Veel natuurgebieden zijn recreatief ontsloten en voorzien daarmee in een grote maatschappelijke behoefte. De waarde van natuur als recreatief uitloopgebied wordt ook algemeen erkend en de grote terreinbeheerders (Vereniging Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de Landschappen) voelen zich behalve natuurbeschermer ook gastheer voor miljoenen recreanten. Zo is 78% van alle terreinen van Natuurmonumenten recreatief toegankelijk en bij Staatsbosbeheer gaat het zelfs om 92% van alle terreinen. De grote recreatiedruk op sommige terreinen wordt echter in toenemende mate als een probleem ervaren door natuurbeschermers en plantoetsers, en een kleine toename van de recreatiedruk in Natura 2000-gebieden vormt al gauw een aanleiding voor het opstellen van een passende beoordeling/planMER. Recente onderzoeken laten echter zien dat het allemaal nogal meevalt met dit ‘probleem’. In dit artikel worden op basis van deze onderzoeken enkele mythes doorgeprikt.
TOETS0309WankElEbaSiSvOOrbEOOrdElingrEcrEaTiEvEvErSTOring:EcOlOgiSchprOblEEm?veelnatuurgebiedenzijnrecreatiefontslotenenvoorziendaarmeeineengrotemaatschappelijkebehoefte.dewaardevannatuuralsrecreatiefuitloopgebiedwordtookalgemeenerkendendegroteterreinbeheerders(verenigingnatuurmonumenten,Staatsbosbeheer,delandschappen)voelenzichbehalvenatuurbeschermerookgastheervoormiljoenenrecreanten.Zois78%vanalleterreinenvannatuurmonumentenrecreatieftoegankelijkenbijStaatsbosbeheergaathetzelfsom92%vanalleterreinen.degroterecreatiedrukopsommigeterreinenwordtechterintoenemendematealseenprobleemervarendoornatuurbeschermersenplantoetsers,eneenkleinetoenamevanderecreatiedrukinnatura2000-gebiedenvormtalgauweenaanleidingvoorhetopstellenvaneenpassendebeoordeling/planmEr.recenteonderzoekenlatenechterziendathetallemaalnogalmeevaltmetdit`probleem'.inditartikelwordenopbasisvandezeonderzoekenenkelemythesdoorgeprikt.EricvanderaaverstoringDE AUTEUREric van der Aa (010-4130620, e.vanderaa@rboi.nl) is werkzaam bijAdviesbureau RBOI Rotterdam bv. Hij is tevens redacteur van Toets.verstoring is (samen met vernietiging) zeker voor leken eenvan de meest herkenbare vormen van natuuraantasting.Waar effecten van andere zogenoemde `ver'-thema's, zoalsverdroging, vergiftiging, versnippering, vermesting en ver-zuring, tamelijk abstract zijn en alleen voor kenners in hetveld herkenbaar (en vaak pas na enige tijd), kan iedereen zich meteen ietsvoorstellen bij verstoring. Het effect op individuele dieren is direct waar-neembaar en je hoeft geen bioloog te zijn om te snappen dat er een ver-band is tussen de wandelaar en de wegvliegende vogels. De herkenbaar-heid en betrokkenheid bij dit `ver'-thema wordt vergroot doordat verstoringvaak ook voor de recreant zelf een bron van hinder en ergernis is. Vervol-gens bestaat vaak de neiging om de eigen menselijke ervaring te projecte-ren op de natuur: "Wat hinderlijk is voor mij, is dat zeker ook voor de na-tuur." Verstoring krijgt daarom veel aandacht in ecologische effectstudies,hetgeen de indruk wekt dat het een belangrijk probleem is.VerstoringsonderzoekEen menselijke activiteit wordt als verstorend beschouwd, wanneer alsgevolg van die activiteit vogels ander gedrag vertonen dan ze zonder dieactiviteit zouden doen. Of een dergelijke verstoring al dan niet schadelijkis, is een andere vraag. Er is inmiddels al heel wat onderzoek aan verstoringvan vogels door allerlei vormen van menselijke activiteiten verricht, maardat heeft eigenlijk voornamelijk inzichtelijk gemaakt dat de relaties com-plex zijn. Hierdoor zijn betrouwbare voorspellingen ten aanzien van het alof niet optreden van verstoring ?n ten aanzien van de vraag naar de ernstvan eventuele verstoringen zeer lastig (RIZA, 2006).Vanwege de aandacht voor verstoring heeft verstoringsonderzoek al eenlange geschiedenis en dit onderzoek heeft zich vooral geconcentreerd opvogels. De onderzoeksresultaten zijn echter vaak anekdotisch en vanwegede grote spreiding in ruimte en tijd veelal moeilijk onderling vergelijk-baar. In 2004 verscheen daarom een uitstekende literatuurstudie waarinalle internationale onderzoeken naar de verstoringsgevoeligheid van vo-gels voor recreatie zijn samengevoegd (Krijgsveld, 2004). In december2008 verscheen bovendien een update van het onderzoek waarin recen-tere studies en nieuwe inzichten zijn samengevat. In het rapport is ge-tracht per soort uitspraken te doen over de verstoringgevoeligheid enworden de verstoringseffecten van verschillende recreatievormen afzon-TOETS0309derlijk beschreven. De onderzoekers beseffen terdege de beperkingen vandergelijke onderzoeken en stellen: `De verzamelde kennis in deze uitgaveis bedoeld als hulpmiddel om mogelijke effecten te kunnen inschattenvan bestaande gebruiksvormen, van inrichting en beheer alsmede vannieuwe plannen en/of projecten met name op het gebied van recreatie.De verstoringsafstanden die in het rapport zijn beschreven, zijn geba-seerd op bestaand onderzoek in bestaande unieke situaties. Deze versto-ringsafstanden kunnen niet ge?nterpreteerd worden als universele, abso-lute waarden.' Belangrijk is ook de constatering van de onderzoekers datvoorspelbare gebeurtenissen of gedrag leiden tot minder verstoring enkortere verstoringsafstanden. Concreet betekent dit dat voor recreatiever-keer langs voet- en fietspaden en vaargeulen de verstoringsafstanden uitde literatuurstudie niet zomaar kunnen worden toegepast.VerstoringsafstandDergelijke relativeringen worden echter slecht gelezen, zo blijkt uit degretigheid waarmee het onderzoek wordt geciteerd. Aannames wordendaarbij als feiten gepresenteerd. De gemiddelde ecologische bezwaarmakeris niet ge?nteresseerd in nuances en beschouwt een verstoringsafstand alseen onverbiddelijke lijn des doods waarbinnen geen dierlijk leven meermogelijk is. Vanuit het oogpunt van de actievoerder is dit wellicht een be-grijpelijke interpretatie, maar verstoringsafstanden blijken ook in ecolo-gische toetsingen en ruimtelijke beleidsdocumenten zonder relativeringtoegepast te worden.Zo is in de Strategische Milieubeoordeling voor het Omgevingsplan Zee-land (2005) bepaald dat in gebieden waar de roodkeelduiker voorkomt dezeer grote verstoringsafstand van 4000 meter voor deze soort maatgevendis voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor de waterrecreatie. De hier-boven beschreven update van de literatuurstudie naar verstoringsgevoelig-heid geeft voor de roodkeelduiker echter een verstoringsafstand vangroepen van 1500 meter tot schepen aan. Vanuit een sportvliegtuig is eenverstoringsafstand van 2000 meter bepaald, maar een verstoringsafstandvan 4000 meter wordt nergens vermeld. Navraag bij de onderzoekers leertbovendien dat het onderwatergeluid van motoren de meest voor de handliggende verstoringsfactor is voor roodkeelduikers. Deze nuancering roeptvervolgens de vraag op of het zinvol is om watersporters die geen onder-watergeluid maken (surfers, zeilers) ook te weren uit gebieden binnen4 kilometer van groepen roodkeelduikers. Daarnaast kan men zich afvra-gen of de grotendeels in de zomer actieve zeilers en surfers ?berhaupt eenprobleem vormen voor de alleen 's winters aanwezige groepen roodkeel-duikers. De trend van deze soort in het belangrijkste gebied (Voordelta) isin ieder geval licht stijgend, aldus het Beheerplan Voordelta (2008); de stijgen-de recreatie-intensiteit in de afgelopen jaren blijkt dus goed samen te gaanmet de aanwezigheid van roodkeelduikers.Roodkeelduikers ? hier gefotografeerd in winterkleed, februari 2007 in IJmuiden ? zijn volgens de literatuur zeer verstoringgevoelig ten opzichte van schepen. Nergens staat echter vermeld dat het onderwatergeluidvan motoren de cruciale factor is.Verstoringsafstanden voor deze soort kunnen dus niet zomaar worden toegepast op vormen van waterrecreatie zonder motoren, zoals zeilers en surfers, hetgeen in de toetsingspraktijkechter wel gebeurt.TOETS0309verstoringLawaaisportenEen van de recreatievormen waarbij de ergernis van de overige recrean-ten of omwonenden gretig wordt geprojecteerd op de natuur, betreft delawaairecreatie (zoals motorcross, karten, autoraces). Verschillendestudies laten echter zien dat verstoring van natuur (laat staan significantnegatieve effecten) niet aantoonbaar is.TT-circuitIn 2007 heeft Alterra onderzocht welk verstoringseffect het gebruik vanhet racecircuit bij Assen heeft op gedrag van vogels in het aangrenzendeNatura 2000-gebied Witterveld (Alterrarapport 1573). Doel van de monito-ring was het vaststellen van een eventuele verstoring van pleisterende vo-gels in het Habitatrichtlijngebied en beschermd natuurmonument Witter-veld als gevolg van extra geluid door het Champ Car-evenement. De vraagdaarbij was of deze verstoring (tot 65 dB(A) in het natuurgebied) afbreukdoet aan de instandhoudingsdoelstelling voor het Witterveld: `het waar-borgen van de voor de fauna noodzakelijke rust'.De waargenomen vogels tijdens de monitoring betroffen vooral pleisteren-de watervogels op het ven zoals kuifeend, wilde eend, wintertaling,dodaars en meerkoet, en ook soorten zoals gaai, houtduif, grote bontespecht, ijsvogel, aalscholver, buizerd, roodpootvalk en daarnaast vele soor-ten kleine zangvogels. Verschillende van deze soorten staan bekend als ver-storingsgevoelig.Uit het verstoringsonderzoek bleek dat op de racedagen geen aantoonbaareffect en zeker geen significant negatief effect aantoonbaar is op het ge-drag van de aanwezige vogels. De races doen daarom geen afbreuk aan deinstandhoudingsdoelstelling; het waarborgen van de voor de fauna nood-zakelijk rust. Deze conclusie mag volgens de onderzoekers niet zondermeer doorgetrokken worden naar andere seizoenen of langduriger races,maar geeft in ieder geval een indicatie van de betrekkelijkheid van (recrea-tief) lawaai als ecologisch probleem.Drieteenstrandlopers (IJmuiden, november 2006) gelden volgens de literatuur als `gemiddeld verstoringsgevoelig en ondervinden de meest negatieve effecten van wandelaars en honden'. De aantallen overwinte-rende drieteenstrandlopers zijn sinds de jaren zeventig echter bijna verdrievoudigd (bron: www.sovon.nl), terwijl de Nederlandse stranden in die periode zeker niet rustiger zijn geworden. Zoals ook uit de foto blijkt,valt het in de praktijk allemaal wel mee met recreatieve verstoring als probleem en maakt zelfs een vogelfotograaf weinig indruk op deze vogels. Gewenning speelt daarbij een grote rol.Figuur 1. Ligging TT-circuit ten opzichte van Natura 2000 (rode arcering). Bron: www.natuurloket.nl.TOETS0309Kartbaan StrijenOpmerkelijk zijn ook de ontwikkelingen in het Natura 2000-gebied Oude-land van Strijen. Hier ligt al decennialang een lawaaiige kartbaan die vooromwonenden een grote bron van ergernis vormt. Daarbij worden schade-lijke effecten op het natuurgebied en strijdigheid met de Natuurbescher-mingswet en Flora- en faunawet als argumenten in stelling gebracht tegenhet handhaven van de kartbaan.Kwalificerende soorten zijn hier kolgans, brandgans, smient en dwerggans.Van de eerste drie soorten zijn in figuur 2 de populatieontwikkelingenweergegeven. Duidelijk is dat brandgans en smient zich al ruim 30 jaarniet storen aan de kartbaan, ondanks het feit dat het gebruik van deze baan isge?ntensiveerd in die periode. Bij de kolgans is het beeld minder eenduidig,maar een sterke toename sinds de jaren zeventig is onmiskenbaar. Van de(inter)nationaal zeer zeldzame dwerggans zijn de beschikbare gegevens nogniet geschikt voor trendanalyse, aldus de toelichting bij het ontwerpbesluitvoor dit Natura 2000-gebied. Handhaving van de huidige situatie is voldoende,want de landelijke staat van instandhouding van de dwerggans is gunstig, al-dus het ontwerpbesluit. Ook de dwerggans heeft zich als vaste wintergast ge-vestigd in een periode dat de kartbaan intensief gebruikt werd.In ditzelfde Natura-2000-gebied hebben zich bovendien spectaculaire ontwik-kelingen voorgedaan ten aanzien van de weidevogels. Sinds de jaren negentigis hier 444 hectare reservaatgebied gerealiseerd. Door ecologische optimalise-ring van het peil- en maaibeheer heeft hier een zeer sterke toename plaatsge-vonden van rodelijstsoorten zoals grutto, zomertaling, slobeend, patrijs, gras-pieper, gele kwikstaart en veldleeuwerik. Dit alles dwars tegen de landelijkeen regionale trends in en ondanks de aanwezigheid van de lawaaiige kart-baan en de bijbehorende bezoekersstromen in de weekeinden.Grutto's broeden op korte afstand van de baan en er is een broedgeval be-kend van een bosuil in de bomenrij rondom de baan. Uiteraard is een der-gelijke lawaaisport in het hart van een Natura 2000-gebied een ruimtelijkongewenste situatie (en het is vreemd dat het Belgisch kart-kampioenschapuitgerekend hier gereden moet worden), maar onmogelijk kan worden be-argumenteerd dat de kartbaan een ecologisch probleem vormt.Overigens was de ongevoeligheid voor lawaai van natuur in het algemeenen vogels in het bijzonder reeds veel langer bekend op vliegvelden. Het ex-tensieve vegetatiebeheer over grote oppervlakten heeft ertoe geleid datveel vliegvelden zich hebben ontwikkeld tot ecologische parels en ecologi-sche toevluchtsoorden in een uitgewoonde agrarische omgeving. Zelfs ge-luidsniveaus boven de 100 dB(A) hebben dit niet belemmerd.JachthavensUitbreiding of nieuwvestiging van jachthavens in of nabij bevaarbaarNatura 2000-gebied dient aan de hand van een passende beoordeling ge-toetst te worden. Op grond van de huidige beschikbare kennis zijn echtergeen betrouwbare voorspellingen te doen over de effecten van extra lig-plaatsen op de aanwezige vogels in het Natura 2000-gebied. Er is geen rela-tie aantoonbaar tussen varende boten en de soms sterke fluctuaties in de tebeschermen vogelpopulaties. Dergelijke fluctuaties hebben vaak vooral temaken met verandering in voedselaanbod ter plaatse of elders, of met kli-matologische factoren. Zo heeft de reeks van zachte Europese winters ertoegeleid dat veel watervogels uit Noord- en Oost-Europa ons land niet meerbezoeken. De populatietrends voor de Nederlandse Natura 2000-gebiedenzien er dan alarmerend uit, maar met de totale populaties gaat het verderprima.75/76 80/81 85/86 90/91 95/96 00/01gemiddeldaantalKolgans2500200015001000500075/76 80/81 85/86 90/91 95/96 00/01gemiddeldaantalBrandgans2500200015001000500075/76 80/81 85/86 90/91 95/96 00/01gemiddeldaantalBrandgans25002000150010005000Figuur 2.Trends van kwalificerende soorten in Natura 2000-gebied Oudeland van Strijen. Bron: www.sovon.nl.TOETS030910verstoringVerstoringsmodelIn veel effectstudies naar recreatieve verstoring wordt het gebrek aan ken-nis over de exacte oorzaken en gevolgen van populatieschommelingen op-gevuld met aannames op grond waarvan effecten worden voorspeld ennormen worden opgesteld. Berucht in dit verband is het verstoringsmodelvoor het IJsselmeer dat is opgesteld door het Rijksinstituut voor IntegraalZoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA). Bij dit model is ervanuitgegaan dat een groei van het aantal ligplaatsen en boten automatischleidt tot groei van het aantal vaarbewegingen. Zoals uit figuur 3 blijkt, isechter op het IJsselmeer (getalsmatig veruit het best onderzochte water-sportgebied) al ruim tien jaar sprake van een tegengestelde trend: het aan-tal ligplaatsen en boten neemt toe, terwijl het aantal vaarbewegingen af-Figuur 3.Aantal ligplaatsen, boten en passanten in het IJsselmeergebied. Bron:Waterrecreatie Advies(2008): `Jachthaven Muiden, second-opinion significante effecten Natura 2000.'BRonnEn? Arcadis (2005): Strategische Milieubeoordeling voor het Omgevingsplan Zeeland.? Gezondheidsraad en Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek(2004):Natuurengezondheid.Invloedvannatuuropsociaal,psychischenlichamelijkwelbevinden.? Krijgsveld,K.L.(2004):Verstoringsgevoeligheidvanvogels.Literatuurstudienaardereactievanvogelsoprecreatie,BureauWaardenburg/Vogelbescher-mingNederland.? Krijgsveld,K.L.etal(2008):Verstoringsgevoeligheidvanvogels,updatevanliteratuurstudienaardereactiesvanvogelsoprecreatie.? Luitwieler,M.etal(1999):VogelsvandeHoekscheWaard.? MinisterievanLandbouw,NatuurenVoedselkwaliteit(2005):Algemenehand-reikingNatuurbeschermingswet1998.? Molenaar,J.G.enR.Henskens(2007):ChampCarevenementTT-circuitAssen,monitoringvandeeffectenvangeluidophetaangrenzendeWitterveld,Alter-rarapport1573.? Platteeuw,M.e.a.,Rijkswaterstaat,RijksinstituutvoorIntegraalZoetwater-beheer en Afvalwaterbehandeling (2006): Inschatting ecologische ontwik-kelingenVeluwerandmeren2005.? Poote.a.(2007):PassendebeoordelinghuidigentoekomstiggebruikinNa-tura2000-gebiedVoordelta.? WaterrecreatieAdvies(2008):JachthavenMuiden,second-opinionsignifican-teeffectenNatura2000.? Waterrecreatie Advies (2006): Zwartboek (on)bedoelde gevolgen Natura2000.? www.natuurloket.nl? www.milieuennatuurcompendium.nl? www.sovon.nl? www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/? Zande, A.N. van der (1984): Outdoor recreation and birds: conflict or symbiosis?,proefschriftRijksuniversiteitLeiden.neemt. Verder is in het RIZA-model uitgegaan van een toename van hetuitvaarpercentage van 20 naar 25, terwijl in de huidige situatie het IJssel-meer een gemiddeld uitvaarpercentage van 15 kent. Een stijging is even-min te verwachten: boten in de jachthaven worden in toenemende mateals drijvende caravan gebruikt en het dalende aantal vaarbewegingen uitfiguur 3 suggereert eerder een dalend dan een stijgend uitvaarpercentagein de nabije toekomst.Daarnaast is het verstoorde areaal per soort bepaald door rondom elkeboot een cirkel te trekken met een straal die wordt bepaald door de versto-ringsafstand van de afzonderlijke soorten. Vervolgens wordt op basis vandit verstoorde areaal gesteld dat een bootdichtheid van meer dan 2 botenper km2 verstorend werkt en een dichtheid van meer dan 5 boten per km2onacceptabel is. Zoals hiervoor al is aangegeven, dienen verstoringsafstan-den met grote voorzichtigheid te worden gehanteerd bij ecologische effect-studies en is vooral langs vaste vaarroutes gewenning van vogels een zeerwaarschijnlijk fenomeen. Daarnaast zegt een verstoord areaal overdag inhet hoogseizoen niets over het vogelgebruik van het water 's avonds,'s nachts, 's ochtends vroeg en buiten de zomerperiode. Ongenuanceerdetoepassing van dit model heeft inmiddels echter geleid tot het schrappenvan een jachthaven bij IJburg, en in het Plan Integrale Herinrichting Velu-werandmeren zijn verdiepingsmaatregelen voor de recreatievaart, het ver-plaatsen van een vaargeul en de aanleg van een natuurontwikkelingspro-ject ter discussie gesteld.TOETS030911Ontbrekende gegevensDe afweging tussen waterrecreatie en natuurbelangen wordt verder be-moeilijkt door de onevenwichtigheid in beschikbare gegevens. De natuur-beschermers tellen al decennialang alle vogels elke maand in alle Natura2000-gebieden (en daarbuiten), waarmee een indrukwekkende, langjarigedataset is opgebouwd, bijeengebracht door een eveneens indrukwekkendnetwerk van deskundige waarnemers. Ook driehoeksmosselen, kranswie-ren, spieringen enzovoort worden al jarenlang intensief gemonitord. Derecreatiesector kan daar weinig tegenover stellen. Zelfs op het relatief goedonderzochte IJsselmeer is op jachthavenniveau veelal niet bekend op welkedag op welk tijdstip hoeveel boten uitvaren, waar ze naar toe varen en wan-neer ze terugkomen. Langjarige reeksen zijn al helemaal niet beschikbaar.Daardoor is ook op gebiedsniveau geen overzicht op te stellen van de aan-wezigheid in ruimte en tijd van waterrecreanten, zodat moeilijk een ver-band valt te leggen tussen populatieontwikkelingen van vogels en de ver-anderingen in aard en intensiteit van de (water)recreatie. Bij recreatieveontwikkelingsplannen laten de ecologische effecten zich daarom moeilijkvoorspellen en blijven grote onzekerheden aanwezig. Het gebruik van wan-kele voorspellingsmodellen lijkt dan een uitweg te bieden, maar het onge-nuanceerd gebruik van verstoringsafstanden in deze modellen leidt algauw tot het vermoeden van significant negatieve effecten. Het voorzorg-beginsel maakt dan dat in beginsel geen Natuurbeschermingswetvergun-ning kan worden verleend voor de beoogde activiteiten en er moeizamewelles-nietes-discussies losbarsten met twijfelende provincies als onwilligevergunningverleners.Samenvatting en conclusiesDe maatschappelijke betekenis van recreatie in termen van economie envolksgezondheid is enorm en moeilijk te overschatten. De ontwikkelings-mogelijkheden voor deze sector worden echter aanzienlijk belemmerddoor natuurbeschermingswetgeving. De vermeende ecologische schadedie deze sector aanricht door verstoring is echter slechts gebaseerd opfragmentarische en anekdotische waarnemingen, modelmatig onder-zoek boordevol aannames en het algemene (onbewuste?) vooroordeel dat`wat hinderlijk is voor mij als natuurliefhebber ook wel slecht zal zijnvoor de natuur'. Bij natuurtoetsen in het kader van plan- of besluit-m.e.r.dienen onderzoekers (maar ook plantoetsers) zich bewust te zijn van dezeflinterdunne wetenschappelijke basis waarop het samengaan van recrea-tie en natuur tot nu toe vaak wordt beoordeeld. Met name de waterrecre-atiesector doet er goed aan het gebruik van jachthavens en vaarwaterveel gedetailleerder te monitoren dan tot nu toe het geval is, zodat bruik-bare gegevens beschikbaar komen om beter gefundeerde uitspraken tekunnen doen over recreatieve verstoring van natuurgebieden.Natuur in Nederland heeft slechts drie problemen: landbouw, beroepsvis-serij en het veel te starre waterbeheer. Het aanwijzen van de recreatiesec-tor als zwarte piet voor alles wat er fout gaat binnen Natura 2000 belem-mert het zicht op de echte problemen en verspeelt bovendien hetonmisbare draagvlak voor natuurbehoud en -ontwikkeling bij miljoenenNederlanders.Aan de recreatievaart worden allerlei verstoringseffecten toegeschreven zonder dat daarvoor een degelijke wetenschappelijke basis bestaat. Dit heeft geleid tot beperkingen zoals afsluiting van vaargebieden,dure compensatieverplichtingen of zelfs het geheel afzien van nieuwe jachthavenontwikkelingen. Deze foto, met recreatievaart en vogels in goede harmonie, is in juli 2007 genomen op het Markermeer.
Reacties