De huidige wijze van beoordelen en waarderen van effecten in een (plan-)MER is te globaal. Er ontbreekt een duidelijke kwaliteitsbeoordeling van de referentie- en plansituatie. Hierdoor is het niet mogelijk een uitspraak te doen over het al dan niet acceptabel zijn van de verbetering of verslechtering die optreedt in diverse planalternatieven. Betere afwegingen zijn mogelijk door voor elk beoordelingscriterium de (milieu)kwaliteit nader te specificeren.
TOETS040912SpEcificErEnvan(miliEu)kwaliTEiTSTElEEncOncrEETbEOOrdElingSkadErdehuidigewijzevanbeoordelenenwaarderenvaneffectenineen(plan-)mEristeglobaal.Eront-breekteenduidelijkekwaliteitsbeoordelingvandereferentie-enplansituatie.Hierdoorishetnietmogelijkeenuitspraaktedoenoverhetaldannietacceptabelzijnvandeverbeteringofverslech-teringdieoptreedtindiverseplanalternatieven.betereafwegingenzijnmogelijkdoorvoorelkbeoordel-ingscriteriumde(milieu)kwaliteitnadertespecificeren.petervandelaak,maartenvandongenenpaulwolffBETER AFWEGENDE AUTEUrsPeter van de Laak (0570-697125, p.vdlaak@witteveenbos.nl) en Maar-ten van Dongen (076-5233336, m.vdongen@witteveenbos.nl) zijn res-pectievelijk senior adviseur Omgevingsbeleid en senior adviseurRuimtelijke Ontwikkeling bij Witteveen+Bos. Paul Wolff (040-2386335, p.wolff@eindhoven.nl) is projectmanager Structuurvisie bijde gemeente Eindhoven.in een (plan)MER worden de effecten van verschillende alternatievenonderling vergeleken en beoordeeld ten opzichte van de autonomeontwikkeling. Hiertoe wordt een beoordelingskader opgesteld. Hetbeoordelingskader geeft aan welke thema's en aspecten relevantzijn voor de besluitvorming. Voor een plan-MER zijn de beoor-delingsaspecten doorgaans op een hoger abstractieniveau geformuleerddan voor een MER. Het waarderen van effecten vindt veelal plaats aan dehand van plussen en minnen. Hiermee wordt de relatieve verbetering ofverslechtering van een alternatief zichtbaar gemaakt ten opzichte vande huidige situatie en autonome ontwikkeling. Het beoordelen en waar-deren resulteert in een effectenmatrix met een waardering (in plussenen minnen) per beoordelingsaspect. Op basis van het effectenoverzichtwordt een keuze gemaakt voor het beste alternatief (met de meeste plus-sen en weinig minpunten), al dan niet door bepaalde beoordelingsaspectenzwaarder te laten wegen in de besluitvorming.Deze wijze van beoordelen en waarderen van effecten heeft beperkin-gen. Het beoordelingskader bevat geen duidelijke afbakening van te on-derscheiden (milieu)kwaliteiten per beoordelingscriterium. Het is danniet mogelijk een waardeoordeel te geven voor de huidige milieusituatie,autonome ontwikkeling en de planalternatieven. Hiervoor is het nodighet beoordelingskader verder te operationaliseren. Bijvoorbeeld doorper beoordelingsaspect te specificeren wanneer sprake is van een (zeer)goede, matige of slechte milieukwaliteit. Dit biedt de mogelijkheid dehuidige situatie, autonome ontwikkeling en diverse alternatieven afzon-derlijk te beoordelen en te waarderen. Met een kleuraanduiding voor dewaardering van de diverse milieukwaliteiten wordt in ??n oogopslagduidelijk welke thema's meer en minder aandacht behoeven. Door inhet (plan-)MER voor ruimtelijke plannen deelgebieden te onderscheiden,wordt zichtbaar hoe de effecten differenti?ren per deelgebied. In dat ge-val is een betere afweging mogelijk over het al dan niet acceptabel zijnvan bepaalde effecten in een specifiek deelgebied. Deze beoordelings-systematiek is toegepast in het plan-MER voor de InterimstructuurvisieEindhoven en is hieronder toegelicht.TOETS040913InterimstructuurvisieIn de Interimstructuurvisie stelt de gemeente Eindhoven het integraalruimtelijk beleid vast voor de middellange termijn op basis van eerder (totjuni 2009) door de gemeenteraad vastgestelde programma's of gebieds-visies. Hiermee voldoet de gemeente aan de Wet ruimtelijke ordening enkan het bijbehorende instrumentarium worden ingezet. Bij het bepalenvan het ruimtelijk kader is uitgegaan van de raadsprogramma's met beleids-kaders, projecten en activiteiten die een directe claim leggen op de be-schikbare ruimte (sectoraal), dan wel ruimtelijke gevolgen hebben ofvoorwaardenstellend zijn (facetmatig). In tabel 1 zijn de belangrijksteruimtelijke ontwikkelingen samengevat. De Interimstructuurvisie 2009doet geen uitspraken over beleid dat nog in ontwikkeling of voorbereidingis. In 2011 wordt een definitieve Structuurvisie opgesteld, waarin het nieuweruimtelijke beleid wordt vastgesteld.In de Interimstructuurvisie is de integratie van het ruimtelijk beleid ver-taald naar een ruimtelijk structuurbeeld, waarbij twee kaartlagen zijn on-derscheiden. De onderliggende kaartlaag (ruimtelijke hoofdstructuur) isopgebouwd uit min of meer vastliggende structuurelementen (water,groen, verkeer, openbare ruimte) waarnaar het grondgebruik zich dient terichten (zie afbeelding 1). Bebouwd en te bebouwen gebied vormen even-eens een element van de ruimtelijke hoofdstructuur. In de tweede laag(gebruik van de ruimte) is de ruimtelijke verdeling van de actuele en ge-wenste grondgebruikfuncties weergegeven (zie afbeelding 2). Het ruimte-lijk structuurbeeld is richtinggevend ?n toetsingskader voor ruimtelijkeinitiatieven, en biedt een basis voor uitvoeringsprojecten.Een aantal projecten, dat onderdeel is van de Interimstructuurvisie 2009,is van een zodanige omvang dat hiervoor een MER moet worden opgesteld.Het betreft de ontwikkeling en intensivering van het Stationsgebied metwoningen, kantoren, winkels en leisure, en de ontwikkeling van LandelijkStrijp. Dit laatste moet uitgroeien tot een van de drie stadsparken van Eind-hoven. Grote delen van Landelijk Strijp zijn onderdeel van de EHS en deProvinciale Groene Hoofdstructuur (GHS). In dit gebied is de ontwikkelingvan de Brainport Innovation Campus (circa 200 hectare) in voorbereidingmet mogelijke gevolgen voor de EHS en GHS. De Interimstructuurvisie isderhalve planMER-plichtig.Omgekeerde benaderingHet planMER is opgesteld volgens de `omgekeerde benadering'. Hierbijworden eerst de huidige milieusituatie en aanwezige waarden (natuur, cul-tuurhistorie, archeologie) beschreven en beoordeeld. Vervolgens is getoetstof de Interimstructuurvisie 2009 leidt tot een verbetering of verslechteringvan bestaande milieukwaliteiten en waarden. De projecten en activiteitenvan de Interimstructuurvisie zijn onderdeel van de autonome ontwikke-ling. Ook andere besluiten hebben invloed op de toekomstige milieukwaliteiten waarden. Voor een juiste beoordeling van de effecten van de Interimstruc-tuurvisie is voor de autonome ontwikkeling onderscheid gemaakt tussen:Deelgebied Begrenzing Ruimtelijke ontwikkelingenCentrum Het gebied binnen de Ring. De ruimtelijk meest intensief gebruikte zone. Diverse grotere en kleinere herontwikkelingen gericht opde bouw van woningen (ca. 4.000), kantoren, winkels en ondergrondse parkeerruimten. Twee majeureprojecten: ontwikkeling stationsgebied en herontwikkeling Philips Complex Strijp-S naar multifunc-tioneel gebied.Noord Het gebied tussen de spoorlijnnaar Best, de Ring en deDommel.Dit deelgebied bestaat voor het grootste deel uit de woonwijk Woensel. In dit deelgebied zullen de laatstetwee grote uitleglocaties worden ontwikkeld (ca. 1.000 woningen). Daarnaast zijn er wijkontwikkelings-plannen in uitvoering. Andere ontwikkelingen zijn: realisatie gemengd bedrijventerrein (23 ha) en diverseHOV-knooppunten.Zuid-Oost Het gebied tussen de Dommel(stroomafwaarts), de Ring ende Dommel (stroomopwaarts).De belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen zijn het project Tongelresche Akkers (900 nieuwe woningen)en de ontwikkeling van Genneper Parken (behoud en herstel groen en natuur- en cultuurhistorische waar-den). Tevens vindt een uitbreiding plaats van het HOV-netwerk, ontwikkeling van kleinschalige bedrijfs-locaties en zijn enkele wijkontwikkelingsplannen in voorbereiding.West Het gebied tussen de Dommel,de Ring en de spoorlijn naarBest.Het meest dynamische en contrastrijke deelgebied. In dit gebied ligt Eindhoven Airport, de VINEX-wijkMeerhoven en diverse groenstructuren die onderdeel zijn van de EHS en de provinciale Groene Hoofdstruc-tuur. Het project Landelijk Strijp beoogt herstel en versterking van het groene karakter met ruimte voorwerken (ontwikkeling Brainport Innovation Campus voor toptechnologiebedrijven), wonen en recreatie.Andere ruimtelijke ontwikkelingen zijn de transformatie van het voormalige Philips Complex Strijp-R (600nieuwe woningen), ontwikkeling van enkele kleinschalige bedrijvenparken en twee extra aansluitingenop de A2.Tabel 1. Ruimtelijke ontwikkelingen per deelgebied.TOETS040914BETER AFWEGENGoed Voldoende Matig SlechtBodem De bodem is overwegend schoon.De bodem voldoet aan degebiedseigen bodemkwaliteit.Gevallen van lichte tot matigebodemverontreiniging. Geenhumane en/of ecologische risico's.Gevallen van verontreiniging inhet grondwater. Beheersmaatre-gelen zijn getroffen. Geenhumane en/of ecologische risico's.Gevallen van bodemverontreini-ging met humane en/of ecologi-sche risico's.Water Geen wateroverlast op straat.De waterkwaliteit voldoet aan deKRW-doelstellingen.Geen of zeer beperkte waterover-last op straat.Voor enkele stoffen vindt eengeringe overschrijding plaats vande toelaatbare waarde (KRW).Enkele locaties met matigewateroverlast op straat.Voor enkele stoffen vindt eenruime overschrijding plaats van detoelaatbare waarde (KRW).Enkele locaties met ernstige totzeer ernstige wateroverlast opstraat.Voor diverse stoffen wordtde toelaatbare waarde zeer ruimoverschreden (KRW).Natuur en groen Geen aantasting en verstoring EHSen/of GHS.Aan de voorwaarden voor deinstandhouding van beschermde enRode Lijstsoorten is voldaan.EVZ gerealiseerd.Geen aantasting en verstoring EHSen/of GHS.Voldoende voorwaarden voor deinstandhouding beschermde enRode Lijstsoorten.EVZ gedeeltelijk gerealiseerd.Geen aantasting, maar welbeperkte verstoring EHS en/ofGHS. Onvoldoende voorwaardenvoor de instandhoudingbeschermde en Rode Lijstsoorten.EVZ nog niet gerealiseerd.Aantasting EHS en/of GHS.Onvoldoende voorwaarden voorinstandhouding beschermde enRode Lijstsoorten.EVZ nog niet gerealiseerd.LCA Landschappelijke samenhangen.Rijke variatie aan cultuurhistorischeobjecten en structuren.Landschapselementen encultuurhistorische en archeologi-sche objecten zijn veiliggesteld.Voldoende variatie aan landschap-pelijke en cultuurhistorischeobjecten en structuren.Maatregelen zijn nodig gericht opoptimalisatie, behoud en beheer.Beperkte aanwezigheid vanlandschappelijke kwaliteiten encultuurhistorische objecten enstructuren. Onvoldoendesamenhang.Ontbreken van landschappelijkesamenhangen en cultuurhisto-rische objecten en structuren.Verkeer Geen wegen met stremming vanhet doorgaande verkeer.Geen verkeersonveilige situaties.Goede HOV- en fietsverbindingenBeperkte stremming van hetdoorgaande verkeer.Enkele verkeersonveilige situaties.Redelijke bereikbaarheid met HOVen fiets.Op ??n of twee wegen vindt bijnadagelijks stremming plaats vanhet doorgaande verkeer.Enkele verkeersonveilige locaties.Beperkte bereikbaarheid met HOVen fiets.Op diverse wegen vindt bijnadagelijks stremming plaats vanhet doorgaande verkeer.Een groot aantal verkeersonvei-lige locaties. Beperkte bereikbaar-heid met HOV en fiets.Geluid Bij de meeste woningen wordtvoldaan aan de voorkeursgrens-waarde voor weg- en railverkeeren industrielawaai.Bij maximaal 100 woningen vindteen overschrijding plaats van deplandrempel.Langs enkele wegen en bij minderdan 500 woningen vindt eenoverschrijding plaats van deplandrempel.Langs een groot aantal wegen enbij meer dan 500 woningen vindteen overschrijding plaats van deplandrempel.Luchtkwaliteit Geen overschrijdingen van degrenswaarden voor NO2 en/ofPM10. Geen wegen met hogeconcentraties NO2 en/of PM10.Geen overschrijdingen van degrenswaarden voor NO2 en/ofPM10.Wel diverse wegen met hogeconcentraties NO2 en/of PM10.Langs ??n of twee wegen vindteen overschrijding plaats van degrenswaarden voor NO2 en/ofPM10.Bij drie of meer wegen vindt eenoverschrijding plaats van degrenswaarden voor NO2 en PM10.ExterneveiligheidGeen overschrijdingen van het PRen het GR ligt beneden deori?nterende waarde.Geen overschrijdingen van het PRbij woningen en beperkt kwetsbareobjecten. De ori?nterende waardevan het GR wordt beperkt over-schreden.Er zijn beheersmaatrege-len getroffen.Geen woningen, wel beperktkwetsbare objecten met eenoverschrijding van het PR.De ori?nterende waarde van hetGR wordt meer dan twee keeroverschreden.Woningen binnen de PR-contour.De ori?nterende waarde van hetGR wordt meer dan vijf keeroverschreden.Klimaat enenergieMeer dan 80% van de woningenheeft een GPR 6 of hoger.Circa 50-80% van de woningenheeft een GPR 6 of hoger.Circa 20-50% van de woningenvoldoet aan de GPR 6.20% of minder van de woningenvoldoet aan de GPR 6.Tabel 2. Beoordelingskader.TOETS040915? bovengemeentelijke besluiten (regionaal, natio-naal) over ruimtelijke ontwikkelingen die gevol-gen kunnen hebben voor het milieu en aanwezigewaarden binnen het grondgebied van de gemeen-te Eindhoven (o.a. Regionaal Structuurplan, MIRT-verkenning Grote Ruit);? de ruimtelijke ontwikkelingen volgens de Interim-structuurvisie 2009;? de besluiten over diverse (boven)gemeentelijkemilieuprogramma's en milieuactieplannen, zoalshet Gemeentelijk Rioleringsplan, Waterbeheer-plan De Dommel, Actieplan geluid, het program-ma Luchtkwaliteit en mobiliteit, BeleidsplanExterne veiligheid en het Uitvoeringsprogrammaklimaatbeleid 2009-2012.De (effect)beoordeling in het plan-MER richt zichnaar de huidige milieusituatie en waarden, en deautonome ontwikkeling ervan. Het plan-MER geeftinzicht in de effecten van bestaand ruimtelijk- enmilieubeleid. In het plan-MER zijn geen planalter-natieven uitgewerkt en beoordeeld. Wel zijn op basisvan de effectbeoordelingen aanbevelingen en opga-ven geformuleerd voor milieu, natuur en landschap.Deze opgaven worden in de definitieve Structuurvi-sie verder uitgewerkt en zijn mede sturend voormogelijke planalternatieven. Hierin kenmerkt zichde `omgekeerde benadering'. Voor de autonome ont-wikkeling is 2015 als eindsituatie gekozen. In datjaar is het merendeel van de ruimtelijke ontwik-kelingen van de Interimstructuurvisie gerealiseerd.Gebiedsgerichte aanpakMet de programmamanagers en projectleiders zijnde ruimtelijk relevante projecten en activiteitenge?nventariseerd. De gemeente Eindhoven heeft veelprojecten op het programma staan, waaronder viermajeure projecten. Dat zijn de herontwikkeling vanhet voormalige Philipscomplex Strijp-S, de ontwik-keling van Landelijk Strijp, de ontwikkeling van hetStationsgebied en de uitbreiding van het HOV-net-werk. Landelijk Strijp, Strijp-S en het Stationsgebiedzijn m.e.r.-plichtige activiteiten. Daarnaast zijn ercirca 150 middelgrote en kleinere ruimtelijke ont-wikkelingen. Het eerst in beeld brengen van deeffecten van plan-MER-plichtige activiteiten en ver-volgens het cumulatief beoordelen van alle projec-ten is weinig zinvol. Ook diverse middelgrote ont-wikkelingen kunnen gezamenlijk leiden totsubstanti?le effecten. De aard en orde van groottevan de effecten is afhankelijk van de omvang, loca-tie en nabijheid van projecten. Om die reden is in ditplan-MER gekozen voor een gebiedsgerichte beoor-deling van de effecten. Het onderscheiden van cohe-Afbeelding 1. Ruimtelijke hoofdstructuur.Afbeelding 2. Gebruik van de ruimte.Afbeelding 3. Begrenzing van de deelgebieden.TOETS040916BETER AFWEGENrente deelgebieden is een manier om grip te krijgen op de complexiteit vande effectbeoordeling. Het biedt daarnaast de mogelijkheid de effecten perdeelgebied te specificeren. Bij de besluitvorming kan dan een afwegingworden gemaakt of de effecten al dan niet acceptabel zijn voor bepaaldedeelgebieden.Afbeelding 3 toont de begrenzing van de vier deelgebieden. In tabel 1 zijnde belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen per deelgebied samengevat.De deelgebieden zijn van elkaar gescheiden door `harde' structuren, zoalsde centrumring, de spoorlijn naar Best en de Dommel. Elk deelgebied kentspecifieke kwaliteiten en kwetsbaarheden. Het abstractieniveau van dedeelgebieden biedt vooral een goed handvat voor de beoordeling van de(effecten voor de) aanwezige waarden (natuur, groen, landschap en cul-tuurhistorie) en voor bodem en water. De effecten voor de leefomgeving(geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid) zijn vooral afhankelijk van demobiliteitsontwikkelingen. Hiervoor is het totale gemeentelijk grond-gebied het meest geschikte abstractieniveau. Dit geldt ook voor klimaatver-andering.BeoordelingsmethodePer deelgebied en thema is een inventarisatie gemaakt van de bestaandemilieukwaliteiten en waarden. Deze zijn beschreven en toegelicht aan dehand van een of meer kaartbeelden. Vervolgens is per deelgebied een in-schatting (expert judgement) gemaakt van de effecten van ingrepen enmaatregelen. Voor geluid en luchtkwaliteit is onder andere gebruik ge-maakt van verkeersprognoses (toe- of afname van verkeersintensiteiten) ende resultaten van de saneringstool van het Nationaal Samenwerkingspro-gramma Luchtkwaliteit (NSL). Teneinde een duidelijk beeld te krijgen vande veranderingen in de bestaande milieukwaliteiten en aanwezige waar-den, is een concreet beoordelingskader opgesteld (zie tabel 2). Per thema isgespecificeerd wanneer de beoordeling `goed', `voldoende', `matig' of `slecht'van toepassing is.Tabel 2 laat zien dat het zeer goed mogelijk is om in een (Plan)MER hetbeoordelingskader te specificeren en de milieubeoordeling expliciet te ma-ken. Voor de waardering van de geluidskwaliteit is als beoordelingscriteri-um gehanteerd het aantal wegen en de aantallen woningen waarbij eenoverschrijding plaatsvindt van de plandrempel voor wegverkeerslawaai(68 dB). Bij een overschrijding van de plandrempel voor wegverkeerslawaaiis sprake van ernstige geluidshinder en slaapverstoring. Voor luchtkwali-teit is het beoordelingscriterium het aantal wegen met een overschrijdingvan de grenswaarden voor luchtkwaliteit en de mate waarin een over-schrijding plaatsvindt voor NO2 ?n PM10. Naarmate het aantal wegen,woningen en overschrijdingen van grenswaarden toeneemt, met name indeelgebieden met een hoge bewonersdichtheid, ondervindt een groteraantal bewoners gezondheidsschade. Het op deze wijze operationaliserenvan het beoordelingskader maakt de effectbeoordeling transparant.De tabellen 3 en 4 geven een overzicht van de beoordeling van de huidigemilieusituatie en waarden, respectievelijk van de veranderingen daarinper thema en deelgebied. Deze wijze van presenteren heeft een aantal voor-delen. In ??n oogopslag is duidelijk hoe de beoordeling uitvalt per deel-gebied en welke thema's meer en minder aandacht behoeven. Daarnaastgeeft het duidelijkheid over de verwachte ontwikkelingen van de milieu-kwaliteiten en waarden in de diverse deelgebieden en de mate waarin eenverbetering dan wel verslechtering optreedt. Uiteraard zijn de onderlig-gende meer kwantitatieve gegevens onontbeerlijk voor de onderbouwingvan de beoordeling en het formuleren van beleid en acties. De toepassingvan rekenmodellen kan bijdragen aan de onderbouwing van de effect-beoordeling.Tabel 3 laat zien dat in de huidige situatie de milieukwaliteit in het cen-trum als `slecht' wordt beoordeeld. De slechte geluidskwaliteit en lucht-kwaliteit worden veroorzaakt door de hoge verkeersintensiteiten op dewegen met een geringe afstand tot de woonbebouwing. Ook het type weg-verharding speelt een rol. Voorts maakt tabel 3 zichtbaar dat de algehele(milieu)kwaliteit in de gemeente als matig kan worden gekwalificeerd.Tabel 4 laat zien dat, met uitzondering van geluid en bodem, de algehelemilieukwaliteit in de gemeente aanmerkelijk verbetert. De meeste milieu-centrum west noord zuid-oostbodemwaternatuur en groenLCAverkeergeluidluchtkwaliteitexterne veiligheidklimaat en energieTotaalbeoordelingTabel 3. Beoordeling huidige milieusituatie en waarden.Groen = goed, blauw = voldoende, geel = matig, rood = slecht.TOETS040917winst wordt geboekt door de uitvoering van de maatregelen van hetGemeentelijk Rioleringsplan, het Waterbeheerplan de Dommel, het Natio-naal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en het Programmaluchtkwaliteit en mobiliteit. Door de toename van het aantal woningen enkantoren in het centrum neemt de verkeersintensiteit toe. De gemeentetreft diverse maatregelen om de knelpunten voor luchtkwaliteit op te los-sen, zoals de verdere ontwikkeling van het HOV-netwerk en optimalisatievan het fietsnetwerk. Daarnaast wordt in het kader van het NSL een grootaantal maatregelen getroffen gericht op het oplossen van de knelpuntenvoor luchtkwaliteit. Een aanmerkelijke verbetering van de geluidssituatieis alleen mogelijk als de verkeersintensiteit op de hoogbelaste wegvakkensubstantieel (30-40%) afneemt. Het is niet waarschijnlijk dat de ontwik-keling van het HOV-netwerk en fietsnetwerk zal leiden tot een forse afnamevan de verkeersintensiteiten in het centrum. Daarvoor zijn andere maatre-gelen nodig.OnzekerhedenDe beschrijving van de huidige situatie is gebaseerd op beschikbare in-formatie bij de gemeente, waterschap De Dommel en diverse (onder-zoeks)rapporten, zoals de bodemkwaliteitskaart, verkeersprognoses, geluid-belastingkaarten en de NSL saneringstool. Op basis van expert judgementis vervolgens een inschatting gemaakt van de toekomstige milieusituatie enwaarden, als gevolg van de ruimtelijke ontwikkelingen en de milieumaat-regelen die worden getroffen. Daarbij is rekening gehouden met onzeker-heden over de gevolgen van de klimaatverandering, verkeersprognoses eneffecten van de voltooiing van het HOV-netwerk. De doorrekening vanmaatregelen voor waterkwaliteit en wateroverlast is niet gebaseerd opeen lokale vertaling van de meest recente KNMI-klimaatscenario's. Diewaren nog niet beschikbaar. Het HOV-netwerk en de uitvoering van hetActieplan fiets moeten bijdragen tot een aanmerkelijke reductie van deverkeersintensiteit op de radialen, de Ring en in het centrum. Deze maat-regelen zijn niet doorgerekend met de NSL saneringstool, omdat deeffecten niet of nauwelijks kwantificeerbaar zijn. Voor wat betreft exter-ne veiligheid bestaat nog onzekerheid over de implementatie van hetBasisnet en de te treffen beheersmaatregelen voor calamiteiten door degemeente.ConclusieHet operationaliseren van het beoordelingskader biedt de mogelijkheidmeer concrete uitspraken te doen over de huidige milieusituatie en waar-den, en de veranderingen die daarin optreden als gevolg van het voor-genomen beleid. Door per beoordelingsthema te specificeren wanneersprake is van een (zeer) goede, matige of slechte (milieu)kwaliteit zijn be-tere afwegingen mogelijk. De effectbeoordeling is transparant en deonzekerheden zijn inzichtelijk. Door onderscheid te maken in verschil-lende deelgebieden kunnen afwegingen worden gemaakt over het al danniet acceptabel zijn van bepaalde effecten in een specifiek deelgebied. Inde casus plan-MER Interimstructuurvisie 2009 Eindhoven is deze beoor-delingssystematiek voor het eerst toegepast. De casus laat zien dat hetuitvoeren van een (plan)-MER achteraf toch zinvol kan zijn. Het plan-MERgeeft een oordeel over de effecten van vastgesteld ruimtelijk en milieube-leid van de gemeente. Met de `omgekeerde benadering' in dit plan-MERwordt mede sturing gegeven aan de milieuopgaven en planalternatievenvoor de definitieve structuurvisie.centrum west noord zuid-oostbodemwaternatuur en groenLCAverkeergeluidluchtkwaliteitexterne veiligheidklimaat en energieTotaalbeoordelingTabel 4. Effectbeoordeling autonome ontwikkeling 2015.Groen = goed, blauw = voldoende, geel = matig, rood = slecht.
Reacties