Inlog auteurs
inloggen bij Toets
Hulp bij wachtwoord
Geen account?
word lid
Home / Nieuws

Unieke aanpak bestemmingsplannen

9 februari 2010

Gemert-Bakel actualiseert de bestemmingsplannen in een halfjaarlijkse cyclus. Tegelijkertijd is de werkwijze aanzienlijk versneld. Andere gemeenten tonen in toenemende mate belangstelling voor de bijzondere aanpak.

Een ontwerpbestemmingsplan dat vijf weken na sluiting van de zienswijzeperiode wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Dat is aanmerkelijk sneller dan de twaalf weken die de Wet ruimtelijke ordening gemeenten maximaal gunt. Dankzij een strakke planning met bijbehorende protocollen worden initiatiefnemers van bouwplannen in de Noord-Brabantse gemeente Gemert-Bakel op hun wenken bediend. ‘Goed plannen en standaardiseren, daar kun je heel veel tijd mee winnen’, zegt wethouder Harrie Verkampen (Ruimtelijke Ordening, CDA).

Sinds een jaar heeft de gemeente Gemert-Bakel haar werkprocessen voor de ruimtelijke ordening aangepast en vastgelegd in een handboek. Elk halfjaar, op vaste momenten in het voor- en het najaar, worden bestemmingsplannen geactualiseerd. Wie voorstellen bij de gemeente wil indienen, weet exact aan welke termijnen hij zich moet houden om in deze cyclus mee te draaien. Voor laatkomers is Gemert-Bakel onverbiddelijk: zij moeten zes maanden geduld hebben.

Omschakeling

Voor de ambtelijke organisatie betekent de nieuwe werkwijze een behoorlijke omschakeling. ‘Het opzetten van de nieuwe structuur heeft een tijdje geduurd, maar het loopt nu goed’, vertelt Carry van den Biggelaar, beleidsmedewerker Ruimtelijke Ordening. ‘Het is een kwestie van strikt plannen. Als het de bedoeling is dat een ontwerp-bestemmingsplan op 1 april of 1 oktober ter inzage gaat, kun je precies terugrekenen wie wat wanneer moet aanleveren. Ook weet je dan wat er nodig is om de stukken op tijd bij B en W en de gemeenteraad te krijgen.’

Om de vaart erin te houden, worden zienswijzen in Gemert-Bakel zo mogelijk direct na binnenkomst verwerkt. Dit voorkomt een opeenhoping van werk na afloop van de terinzagelegging. Bovendien betaalt dit zich later uit doordat het bestemmingsplan sneller op de raadsagenda kan worden geplaatst. De vernieuwende werkwijze is tot stand gekomen in opdracht van Harrie Verkampen, die 25 jaar ervaring heeft als wethouder ruimtelijke ordening. ‘Toen de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op stapel stond, was het doel om de procedures te stroomlijnen en te bekorten. Het zou mogelijk worden om bestemmingsplannen binnen een halfjaar aan te passen. Dat heb ik goed in mijn oren geknoopt, en niet meer losgelaten. Daarom hebben wij dat nu als basisfilosofie bij onze gemeente toegepast.’

Verkampen benadrukt dat alle betrokkenen voortdurend scherp moeten zijn: ‘Als je niet oppast, vervalt iedereen in zijn oude patroon. Er zijn altijd wel goede argumenten te bedenken waarom iets moet worden uitgesteld. Daarom moet je er niet aan beginnen.’

Tijdwinst

Gemert-Bakel boekt ook tijdwinst bij het bestuurlijk vooroverleg met de provincie. Onder de oude Wet ruimtelijke ordening was hiervoor twaalf weken uitgetrokken. Nu zit de gemeente, op haar eigen verzoek, elke twee maanden bij de provincie aan tafel om op stapel staande plannen door te spreken. Provinciale opmerkingen kunnen op deze manier vroegtijdig worden verwerkt. In de regel hoeft de provincie hierdoor minder gebruik te maken van de mogelijkheid om later via een formele zienswijze aanpassingen af te dwingen.

Met het waterschap heeft Gemert-Bakel een vergelijkbaar periodiek overleg, met de Vrom-inspectie wil de gemeente dit nog gaan opzetten. Verkampen benadrukt wel dat zijn gemeente de haar wettelijk toekomende rol met verve wil spelen: Als gemeente zijn wij leidend bij de ruimtelijke ordening. Daarom houden wij graag de regie. Zo is het ook vastgelegd in de wet. Wij houden op voorhand rekening met provinciale belangen. Maar de provincie hoeft er niet tussen te gaan zitten. Dat is met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening juist afgeschaft.’

Draagvlak

Het gemeentelijk handboek schrijft tot in detail voor wat er wordt verwacht van iemand die zich aan de gemeentelijke balie meldt met een voorstel tot bestemmingsplanwijziging. De initiatiefnemer moet niet alleen een goede financiële onderbouwing overleggen, ook moet hij of zij zorgen voor draagvlak bij omwonenden, en een inschatting maken van te verwachten planschadeverzoeken. Buren moeten vroegtijdig en actief worden geïnformeerd.

‘Men moet zijn huiswerk goed doen’, zegt Verkampen daarover. Na een zienswijzeperiode van zes weken, is het woord vervolgens aan de gemeenteraad, die het bestemmingsplan formeel moet vaststellen. Tussen het einde van de terinzagelegging en het raadsbesluit, zit in Gemert-Bakel ongeveer vijf weken. Alleen bij ‘uitzonderlijk veel’ inspraakreacties of zienswijzen kan volgens de gemeente onvoorziene vertraging ontstaan. Volgens Carry van den Biggelaar is het vooral ook belangrijk dat alle betrokkenen goed met elkaar samenwerken: ‘Of het nu gaat om de provincie, om het waterschap of om het tekenbureau: het persoonlijk contact is altijd medebepalend voor het succes.’

'Kwestie van organisatie'

De wijze waarop de gemeente Gemert-Bakel haar planologische procedures heeft georganiseerd, is ook in andere gemeenten toepasbaar. Dit zegt Marcel Koertshuis, adviseur Ruimtelijke Ordening bij bureau Ordito, dat het handboek in opdracht van de Noord-Brabantse gemeente heeft geschreven.

Volgens Koertshuis, die de eerste twee bestemmingsplannen volgens het handboek heeft begeleid, kunnen ook grote gemeenten de werkwijze overnemen: ‘Het is een kwestie van ambtelijke en bestuurlijke organisatie. In Gemert-Bakel zijn de bestuurslijnen kort. Als een ambtelijke afdeling op donderdag een stuk aanlevert bij B en W, kan het twee weken later in de gemeenteraad aan de orde komen. Bij andere gemeenten zit daar soms anderhalve maand tussen. Het is maar hoe je het intern regelt.’

Reacties

Renda ©2024. All rights reserved.