De ontwikkeling van natuur in Nederland kan een forse sprong voorwaarts maken als natuurbeheerders samenwerken met veehouders bij het uitmijnen van fosfaatrijke gronden. Dat blijkt uit een meerjarenproef van het Louis Bolk Instituut die in de Loonse en Drunense Duinen heeft gelopen.
Veel landbouwgrond die weer natuur moet worden, bevat een overschot aan fosfaat. Dat zorgt voor eenzijdige plantengroei en het overschot aan fosfaat lekt naar grond- en oppervlaktewater. Om fosfaat uit te mijnen en biodiversiteit te stimuleren werken natuurbeheerders en boeren samen. De veehouders zetten grasklaver in en maaien dit, waardoor fosfaat efficiënt afgevoerd wordt. Om het aandeel klaver op peil te houden, wordt op zandgronden kali toegevoegd. De fosfaatarme bodem leidt uiteindelijk tot een grotere soortenrijkdom.Dit fosfaat uitmijnen gaat niet snel, maar blijkt een prima alternatief te zijn voor het dure afgraven. "Het is een concept, waarbij we efficiënt natuur kunnen ontwikkelen", volgens onderzoeker Bart Timmermans. "De provincie en natuurbeherende organisaties zijn er enthousiast over. Waterschappen hebben baat bij schoner water. En veehouders profiteren van de hoge kwaliteit ruwvoer dat aan het vee gevoerd kan worden. Een winwinsituatie voor betrokken partijen."
Bron: Groene Ruimte
Reacties