De Europese Commissie start een project om een beleidskader op te stellen voor de duurzame bescherming van Europese bodems. Voor de bescherming van lucht en water is er al een dergelijke kaderrichtlijn, maar voor bodems nog niet. Het project Ecofinders moet daarin per 2015 gaan voorzien. Dan wordt dit project afgerond en zal er een betere samenhang zijn tussen wetenschap, praktijk en beleid op het gebied van ecosysteemdiensten.
Als gebruikers vragen we steeds meer van de bodem: voor onze voedselvoorziening, waterafvoer, om op te bouwen, te wonen en te recreëren. Hoe gezonder de bodem, des te meer en des te langer de bodem deze zogenaamde 'ecosysteemdiensten' kan leveren. Het bodemleven is daarbij de motor die het systeem draaiende houdt. Bodemgezondheid heeft alles te maken met bodembiodiversiteit, want hoe groter de diversiteit van de bodem, hoe groter de weerbaarheid ervan.
Door de intensieve manier waarop wij de bodem vaak gebruiken, kunnen primaire kwaliteiten van de bodem afnemen, zoals het opnemen van water, de beschermende werking tegen ziekten en het vasthouden van mineralen. Wanneer de bodem minder water opneemt, moet er direct meer water afgevoerd worden. Dit heeft tot gevolg dat watergangen het overschot niet altijd aankunnen en vaker overstromen. Waterschappen zien zich dan gesteld voor een zwaardere afvoertaakstelling. Om de kosten van risicobeheer en schade te verminderen, en om te kunnen anticiperen op ongewenste ontwikkelingen, wil de EU graag beleid ontwikkelen dat stuurt op duurzaam bodemgebruik. Op Europees niveau zou dit kunnen resulteren in een Kaderrichtlijn Bodem.
De relatie tussen bodemleven en het functioneren van de bodem dient nog wetenschappelijke onderbouwing te krijgen, evenals de economische betekenis hiervan. Dat is een van de hoofddoelen van Ecofinders. Daarnaast zal het project ook een overzicht geven van de biodiversiteit in verschillende Europese regio's, en beleidsrelevante en kostenefficiënte indicatoren ontwikkelen om deze te kunnen monitoren.
Het project telt 24 partners uit tien Europese landen en China. Het onderzoek vindt plaats op vijf proefstations in Europa door middel van observaties, experimenten en analyses.
Bron: WUR
Reacties