In de milieueffectrapportage (m.e.r.) voor de RijnGouwelijn door Leiden worden drie alternatieven van de RijnGouwelijn onderzocht. Allereerst het alternatief via de Hooigracht en Langegracht; het voorkeurstracé dat in 2008 met Leiden is afgesproken in de Bestuursovereenkomst. Daarnaast wordt het alternatief via de Breestraat onderzocht en tot slot het alternatief over bestaand spoor tot station Leiden Centraal met een overstap op een sneltram naar de kust.
Het college van Gedeputeerde Staten heeft de ‘mededeling’ vastgesteld, waarmee de m.e.r.-procedure voor de RijnGouwelijn door Leiden start. Dit startdocument wordt aangeboden aan de gemeente Leiden, die het ter inzage legt. Naar aanleiding van het advies van de Commissie Hoogwaardig Openbaar Vervoer Leiden, onder leiding van Boele Staal, besloot de gemeente eind 2010 om het verzet tegen de RijnGouwelijn door Leiden te staken en mee te werken aan een bestemmingsplan voor de RijnGouwelijn. Om de tracékeuze ten behoeve van het bestemmingsplan te kunnen onderbouwen, heeft Leiden gevraagd om een onderzoek naar de milieueffecten van de drie alternatieven. Als Leiden onverhoopt geen bestemmingsplan vast zou stellen, kunnen Provinciale Staten het milieueffectrapport gebruiken bij het vaststellen van het inpassingsplan.
Het milieueffectrapport beschrijft voor de drie alternatieven de mogelijke effecten tijdens de aanlegfase en na realisatie van de RijnGouwelijn. Binnen die alternatieven zijn varianten mogelijk, zoals een halte bij CS aan stadszijde of zeezijde, of een lus via de Turfmarkt, dan wel via de Molenwerf. Als eerste stap toetst de provincie de verschillende varianten op reizigersaantallen en financiële en technische haalbaarheid. In de zomer van 2011 moet duidelijk worden welke varianten gedetailleerd onderzocht worden op onder meer geluids- en trillingseffecten, luchtkwaliteit, bodem en water, verkeersveiligheid en sociale aspecten.
Bron: Provincie Zuid-Holland
Reacties