In Nederland zijn 56 Natura 2000-gebieden met een beschermde slaapplaatsfunctie voor vogels. Deze slaapplaatsfunctie maakt expliciet deel uit van de instandhoudingsdoelstellingen. Een groot aantal van de beschermde slaapplaatsen betreft open wateren zoals plassen in de uiterwaarden van het rivierengebied, de Zeeuwse delta of de meren in de noordelijke provincies. Dit betekent dat ingrepen nabij dergelijke gebieden kunnen leiden tot negatieve effecten en dat daarbij dus een toetsing moet plaatsvinden. Niet in alle gevallen zijn echter voldoende slaapplaatsgegevens beschikbaar. Om meer grip te krijgen op deze materie wordt in dit artikel aandacht besteed aan de ecologie van slaapplaatsen, en worden handreikingen gegeven die bruikbaar kunnen zijn voor een toetsing. Tevens wordt ingegaan op het Meetnet Slaapplaatsen dat in de gegevensbehoefte moet voorzien.
TOETS021216natura 2000DE AUTEUrsOlaf Klaassen (024 7410447, olaf.klaassen@sovon.nl) is co?rdinatorMeetnet Slaapplaatsen bij SOVON Vogelonderzoek Nederland. MaartjeLiefting (024 7410410, maartje.liefting@sovon.nl) is projectleider adviesbij SOVON Vogelonderzoek Nederland. De auteurs bedanken Marc vanRoomen, Rob Vogel, Petra Verburg en Chris van Turnhout voor huncommentaar op een eerdere versie van dit artikel.In Nederland komen vooral tijdens de trek en gedurende de wintergrote aantallen watervogels voor. Oorzaak hiervan zijn de talrijke wa-terrijke habitats, het milde zeeklimaat en de ligging aan belangrijketrekwegen. Op internationaal niveau hebben wij dan ook een groteverantwoordelijkheid ten aanzien van de bescherming van dezevogels. Dit heeft zich onder andere vertaald in een groot aantal Natura2000-gebieden met een beschermde status, vanwege de hoge aantallenniet-broedvogels (aanduiding voor trekvogels en overwinterende vogels). Alvanaf de jaren zestig worden er in Nederland geregeld tellingen van niet-BElangrIjkESchakElInhETnaTura2000-nETwErk:SlaapplaaTSEnvanvOgElSInnederlandzijn56natura2000-gebiedenmeteenbeschermdeslaapplaatsfunctievoorvogels.Dezeslaapplaatsfunctiemaaktexplicietdeeluitvandeinstandhoudingsdoelstellingen.Eengrootaantalvandebeschermdeslaapplaatsenbetreftopenwaterenzoalsplassenindeuiterwaardenvanhetrivierengebied,deZeeuwsedeltaofdemerenindenoordelijkeprovincies.Ditbetekentdatingrepennabijdergelijkegebiedenkunnenleidentotnegatieveeffectenendatdaarbijduseentoetsingmoetplaatsvinden.nietinallegevallenzijnechtervoldoendeslaapplaatsgegevensbeschikbaar.Ommeergriptekrijgenopdezemateriewordtinditartikelaandachtbesteedaandeecologievanslaapplaatsen,enwordenhandreikingengegevendiebruikbaarkunnenzijnvooreentoetsing.TevenswordtingegaanophetMeetnetSlaapplaat-sendatindegegevensbehoeftemoetvoorzien.OlafklaassenenMaartjelieftingpetereekelderTOETS021217broedvogels uitgevoerd. Vanaf 1993 wordt dit geco?rdineerd door SOVONVogelonderzoek Nederland (landelijk Meetnet Watervogels) als onderdeelvan het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM1). Ganzen en zwanen zijnbekende soortgroepen als gesproken wordt over niet-broedvogels, maarook aalscholvers, reigers, eenden, steltlopers, meeuwen en sternen vindenin ons land een belangrijk tussen- of eindstation. Deze vogels verspreidenzich niet willekeurig over Nederland maar komen geconcentreerd voorrondom pleisterplaatsen. Deze pleisterplaatsen kenmerken zich door eengeschikte combinatie van een aantal sleutelfactoren, namelijk voedselaan-bod, rust en aanwezigheid van geschikte slaapplaatsen in de omgeving.Een typische pleisterplaats bestaat uit ??n of meerdere gemeenschappelijkeslaapplaatsen met foerageergebieden in de directe omgeving (Koffijberget al. 1997).Slaapplaatsen in NederlandOngeveer honderd vogelsoorten maken in Nederland gebruik van gemeen-schappelijke slaapplaatsen, in juridische context ook als rustplaatsen aan-geduid. Er wordt gesproken van een slaapplaatssoort, wanneer het groot-ste deel van de in Nederland verblijvende individuen op enig moment inde jaarcyclus samenkomt op slaapplaatsen door middel van dagelijkseslaaptrekbewegingen. Een slaapplaats bestaat meestal uit meerdere loca-ties die niet allemaal tegelijk in gebruik hoeven zijn. Er is bijna altijdsprake van een hoofdslaapplaats en een aantal kleinere satellietslaap-plaatsen. Ook maken bijna alle soorten gebruik van voorverzamelplaatsen.De slaapplaatsen hoeven niet alleen `s nachts te worden gebruikt; een aan-tal eenden- en uilensoorten zoals smient en ransuil rusten overdag opslaapplaatsen. Hoogwatervluchtplaatsen (waar ook wordt geslapen) vansteltlopers in getijdengebieden worden zowel overdag als 's nachts gebruikt,afhankelijk van het verschuivende tijdstip van vloed (gemiddeld tweemaalper dag). Het aantal soorten dat uitsluitend van nachtslaapplaatsen gebruik-maakt ligt rond de tachtig. Elke soort heeft zijn eigen type slaapplaats. Zoverzamelen reigers zich bij voorkeur in bomen, steltlopers in ondiep water,en ganzen en zwanen op open water. De in Natura 2000-gebieden opgeno-men slaapplaatsen betreffen bijna altijd slaapplaatsen op of nabij open water.RichtlijnenOm de afname van biodiversiteit een halt toe te roepen, hebben de lidstatenvan de Europese Unie de Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992)vastgesteld. De lidstaten hebben zich op grond van de Vogelrichtlijn ver-plicht gebieden met een groot belang voor bedreigde en kwetsbare vogel-soorten (`speciale beschermingszones') aan te wijzen, en doelen te stellenvoor de instandhouding van deze vogels in de gebieden. Het is niet ver-wonderlijk dat een groot aantal van de Nederlandse pleisterplaatsen isopgenomen als speciale beschermingszone (nu Natura 2000-gebied) in hetNatura 2000-netwerk. Hier komen immers grote concentraties vogels voor,als gevolg van de specifieke eigenschappen van het gebied (Van den1 Het NEM is het samenwerkingsverband van overheidsorganisaties voor de monitoring van de natuur in Nederland. Doel is om de verzameling van gegevens af te stemmen op deinformatiebehoefte van de overheid. De meeste meetnetten van het NEM worden uitgevoerd door Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's) zoals SOVON. Het CBSverwerkt de gegevens tot natuurstatistieken. De meetnetten worden namens het ministerie van EL&I begeleid door de Gegevensautoriteit Natuur (GaN).Grote ZilverreigersgeertdevriesTOETS021218natura 2000Tempel & Osieck 1994, Van Roomen et al. 2000). In Nederland is de bescher-ming van Natura 2000 geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Vanprojecten in en nabij deze gebieden moet aangetoond worden dat dezegeen significant negatief effect kunnen hebben op de aanwezige vogel-soorten en de functionaliteit van hun leefgebied. Deze functionaliteit kanzowel betrekking hebben op broeden, foerageren als slapen. In de praktijkhebben de meeste gebieden gecombineerde functies.De volgende stap in de implementatie van de Vogelrichtlijn was het stel-len van doelen waarop het beleid gericht zal zijn (Van Roomen et al. 2011).Via verschillende tranches worden nu doelen toegevoegd aan de aanwijzings-besluiten. Terwijl we in Nederland veel weten over aantallen en trends vanbroedende en foeragerende vogels in Natura 2000-gebieden, is onze kennisover de aantallen op slaapplaatsen veel geringer omdat hier tot voor kortniet systematisch voor gemonitord werd. Er zijn dus niet altijd voldoendegegevens beschikbaar om een kwantitatief doel te kunnen formulerenvoor het aantal slapende vogels in een gebied.Dag- en nachtslaapplaatsenEr zijn in Nederland 86 Natura 2000-gebieden waarbij een vogelsoortgenoemd wordt in de (concept) aanwijzingsbesluiten. Als alleen naarde gebieden wordt gekeken met een belang voor niet-broedvogels, blijven er64 gebieden over. Het kan dan gaan om gebieden met een foerageerfunctieof een slaapplaatsfunctie. Bij veel van deze gebieden is overigens sprake vaneen gecombineerde functie van slapen en foerageren. Bij de slaapplaatsfunctiekan het vervolgens gaan om dag- of nachtslaapplaatsen (Van Roomen & VanWinden 2008). De dagslaapplaatsen (voornamelijk eenden en steltlopers)worden overdag geteld middels het Meetnet Watervogels. Ze hebben net alsde gebieden met een foerageerfunctie in de meeste gevallen een instand-houdingsdoelstelling in de vorm van een seizoensgemiddelde. Dit artikelgaat vooral in op de nachtslaapplaatsen, waarbij het dan over 56 gebiedengaat. Het zijn ook deze nachtslaapplaatsen waarvoor inmiddels een nieuwtelproject is opgestart (Van den Bremer et al. 2008). Deze slaapplaatstellin-gen vinden plaats rond zonsopkomst of zonsondergang. De instandhouding-doelstellingen voor deze nachtslaapplaatsen worden uitgedrukt als sei-zoensmaximum, voornamelijk als gevolg van het beperkte aantal beschikbaregegevens bij de totstandkoming van de doelen (SOVON en CBS 2005). In veelgevallen is nog helemaal geen aantal beschikbaar als instandhoudingsdoel-stelling. Dit kan consequenties hebben voor de wijze van effectbeoordeling;bij de nachtslaapplaatsen moet soms worden ge?mproviseerd.Het Meetnet SlaapplaatsenOm de kennisleemtes op het gebied van nachtslaapplaatsen te vullen, is inde winter van 2009-2010 het Meetnet Slaapplaatsen van start gegaan.SOVON co?rdineert deze tellingen als onderdeel van het NEM. In tegenstel-ling tot het Meetnet Watervogels wordt bij het Meetnet Slaapplaatsen nietiedere maand geteld, maar alleen tijdens de piekperiode van een specifiekesoort (Klaassen 2010). Voor ganzen zijn dat een aantal tellingen verspreidover de winter (om regionale verschillen in piekperiodes te ondervangen),maar voor steltlopersoorten als grutto en kemphaan zijn de tellingen juistsamengebald binnen een korte periode rond de overgang van maart opapril. In totaal zijn voor 19 soorten jaarlijkse tellingen opgestart. Voor deene soort zijn meer gebieden aangewezen dan de andere soort (tabel 1).Alles bij elkaar gaat het om 56 gebieden (figuur 1). Het Meetnet Slaapplaat-sen kende een voortvarende start: in het eerste jaar werden in ongeveer deKemphaanAvenue2Aalscholverfoto's:piAzomerTOETS021219helft van de gebieden tellingen uitgevoerd (CBS 2011). De aantallen van vol-ledig getelde Natura 2000-gebieden zijn via www.sovon.nl/n2000 gratis tedownloaden. De gegevens van de afzonderlijke slaapplaatsen komen, metenige vertraging als gevolg van validatie, beschikbaar via het Natuurloket.Seizoensgemiddelde of -maximumZoals reeds gesteld zijn de instandhoudingsdoelstellingen van niet-broed-vogels uitgedrukt in seizoensgemiddelden of seizoensmaxima. Op ditmoment worden de doelen waarbij sprake is van een foerageerfunctie uitge-drukt als seizoensgemiddelde, en in het geval van een nachtelijke slaapplaats-functie als seizoensmaximum. Met een seizoensgemiddelde kan het ge-bruik van een gebied gedurende een geheel `niet-broedvogelseizoen' (julit/m juni) in ??n getal worden uitgedrukt. Deze maat is minder gevoeligvoor toevalsfactoren (Van Roomen et al. 2011). Het uitdrukken van de doe-len voor slaapplaatsen in de vorm van een seizoensmaximum, is vooral hetgevolg van onvoldoende maandelijkse telgegevens. Ten tijde van de aan-wijzingen waren dit de best beschikbare data. Tegelijkertijd is eenseizoensmaximum een hanteerbare maat bij slaapplaatsen. Een slaap-plaats wordt meestal gedurende korte tijd van het jaar gebruikt en ken-merkt zich door de aanzuigende werking op vogels die over een grotergebied foerageren en zich op ??n locatie verzamelen: gepiekt in tijd enruimte dus. Het vangen van deze piek is dan ook de huidige inzet van hetMeetnet Slaapplaatsen. Een reeks van jaren is nodig om toevalsfactoren teminimaliseren en om tot een robuuster (gemiddeld) seizoensmaximum tekunnen komen. Een seizoensgemiddelde voor slaapplaatsen zoals bij defoerageerders, komt pas binnen bereik bij voldoende maandelijkse telgege-vens.HandreikingenEr zijn een aantal handreikingen te geven bij de toetsing van effecten opNatura 2000-gebieden met een slaapplaatsfunctie. Ecologische aspectenom rekening mee te houden, zijn:? Vaak omvat een pleisterplaats een complex aan slaapplaatsen waarbin-nen sprake is van hoofdslaapplaatsen, satellietslaapplaatsen en voorver-zamelplaatsen. Bij het beoordelen van mogelijke effecten is het van belangom het hele systeem te beschouwen: hoe de slaapplaatsen worden gebruikt,of op bepaalde locaties wordt `voorverzameld' en met welke foerageer-gebieden deze zijn verbonden (figuur 2).? Bij grote slaapplaatsen van ganzen en zwanen vindt geregeld uitwisse-sEizoEnsgEmiDDElDEHet seizoensgemiddelde zoals gehanteerd in de instandhoudingsdoelstellingen,is het gemiddelde aantal in een gebied aanwezige vogels over het gehele sei-zoen, berekend aan de hand van maandelijks uitgevoerde tellingen over eenreeks seizoenen (1999-2000 t/m 2003-2004). Het (gemiddelde) seizoens-maximum voor de nachtslaapplaatsen is het gemiddelde van het grootste ge-telde aantal (piekaantal) per seizoen, berekend over een reeks van achtereen-volgende seizoenen (Van Roomen et al. 2011).Voorbeeld voor een seizoen metde volgende telresultaten (juli t/m juni): 0, 0, 0, 100, 100, 200, 100, 100, 0,0, 0, 0. Het seizoensmaximum bedraagt in dit geval 200, het seizoensgemid-delde 50 (som van het aantal per maand, gedeeld door het aantal maanden:600/12 = 50).Wilde eend Kleine zilverreigerTOETS021220ling plaats met foerageergebieden buiten het Natura 2000-gebied. Deaantallen op de slaapplaats kunnen dan ook vele malen groter zijn danhet aantal foerageerders binnen het Natura 2000-gebied.? Het gebruik van (delen van) slaapplaatsen hangt af van weersomstandig-heden. In vorstperioden vriezen ondiepe wateren dicht (deze zijn juistvaak populair als slaapplaats) en worden diepere plassen relatief belang-rijker. Het belang van zo'n plas is in een zachte winter dus kleiner, maarbinnen de pleisterplaats als geheel kan zo'n plek een belangrijke functiehebben tijdens strenge vorst.? Let op dat de verspreiding van slapende vogels op water niet gelijkmatighoeft te zijn. Ganzen bijvoorbeeld komen vaak geconcentreerd voor rond-om eilandjes of in ondiepe gedeelten waar ze nog net kunnen staan.Berekeningen:? Zoals gemeld is het belangrijk om te weten dat de doelen zijn gebaseerdop zowel seizoensmaxima als seizoensgemiddelden. Deze getallen zijnop verschillende wijzen berekend: het seizoensmaximum is gebaseerdop gegevens op een bepaald moment in het jaar, het seizoensgemiddeldeis gebaseerd op gegevens uit alle maanden van het jaar (zie kader).? Bij Natura 2000-gebieden met een dubbele functie (foerageren en slapen)ontbreekt vaak een getal als instandhoudingsdoelstelling voor de slaap-plaatsfunctie. Dit bemoeilijkt het inschatten van effecten op de slaap-plaatsfunctie. Gegevens uit het Meetnet Slaapplaatsen, eventueel aange-vuldmetveldonderzoek,zijnindatgevalbruikbaarominzichtteverkrijgenin de slaapplaatsfunctie.Effectbepaling bij ruimtelijke ingrepen:? Soms is ??n van de slaapplaatsen binnen een complex aan slaapplaatsengelegen buiten het Natura 2000-gebied. Als aannemelijk is dat deze slaap-plaats wordt gebruikt door dezelfde vogels als binnen het Natura 2000-gebied, is het verstandig deze slaapplaats gelijkwaardig te behandelen opbasis van de externe werking.? Bij een complex van slaapplaatsen is inzicht in het gebruik en belang vande losse slaapplaatsen van belang. Hieruit kan theoretisch bepaald wor-den hoe groot het aandeel is van dit deelgebied binnen het volledigeNatura 2000-gebied.? Kennis van de min of meer vaste trekroutes tussen foerageergebied(en)en slaapplaats(en) is van belang bij het bepalen van mogelijke effectenvan bijvoorbeeld windturbines.? Een handige aanpak bij het bepalen van effecten op een slaapplaatskan de volgende zijn: bepaal het (water)oppervlakte dat in de nieuwesituatie niet meer beschikbaar is, inclusief verstoringzone (afhankelijkvan het type gebruik en verstoring, zie hiervoor onder andere Krijgs-veld et al. 2008). Binnen deze zone kan berekend worden wat de per-centuele afname zal zijn van de populatie door habitatverslechtering.Hiervoor is een rekenmodel ontwikkeld, gebaseerd op eerder onder-zoek aan verschillende vogelgroepen en verschillende verstoringsbron-nen, en onder meer afhankelijk van de voortplantingssnelheid en ver-storingsgevoeligheid (Sutherland 1998). Het rekenmodel maaktgebruik van de rekenfactor `gamma', de verwachte proportionele ver-andering in het aantal vogels dat het gebied gebruikt. Voor ganzenwordt bijvoorbeeld een gamma van 0.6 gegeven. Dit laat zich vertalennaar het verlies van 60 procent van de in de zone aanwezige ganzen.De berekening gaat er vanuit dat niet alle vogels altijd ergens andersterecht kunnen. De dichtheid aan vogels wordt immers elders hoger,wat als gevolg kan hebben dat er sterfte optreedt door concurrentieom voedsel en ruimte.? Als een soort recentelijk niet meer is waargenomen in het gebied bete-natura 2000Figuur 1. Overzicht van Natura 2000-gebieden met het aantal soorten waarvoor degebieden op basis van de nachtelijke slaapplaatsfunctie zijn aangewezen.Tabel 1. Set van Natura 2000-soorten (19) met een in de (concept) aanwijzingsbesluiten vermelde nach-telijke slaapplaatsfunctie.Vermeld staat het aantal gebieden waarbij een slaapplaatsfunctie in de(concept) aanwijzingsbesluiten is opgenomen. *Reuzenstern, zwarte stern, kemphaan en kraan-vogel hebben daarnaast ook een landelijke doelstelling omdat slaapplaatstellingen de meestgeschikte landelijke monitoringsmethode is.nederlandse namen nAalscholver 16Grote zilverreiger 4Kleine zwaan 21Wilde zwaan 4Taigarietgans 3Toendrarietgans 10Kleine rietgans 4Kolgans 31Dwerggans 3Grauwe gans 30Brandgans 24Rotgans 6Kraanvogel* 3Scholekster 1Kemphaan* 5Grutto 22Wulp 9Reuzenstern* 3Zwarte stern* 3TOETS021221kent dit niet dat er voor deze soort niet getoetst hoeft te worden aande instandhoudingsdoelen. De omgeving mag niet ongeschikt rakenvoor het geval de trend van deze soort verbetert en de slaapplaats weerin gebruik wordt genomen. rEfErEnTiEs? Bremer, L. van den, Klaassen, O. & Roomen, M. van, Slaapplaatsen van vo-gels: toekomstig verspreidings- en monitoringsonderzoek. SOVON-informa-tierapport 2008-05. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek- Ubbergen,2008? CBS, Meetprogramma's voor flora en fauna in 2010. KwaliteitsrapportageNEM. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 2011.? Koffijberg, K.,Voslamber, B. & Winden, E. van, Ganzen en zwanen in Neder-land: overzicht van pleisterplaatsen in de periode 1985-94. SOVON Vogel-onderzoek Nederland, Beek-Ubbergen, 1997.? Klaassen, O., Meerjarenprogramma Meetnet Slaapplaatsen. Tellingen vanslaapplaatsen van vogels in Natura 2000-gebieden vanaf seizoen 2010/11(NEM). SOVON-notitie 2010-108. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nij-megen, 2010.? Krijgsveld, K.L., Smits, R.R. & Winden, J. van der, Verstoringsgevoeligheidvan vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie.08-173 Bureau Waardenburg, Culemborg, 2008.? Van Roomen, M.W.J., Boele, A., Weide, M.J.T. van der, Winden, E.A.J. van &Zoetebier, D., Belangrijke vogelgebieden in Nederland, 1993-97. Actueeloverzicht van Europese vogelwaarden in aangewezen en aan te wijzen spe-ciale beschermingszones en andere belangrijke gebieden. SOVON-informa-tierapport 2000/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen,2000.? Roomen, M.W.J. van & Winden, E. van, Monitoring overdag aanwezigeslaapplaatsen van watervogels in kader van Natura 2000. SOVON-notitie2008-106. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen, 2008.? Roomen, M.W.J van, Verburg, P. & Vogel, R., Toetsing aan vogeldoelen,Broedvogels en niet-broedvogels in Natura 2000. Toets 2011/1, 2011.? SOVON & CBS,Trends van vogels in het Nederlandse Natura 2000-netwerk.SOVON-informatierapport 2005-09. SOVON Vogelonderzoek Nederland,Beek-Ubbergen, 2005.? Sutherland,W.J.,The effect of local change in habitat quality on populationsof migratory species. Journal of Applied Ecology, 35, 418-421, 1998.? Tempel, R. van den & Osieck, E.R., Belangrijke vogelgebieden in Nederland.Wetlands en andere gebieden van internationale of Europese betekenisvoor vogels. Technisch rapport Vogelbescherming Nederland 13. Vogelbe-scherming Nederland, Zeist, 1994.KolganzenFiguur 2. Slaapplaatsen en foerageergebieden van kolganzen in Natura 2000-gebied Gelderse Poortin de winters van 2009-2010 en 2010-2011.petereekelder
Reacties