foto's metwindturbines op twee afstanden beperkt. Verschillen in frequentie vanzichtbaarheid door de combinatie van de meteorologische helderheid enafstand zijn op deze manier moeilijk in beeld te brengen.De dominantie van windturbines in het beeld kan ook meetbaar in beeldworden gebracht. Uit ons literatuuronderzoek bleek dat twee factorenvooral bepalend zijn voor de waarneming: de omvang in het beeld en defrequentie van zichtbaarheid door weersomstandigheden.De omvang van windparken in het beeld is in de m.e.r. uitgedrukt doormiddel van beeldhoeken: het aantal graden van het beeld dat in beslaggenomen wordt door het park. In ons onderzoek hebben we met be-hulp van beeldhoeken de verschillen tussen de varianten in beeld ge-12 De Bruin et al.,1995 in De Vries et al., 2008.13 Vries, s. de, Boer,t.A. de, Goossen, c.m.,Wulp, N.Y. van der, m.m.v. Dijkstra, H. (2008). De beleving van grote wateren. De invloed van een aantal man-made elementen onderzocht. WOT rapport 64.14 sch?ne, L. (2007).Windturbines in het landschap. Alterra rapport 1501.15 schwahn, c. (2002). Landscape and Policy in the North Sea Marshes. Wind Power in View, Energy landscapes in a Crowded World, 133-150,Academic Press.16 scott, K.E.,Anderson, c., Dunsford, H., Benson, J.F., macFarlane, R. (2005).An assessment of the sensitivity and capacity of the scottisch seascape in relation to offshore windfarms.Scottish Natural Heritage Commissioned Report No. 103 (RoAmE No. F03AA06).17 schwahn, c. (2002). Landscape and Policy in the North Sea Marshes. Wind Power in View, Energy landscapes in a crowded World, 133-150.Academic Press.Foto:FLIcKR.com/NuoN.TOETS041020bracht18. De horizontale beeldhoek, of welk deel van de open zee bezet isdoor windparken, bleek vooral af te hangen van de configuratie en de om-vang van de windparken.De verticale beeldhoek, de afmeting in het beeld van de afzonderlijke wind-turbines, werd vooral bepaald door de afstand tussen waarnemer en turbine.Dit bleek ook in een Schots onderzoek naar de zichtbaarheid van windparkenin zee19. De afnemende omvang van windturbines in het beeld bij toenemen-de afstand, wordt versterkt door kimduiking20.De frequentie van zichtbaarheid bleek een tweede belangrijke factor te zijnvoor de dominantie in het beeld. De frequentie waarin turbines zichtbaarzijn, hangt vooral af van de weersomstandigheden, het meteorologischzicht21, en het daarmee veranderende contrast tussen turbines en achter-grond. In ons onderzoek hebben we de frequentie van zichtbaarheid van deverschillende varianten bepaald met behulp van de zichtafstanden van hetweerstation De Kooy bij Den Helder22. In figuur 3 is het percentage van detijd weergegeven waarin windparken op verschillende afstanden uit dekust zichtbaar zijn. Verschillen bleken groot te zijn. Turbines op 18,5 km(10 nautische mijlen) uit de Noordzeekust zijn ca. anderhalf maal zo vaakzichtbaar als turbines op 22,22 km (12 nautische mijlen) uit de kust. Ditverschil was van belang, omdat de eenheidsgrens in de Nota Ruimte ligt op12 nautische mijlen, en het onderzoek gericht is op wat het betekent alswindparkenBoven: windturbines op 22,2 km uit de kust bij helder weer. onder: dezelfde turbineopstelling op 18,5 kmuit de kust. Fotosimulatie op basis van 80 mm zoomlens.18 Royal Haskoning, Beleving en maatschappelijke aspecten zichtbaarheid windturbines Noordzee (9V6143/R001/416920/Nijm/Rott).19 Bishop, I.D., miller, D.R. (2007).Visual assessment of off-shore wind turbines:the influence of distance, contrast, movement and social variables, Renewable Energy,32 (5), 814-831.20 De kimduiking wordt veelal omschreven als de afstand van de horizon tot de ware kim van een hemellichaam. Dit begrip beschrijft dus de maat waarmee een object als het ware deels onderde horizon verdwijnt bij toename van de afstand (Wikipedia).21 Het meteorologisch zicht is de grootste afstand waarop een zwart object te zien en te herkennen is. Het is te omschrijven als de helderheid van de lucht (KNmI 2005).22 onderzoeksgegevens van het KNmI voor station De Kooy.Figuur 3. De frequentie van zichtbaarheid van windparken.TOETS041021er windturbines dichterbij gebouwd worden. Hoe duidelijk het beeld vande turbines is, hangt overigens ook af van het contrast van de turbines metde achtergrond. Hoe meer de turbine samenvalt met de kleur van de lucht,hoe geringer de dominantie in het beeld. Turbines worden om deze redendoorgaans lichtgrijs gemaakt. Dan contrasteren ze zo min mogelijk met degemiddelde achtergrond van de lucht. Dit helpt vaak, maar niet bij onder-gaande zon of donkere luchten. Andere factoren dan contrast, zoals kleur,materiaal, en zelfs beweging, spelen niet zo'n grote rol in de zichtbaarheidvan windparken23. De varianten verschilden niet in dit aspect, dus is con-trast in de m.e.r. niet meegenomen.LeegteBehalve de dominantie van windturbines in het beeld, kwam het belangvan onaangetaste open delen van de Noordzeekust uit het belevingsonder-zoek naar voren als belangrijk criterium voor het toetsen van beleving. Opde Noordzee is de openheid al sterk verminderd tussen 2000 en 2008, doorde sterke toename van het aantal platforms voor de winning van olie engas, en de bouw van windparken bij Egmond. Bij gemiddeld zicht zijn opmeer dan de helft van de Noordzeekust inmiddels ??n of meer vaste objectenzichtbaar24. Ook in het nationale beleid is deze notie belangrijk. De hoofd-doelstelling binnen de Nota Ruimte is het openhouden van de kustlijn. Ditis begrensd tot een zone van 12 nautische mijlen vanuit de kust. Windparkendie grenzen aan de 12-mijlszone zijn echter nog steeds een derde van detijd zichtbaar aan de horizon.Voor beoordeling in de m.e.r. kan de leegte op de horizon allereerst inbeeld worden gebracht met behulp van fotomateriaal, waarbij ? zoalseerder aangegeven ? de objectiviteit een belangrijk aandachtspunt is.Daarnaast is het mogelijk om de aantasting van de openheid door eeningreep in het landschap meetbaar te maken. Hiervoor zijn verschillen-de methodes beschikbaar. In de m.e.r. voor de Belle van Zuylentoren25 isgebruik gemaakt van een methode waarin viewsheds worden ingezet;een methode die ge?igend is als er veel elementen in het landschap zijndie het zicht op de geplande ingreep belemmeren. Tussen de waarnemeraan de kust en de windparken zijn echter geen landschappelijke belem-meringen aanwezig. Vandaar dat we zijn uitgegaan van een eenvoudigerafstandsanalyse om het percentage kust van waaruit de windparken nietzichtbaar zullen zijn te berekenen. In Brits onderzoek wordt veelal uitge-gaan van een `Zone of Theoretical Visibility' van ongeveer 35 km26. Uitde gegevens van het KNMI voor De Kooy bleek dat dezelfde afstand ookvoor de Nederlandse kust toepasbaar is. De varianten zijn dan ook verge-leken in percentage kust dat buiten de 35 km-zone ligt van alle windpar-ken.ConclusieVoor het specifieke onderwerp windparken op zee bleek het goed mogelijkde conclusies uit belevingsonderzoek toe te passen. De twee belangrijksteconclusies ? het belang van dominantie in het beeld en aantasting vanleegte aan de kust voor de beleving van windparken op zee ? zijn beide ge-bruikt om in het MER de varianten te waarderen.Uit belevingsonderzoek blijkt een grotere dominantie van de windparkenin het beeld negatief te zijn voor de beleving ervan ten opzichte van eengeringere dominantie. Met behulp van beeldhoeken en frequentie van dezichtbaarheid hebben we verschillen in dominantie in het beeld laten zien.De omvang van het verschil is met een expert judgement ingevuld.Het belang van openheid en wijdsheid is in de vorm van `aantasting vanleegte' in de beoordeling meegenomen. Dit is in de m.e.r. meetbaar ge-maakt door middel van het percentage kust dat verder dan 35 km van dewindparken af ligt.Wat we echter nog niet hebben kunnen aantonen, is vanaf welke domi-nantie in het beeld de waardering negatief wordt be?nvloed. Meer onder-zoek is dan ook gewenst om te bepalen bij welke dominantie en bij welkeleegte in het beeld windparken positief of juist negatief worden gewaar-deerd. Ook is nog te weinig bekend van de onderliggende waarden die dewaardering van windturbines be?nvloeden. Onderzoek waarbij enerzijdsvariabelen nauwkeurig worden gehanteerd en waarbij anderzijds openvragen worden gesteld, kan hiertoe bijdragen. 23 m?ller, B. (2006). changing wind-power landscapes: regional assessment of visual impact on land use and population in Northern Jutland, Denmark. Applied Energy, 83 (5), 477-494.24 cBs, PBL en Wageningen uR, compendium voor de leefomgeving, openheid van het Noordzeelandschap, 2000 - 2008 (www.compendiumvoordeleefomgeving.nl).25 Ruimtelijk Planbureau (2007). De zichtbaarheid van de Belle van Zuylen-toren.26 scott, K.E.,Anderson, c., Dunsford, H., Benson, J.F., macFarlane, R. (2005).An assessment of the sensitivity and capacity of the scottish seascape in relation to offshore windfarms.scottish Natural Heritage commissioned Report No. 103 (RoAmE No. F03AA06).
Reacties