De veehouderij heeft door de emissie van ammoniak in veel gebieden een belangrijke bijdrage aan de stikstofdepositie in daarvoor gevoelige natuurgebieden. In plan-MER’s voor bestemmingsplannen buitengebied ligt de nadruk in het algemeen op de bijdrage vanuit de bedrijven. Omdat de grootte van de bouwblokken in het kader van het bestemmingsplan een belangrijke variabele is, ligt dat ook voor de hand. Bij de grondgebonden veehouderij (voornamelijk melkrundveehouderij) is echter ook de emissie vanuit de percelen een belangrijke factor.
TOETS041126Deveehouderijheeftdoordeemissievanammoniakinveelgebiedeneenbelangrijkebijdrageaandestikstofdepositieindaarvoorgevoeligenatuurgebieden.Inplan-MER'svoorbestemmingsplannenbuitengebiedligtdenadrukinhetalgemeenopdebijdragevanuitdebedrijven.Omdatdegroottevandebouwblokkeninhetkadervanhetbestemmingsplaneenbelangrijkevariabeleis,ligtdatookvoordehand.Bijdegrondgebondenveehouderij(voornamelijkmelkrundveehouderij)isechterookdeemissievanuitdeperceleneenbelangrijkefactor.JanvanBelleSTIKSTOFMeer inzicht in deze factor draagt bij aan een completerbeeld van de invloed van de veehouderij en de mo-gelijkheden de bijdrage van de veehouderij terug tedringen. Het onderzoek voor het bestemmingsplanbuitengebied voor de gemeente Midden-Drenthe ishiervoor een interessante case. Het illustreert dat naast maatregelen aande stallen, er ook andere mogelijkheden zijn om de bijdrage van de veehou-derij aan de verzuring en vermesting van natuurgebieden terug te dringen.Mogelijke maatregelen kunnen liggen in aanpassing van de bedrijfsvoeringof bijvoorbeeld zonering gekoppeld aan verplaatsing en flexibiliteit vooragrarische bedrijven, om toch door te kunnen gaan. Het eerste is echtermoeilijk in regels per bedrijf voor te schrijven, het tweede is in eengemeente met aan alle kanten gevoelige Natura 2000-gebieden juridisch(nog) niet haalbaar.Midden-DrentheDe gemeente Midden-Drenthe ligt grotendeels op het zandplateau vanDrenthe, met daarin boven- en middenloopgebieden van meerdere beek-systemen. Aan de westkant en in het zuidoosten vinden we veenontginnin-gen. In of nabij het grondgebied van de gemeente liggen meerdere Natura2000-gebieden met habitats die erg kwetsbaar zijn voor stikstofdepositie.Binnen de gemeentegrens zijn dit het Witterveld, de Elperstroom, het Man-tingerbos en het Mantingerzand. Enkele andere gebieden liggen bij of deelsDE AUTEUrJan van Belle (0513 634567, jan.vanbelle@oranjewoud.nl) is werkzaamals senior adviseur m.e.r. bij Ingenieursbureau Oranjewoud.binnen de gemeentegrens (figuur 1). Op dit moment is de stikstofbelastingvanuit de lucht (veel) te hoog voor een duurzame instandhouding en vooralvoor de kwaliteitsverbetering van waardevolle, gevoelige habitattypen.Voor het beoogde herstel van de kwetsbare habitats in al deze gebieden ishet wenselijk om de stikstofbelasting terug te brengen.De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan buitengebied opgesteld.Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe veehouderijbedrijven, maarwel in uitbreiding van bestaande bedrijven. Wat de veehouderij betreft,gaat het voornamelijk om grondgebonden melkrundveebedrijven, maarook de intensieve veehouderij is niet helemaal onbelangrijk. Voor het voor-genomen bestemmingsplan is een plan-MER gemaakt, waarin de problema-tiek van de bijdrage van de veehouderij aan de stikstofdepositie een belang-rijk onderwerp is geweest. Ten behoeve hiervan is door Alterra eenmodelstudie uitgevoerd, waarin diverse scenario's voor de toekomstigeSTIkSTOfDEpOSITIEDOORDEvEEhOuDERIJMIDDEn-DREnThEOnOplOSBaaRvOOR??ngEMEEnTETOETS041127ontwikkeling zijn doorgerekend, met binnen de scenario's verschillendepakketten van mogelijke maatregelen. De modelstudie bouwt voort opstudies van provinciaal niveau (kader Onderzoek naar stikstofdepositie),maar wel met aangepaste scenario's. Daarbij is per Natura 2000-gebied in-gezoomd op de vraag wat het belang kan zijn van zonering, in samenhangmet diverse maatregelpakketten.Kaders stellenEen vitale en toekomstbestendige landbouwsector vraagt om flexibiliteit,met name om op de tendensen naar schaalvergroting en concentratie tekunnen reageren. Daarnaast is voor Midden-Drenthe ook het behoud vande waarden van het landschap en de natuur van groot belang. De gemeentehoudt rekening met de ontwikkeling van de natuur die in het provincialebeleid is voorzien. De centrale vraag in de studie is daarom, hoe het behouden de ontwikkeling van een economisch vitale landbouw mogelijk is, waar-bij tegelijkertijd recht moet worden gedaan aan de natuurwaarden in deomgeving en het behoud en de ontwikkeling daarvan. Een toename van destikstofdepositie in Natura 2000-gebieden is daarbij niet acceptabel.Idealiter zou zowel voor de landbouw als voor de natuur winst moetenkunnen worden geboekt. Wat is nu de bijdrage vanuit de veehouderij in degemeente aan de stikstofdepositie? En kan de gemeente met eigen beleidbijdragen aan een afname van de stikstofbelasting van de overbelasteNatura 2000-gebieden?Figuur 1. Natura 2000-gebieden in of nabij Midden-DrentheTOETS041128STIKSTOFIn de studie zijn diverse scenario's voor de toekomstige ontwikkeling vande veehouderij onderzocht. Deze verschillen vooral in maatregelpakkettendie op de bedrijven worden toegepast. Deze pakketten worden ofwel ge-meentebreed, dus op alle betreffende veehouderijen, ingezet, ofwel in eenzone van 1 km langs de Natura 2000-gebieden. Voor de melkrundveebedrij-ven is gekeken naar het effect van de volgende maatregelen:OnDErzOEk nAAr sTiksTOfDEpOsiTiEDoorAlterra is in opdracht van de provincie Drenthe onderzoek uitgevoerd naarde bijdrage van de landbouw in Drenthe aan de stikstofdepositie in daarvoorgevoelige Natura 2000-gebieden (R. Hessel et al, 2010). Het onderzoek is eenmodelstudie, bedoeld voor de onderbouwing van het te ontwikkelen provincialebeleid. Er is gekeken naar de ammoniakemissie vanuit de landbouw in een zonevan 5 km rond elf van de Natura 2000-gebieden in Drenthe. De studie was eenvervolg op een eerdere analyse (Gies et al., 2009). Uit deze analyse was al in-formatie bekend over de herkomst van stikstof die via de lucht in de elf DrentseNatura 2000-gebieden terechtkomt.In Nederland is de veehouderij bepalend voor vrijwel de volledige hoeveelheidammoniak (NH3) in de lucht. Stikstofoxiden (NOx) zijn afkomstig uit anderebronnen, met name verkeer, industrie en andere verbrandingsprocessen. Uit degenoemde studies van Alterra blijkt dat in Drenthe ruwweg 70 procent van destikstofdepositie op natuurgebieden afkomstig is van ammoniak, en dus van deveehouderij. Hiervan is echter slechts 26 procent afkomstig uit Drenthe, de restis afkomstig van elders uit Nederland en uit het buitenland. De achtergrond-belasting door bronnen elders heeft dus een grotere bijdrage dan de lokalebronnen in de provincie. Dit neemt niet weg dat lokaal in een natuurgebied eennabijgelegen ammoniakbron een grote bijdrage kan leveren, maar het illustreertook het belang van generiek beleid, mede op bedrijven en emissiebronnen opgrotere afstand. Daarbij moet ook bedacht worden dat de Drentse bedrijven opzich weer bijdragen aan de achtergrondbelasting elders.In de studies wordt ingezoomd op de bijdrage van de veehouderij in een zonevan 5 km rond de Natura 2000-gebieden.Voor de ammoniakdepositie uit dezezones zijn de bedrijven (stallen en mestopslagen) en de percelen (aanwendingvan mest en beweiding) bijna even belangrijke bronnen. Per Natura 2000-ge-bied liggen de verhoudingen anders, maar meestal is het beeld dat de bijdragevanuit de percelen heeft van vergelijkbare grootte of maar weinig kleiner danvanuit de bedrijven. Uit de studies blijkt ook dat maatregelen op het gebied vanmestaanwending en beweiding mogelijk een substanti?le bijdrage kunnenleveren aan het terugdringen van de emissie en dus van de stikstofbelastingvan natuurgebieden. Beide factoren samen ? het belang van de bijdrage van depercelen en de mogelijkheid deze invloed te beperken ? hebben de inspiratiegeleverd om ook voor de gemeente Midden-Drenthe naar beide bronnen (debedrijven en de percelen) te kijken.? De maatregelen volgens het programma `Bedreven Bedrijven' doorvoeren.De emissie vanuit de stallen daalt hierdoor met 18 procent, die vanuit depercelen met circa 30 procent;? Permanent opstallen van rundvee, in combinatie met emissiearme rund-veestallen door toepassing van luchtwassers. Dit zorgt voor een reductievan de stalemissie met 80 procent. Het voorkomt ook stikstofemissiedoor beweiding, maar dit is in de studie niet meegerekend;? Luchtwassers toepassen, maar in combinatie met beweiding. Doordat dedieren maar de helft van het jaar op stal staan, is de reductie door hettoepassen van luchtwassers veel kleiner dan bij permanent opstallen.Intensieve veehouderijbedrijven zullen in de toekomst moeten voldoen aanhet Besluit huisvesting. Hierdoor zal gemiddeld genomen de emissie gaandalen. Daarnaast is ook hiervoor een variant met luchtwassers doorgere-kend. De emissie van de intensieve bedrijven daalt hierdoor met 70 pro-cent. Belangrijk is om op te merken, dat maatregelen zoals verplaatsingvan bedrijven naar een grotere afstand van het meest nabijgelegen gevoe-lige Natura 2000-gebied, niet zijn onderzocht. In Midden-Drenthe komteen bedrijf dan vrijwel altijd weer dichter bij een ander Natura 2000-gebiedte liggen. Het is onder de huidige regelgeving niet mogelijk om een `winst-en-verliesrekening' op te stellen, waarbij verplaatsing met een aanmerke-lijk positief effect op het ene gevoelige Natura 2000-gebied mogelijk is,ondanks een geringe toename op een ander gebied. De provincie heeftondertussen wel een beleidskader geaccepteerd waarbij een zeer geringebelasting op een ander gebied acceptabel zou zijn, maar dit type beleid isniet verankerd in de huidige wetgeving (en jurisprudentie). Het bestem-mingplan kan hier dus moeilijk op zijn gebaseerd. Eenvoudigweg bedrijvenweglaten in de modelberekening (en dus fictief opheffen) is niet aan deorde. Dat zou strijdig zijn met het beleid van de gemeente.UitkomstenBeschreven is dus dat de bijdrage van de Drentse landbouw aan de totalestikstofdepositie in de Drentse Natura 2000-gebieden, in de orde van groot-te van een vierde ligt. De invloed van alleen Midden-Drenthe is in het alge-meen nog veel kleiner, echter met uitzondering van het Mantingerbos.Hier is de bijdrage een derde van de totale stikstofdepositie. Gegeven derelatief kleine bijdrage van de landbouw in Midden-Drenthe aan de totalestikstofbelasting, zal het geen verbazing wekken dat over het geheel geno-men de invloed van welk scenario dan ook op de totale gemiddelde stikstof-depositie in de Natura 2000-gebieden, gering is. Alleen bij het Mantinger-bos wordt in het toekomstscenario zonder nadere maatregelen circa1 procent toename van de stikstofdepositie door de landbouw verwacht.Dit is bij de andere gebieden nog minder. De maatregelpakketten hebbenveelal een verlaging tot gevolg van minder dan 1 procent ten opzichte vande totale stikstofdepositie. Alleen bij het Mantingerzand, Mantingerbos,Elperstroomgebied en Witterveld is de invloed van maatregelen op ge-meenteniveau in het gunstigste geval een afname van 1 tot 3 procent.Dit neemt niet weg dat het effect van emissiebeperkende maatregelenlokaal wel substantieel kan zijn. De vier genoemde gebieden springen erwat dit betreft uit. Hier kunnen maatregelen in een zone van 1 km, mitsTOETS041129toegepast op alle bedrijven, lokaal een belangrijke bijdrage vormen aan hetverminderen van de stikstofbelasting van gevoelige, overbelaste habitats.Een complicerende factor is dat het bestemmingsplan niet het kader biedtvoor het invoeren (en eventueel afdwingen) van dergelijke maatregelen, enin het algemeen kunnen ze ook niet worden voorgeschreven aan bedrijvendie voldoen aan de geldende (vergunnings-)eisen.In Midden-Drenthe is de `eigen' bijdrage aan de ammoniakdepositie op dedichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden voor ruwweg een derde tot de helftbepaald door de emissie vanuit de percelen. Deze factor is een vaak onder-belicht aspect, maar zeker in gebieden met veel grondgebonden veehoude-rij is het wel belangrijk. Het belang van de bijdrage vanuit de percelen aande stikstofdepositie werkt door in een scenario waarbij de bedrijvengebruikmaken van het maatregelpakket Bedreven Bedrijven. Bij de vierNatura 2000-gebieden binnen het grondgebied van de gemeente zou ditmaatregelpakket alleen al tot een afname van circa 20 procent van de ge-biedseigen ammoniakbelasting kunnen leiden. Tabel 1, afkomstig uit hetplan-MER voor het bestemmingsplan, geeft hierover meer informatie. Degetallen betreffen het gemiddelde effect; nabij de randen van de natuurge-bieden kan het effect nog groter zijn. Voorwaarde is dan wel dat alle bedrij-ven meedoen, maar dit illustreert wel dat ook maatregelen in de bedrijfs-voering het stimuleren waard zijn.En nu verderNiet alleen voor de intensieve veehouderij, maar ook voor de melkrundvee-houderij zijn er zeker mogelijkheden om de invloed op de ammoniak-depositie op daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden terug te dringen.Maar biedt het bestemmingsplan een kader om daarop in te spelen? Kaneen win-winsituatie worden bereikt waar zowel de natuur als de landbouwbij gebaat zijn? Het antwoord op deze vragen is voor de gemeente Midden-Drenthe negatief. Dat heeft vooral te maken met de stand van de regelge-ving. Verplaatsing van bedrijven uit de directe omgeving van een Natura2000-gebied of concentratie vanuit twee locaties naar ??n (een ontwikke-ling die zich bij de melkrundveehouderij kan voordoen), zal juridisch bij-BEDrEvEn BEDrijvEnOnder de naam `Bedreven Bedrijven ? op weg naar een duurzame veehouderij'zijn groepen melkveehouders in de provincies Utrecht, Gelderland en Drenthebezig met het verduurzamen van de veehouderij. Deze verduurzaming biedtmogelijkheden om winst te halen uit een goed werkende bodem-plant-dier-mestkringloop. Dit kan door scherper te voeren, de juiste boxbedekking, goedbemestingsmanagement, bewust bezig zijn met de bodem, en rassen te kiezendie bij het bedrijf passen. Een vruchtbare bodem zorgt voor gezonde gewassen,goed voer, gezonde koeien en goede mest. Hierdoor verbetert de biodiversiteiten het milieu, evenals het dierwelzijn en de positie van de boer. Zo is de cirkelweer rond. Het doel is de kringloop beter te laten functioneren, en vervolgenseen win-winsituatie te cre?ren voor zowel het bedrijfsinkomen als het milieu.Door zo te voeren dat er minder stikstof in de mest terechtkomt, en door zorg-vuldige aanwending van meststoffen (zowel de dierlijke mest als kunstmest),wordt de emissie van ammoniak vanuit de bedrijfslocatie en vanuit de percelenverlaagd.TOETS041130STIKSTOFvoorbeeld binnen deze gemeente bijna altijd op het bezwaar stuiten, datdaardoor de bijdrage aan de depositie op een ander gebied toeneemt.Zolang er geen grens is waar beneden de bijdrage als verwaarloosbaarmag worden beschouwd, kan het beleid hier niet op inzetten. Dat geldtook voor het toepassen van zonering als instrument om binnen de ge-meente als geheel ontwikkelingsruimte te cre?ren: de vrijvallende de-positie kan niet zomaar (deels) worden benut voor uitbreidingsruimteelders.Algemene maatregelen op het schaalniveau van ??n gemeente zullenin het algemeen weinig zin hebben. Tegenover de achtergrondbelastingzetten ze weinig zoden aan de dijk. Maar het omgekeerde geldt mis-schien ook: generieke maatregelen, bijvoorbeeld op landelijke schaal,zijn mogelijk minstens zo belangrijk als maatregelen in een zone rond-om een Natura 2000-gebied. De studies voor de provincie en voor degemeente Midden-Drenthe geven wel voeding aan deze veronderstel-ling, maar kunnen niet het bewijs leveren. De studie maakt duidelijkdat uitbreiding van de bedrijven in principe ? gezien de technische mo-gelijkheden om de emissie te reduceren ? haalbaar is, binnen het hui-dige juridische kader van de Natuurbeschermingswet. Maar een win-winsituatie, waarbij de veehouderij flexibiliteit wordt geboden om teanticiperen op toekomstige ontwikkelingen en tegelijk wordt bijgedra-gen aan herstelmogelijkheden van de natuur in de Natura 2000-gebie-den, is juridisch en praktisch op dit moment niet goed bereikbaar. Mo-gelijk zal de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) daarvoor de basiskunnen bieden. Op zich lijkt ? ook zonder PAS ? het stimuleren vanaanpassing van de bedrijfsvoering, zoals bij Bedreven Bedrijven, eenkansrijke optie. Bij een brede toepassing zou hierdoor de bijdrage vande grondgebonden veehouderij aan de achtergrondbelasting met am-moniak duidelijk kunnen afnemen. Het lijkt het overwegen waard omhier samen met de sector op in te zetten.LiTErATUUr? Hessel, R., Kros, J., Hoefs, R.,Voogd, J.C.H., 2010. Stikstof depositie op Habitat-typen binnen Drentse Natura 2000-gebieden; Onderbouwing beleidskaderammoniak Drenthe.Wageningen,Alterra? Gies, T.J.A., Kros, J., Dobben, H.F. van, Voogd, J.C.H., Rooij, B. van & Smidt,R., 2009. Effectiviteit ammoniakmaatregelen in en rondom de Natura 2000-gebieden in de provincie Drenthe.Wageningen,Alterra-rapport 1888? Hoefs, R., Os, J. van, Voogd, J.C.H., Vos, E. & Gies, E., 2010. Berekeningenstikstofdepositie voor Plan-MER gemeente Midden-Drenthe. Wageningen,Alterra? Belle, J. van, 2010. Plan-MER bestemmingsplan buitengebied Midden-Drenthe. Heerenveen, OranjewoudGebied Depositie a.g.v.stallen enmestopslagDepositie a.g.v.emissie uit depercelenTotaal depositiet.g.v. veehouderijin Midden-DrentheTotaal depositiebij toepassingBedrevenBedrijvenPerc. afnamedoorBedrevenBedrijvenDoor minderemissie uit stal enopslagDoor minderemissie uitpercelenElperstroomgebied 118 167 285 14 43 228 20Mantingerbos 150 333 483 16 107 360 25Mantingerzand 115 132 247 10 35 202 18Witterveld 70 61 131 8 15 108 18Afname door lagere emissieBedreven BedrijvenTabel 1.
Reacties