De provincie Noord-Brabant start in januari 2017 een onderzoek naar de milieueffecten van windmolens aan weerszijden van de A16 tussen Moerdijk en de Belgische grens. De provincie wil zo de beste plekken vinden voor dertig tot vijftig windmolens in het gebied. In het Milieueffectrapport neemt de provincie een aantal onderzoeksvragen mee die zijn ingegeven door zienswijzen van betrokkenen.
Gedeputeerde Staten gaven deze week antwoord op 120 inspraakreacties op de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD), die tussen juli en september 2016 ter inzage lag. De NRD is de eerste stap in het onderzoek naar de milieueffecten van de windmolens op de leefomgeving en geeft aan wat er in het MER precies onderzocht moet worden. De resultaten van het millieueffectrapport (MER) geven aan welke locaties het meest geschikt zijn voor de windmolens, die samen tenminste 100 Megawatt aan windenergie in het A16-gebied moeten opbrengen. De keuze van de voorkeurslocaties wordt in de zomer van 2017 gemaakt. Op die plekken mogen windmolens gebouwd worden als minimaal een kwart van de opbrengst van de windmolens ten goede komt aan de lokale gemeenschap. Verschillende zienswijzen gaan over de optelsom van verschillende geluidsbronnen in het gebied: de snelweg A16, de HSL en de toekomstige windmolens. De provincie laat daarom onderzoeken wat het effect van windmolens is op de totale geluidsbelasting in het gebied, ook als de belasting onder de wettelijke norm ligt. Andere zienswijzen gaan over de vraag of de verlichting op windmolens tot overlast leidt, en of windmolens bijdragen aan de verspreiding van bijvoorbeeld fijnstof of bacteriën. Ook deze vragen laat de provincie nader beantwoorden in het MER.
De provincie ontving ook zienswijzen waarin betrokkenen een voor- of afkeur voor locaties aangeven. De keuze van locaties is echter pas aan de orde als de milieueffecten in beeld zijn. In andere reacties vragen mensen om minimale afstanden tussen windmolens en woningen te bepalen. Voldoende afstand tot woningen is een belangrijk criterium om de uiteindelijke locaties te bepalen, vooral in verband met mogelijke overlast van geluid en slagschaduw. De Nederlandse wetgeving geeft normen aan voor geluid, slagschaduw en veiligheid, maar geen algemene afstanden. Vaste afstanden bieden geen garantie op bescherming tegen geluidsbelasting of slagschaduw, omdat ieder type windturbine zijn eigen geluidsproductie heeft. Ook de locatie van woning en windmolen, het landschap en de atmosferische omstandigheden bepalen mede de overdracht van geluid en het optreden van slagschaduw. De te kiezen plaatsen voor windmolens in het A16-gebied moeten daarom minimaal aan alle wettelijke eisen voldoen.
De sociale randvoorwaarden die de vier gemeenten aan de potentiele ontwikkelaars van windmolens stellen zullen ook bijdragen bij aan het maatschappelijk draagvlak, verwacht de provincie. Minimaal 25 procent van de windmolens langs de A16 komt in eigendom bij een stichting of coöperatie. Alle potentiele ontwikkelaars voor windmolens tekenen begin 2017 een ‘Green Deal’ waarin deze afspraken worden uitgewerkt. Wat de overheden betreft is de ondertekening van de Green Deal een randvoorwaarde voor ontwikkelaars om windmolens te mogen bouwen langs de A16. Medio 2017 is het MER-onderzoek afgerond, waarna Gedeputeerde Staten het voorkeursalternatief vaststellen. Het gebied aan weerszijden van de A16 is volgens de gemeenten en de provincie een geschikte plaats voor 100 megawatt aan windenergie.
Reacties