In 1987 is het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) officieel geïntroduceerd in Nederland. Het is in de tijd meerdere keren gewijzigd, maar de hoofdlijn van het instrument is in tact gebleven. Wat zijn de leerpunten van de duizenden m.e.r.-procedures die sinds de start zijn doorlopen?
Na een aarzelend begin nam het aantal m.e.r.-procedures vanaf begin jaren negentig toe. Het jaar 2009 kan met 333 adviezen van de Commissie m.e.r. als een hoogtepunt worden gezien. De jaren daarna neemt het aantal adviezen af tot 130 adviezen in 2020.
Achteraf kan het jaar 2010 worden gezien als een kantelpunt. Vanwege de afname van het aantal m.e.r.-procedures, maar ook vanwege de invoering van de Crisis- en Herstelwet (Chw.). Deze wet, met als doel de gevolgen van de economische crisis te bestrijden, zorgde voor het stroomlijnen van procedures door minder verplichtingen en meer flexibiliteit.
Is er toekomst voor m.e.r.? In 2019 stelt onafhankelijk onderzoeksplatform Investico in ieder geval dat ‘de overheid m.e.r. stilletjes de nek omdraait’. Staan we voor een nieuw kantelpunt? En kan het instrument weer een rol spelen in strategische besluitvorming? En hoe kan het bijdragen aan een gezonde en veilige leefomgeving, een doel dat centraal staat in de Omgevingswet? Tijdens de NMD-sessie is aan de hand van drie thema’s de toekomst van het instrument onder de loep genomen: integrale effectbeoordeling, digitalisering en participatie.
Integrale effectbeoordeling
Lourens Loeven, directeur van de Commissie m.e.r., stelt dat milieueffectrapporten steeds integraler worden, met sociale effecten als nieuwste onderwerp. Hoe vroeger in het proces je nadenkt over de belangrijke thema’s hoe beter het milieueffectrapport je plan of project kan ondersteunen.
Dilemma is volgens Diederik Bel (Witteveen en Bos) dat milieueffectrapportage, in plaats van alleen te putten uit milieukundige kennis, steeds meer verschuift naar planologie en andere domeinen. “Dat wijzigt ook de afwegingen die we moeten maken. Daarvoor is het in ieder geval belangrijk dat we starten vanuit de belangen in een project of plan.” Hoe kan het milieueffectrapport helpen je probleem op te lossen, in plaats van het beoordelingskader technocratisch in te steken? Meerdere deelnemers benadrukken het belang van aan de voorkant goed af te bakenen (scoping) zodat het milieuonderzoek echt de belangrijke vragen beantwoordt; hier ligt een belangrijke rol voor de Commissie. Het kan er ook aan bijdragen dat het minder wordt ervaren als een ‘moetje’ en vaker een goede bijdrage levert aan betere besluiten en een beter proces.
Digitalisering
In 2006 deed de digitale m.e.r. voor het eerst zijn intrede in Nederland. Bart Barten (RWS) en Paul Eijssen (Royal HaskoningDHV) namen de deelnemers mee in de ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden, maar ook ‘vers van de pers’ worden toegepast. Bewegende tijdlijnen, inzoombare kaarten, modellen, virtuele informatiebijeenkomsten en het bieden van een digitaal platform voor participatie passeren de revue. De digitale transitie voor m.e.r. is een must, maar er zijn ook kritische noten. Houd het simpel en begrijpelijk, want ‘crap in’ is ‘crap out’. En durven we wel extra in te zetten op digitale participatie? Levert het laagdrempelige niet juist te veel ongewenste reacties op? Gesuggereerd wordt om de Directie Participatie aan te haken bij de verdere ontwikkeling. Maar ook om met de Commissie m.e.r om de tafel te gaan om het digitale MER te evalueren.
Participatie
Herbert Korbee (Korbee & Hovelynck) stelde dat participatie noodzakelijk is in een m.e.r. Niet alleen om de inhoud te verbeteren, maar ook om de acceptatie te vergroten. De meerwaarde van de interactie tussen participatie en m.e.r. is dat bewoners en belanghebbenden vragen, zorgen en ideeën inbrengen. Andersom creëert een procedure nieuwe inzichten en kennis. Zijn stelling luidt daarom: ‘De Commissie m.e.r. moet participatie een prominente plek geven in haar adviezen, omdat participatie helpt bij het versterken van de acceptatie van het MER.’
Geert Draaijers (Commissie m.e.r.) gaf aan het gedeeltelijk eens te zijn met de stelling. In Reikwijdte & Detailniveau-adviezen bij de start van de m.e.r.-procedure zou de Commissie vanuit haar ervaring het bevoegd gezag suggesties mee kunnen geven voor de invulling van het participatieproces. De wijze van participatie en betrokkenheid bepaald namelijk voor een deel de beleving van belanghebbenden rondom plannen en projecten. En deze beleving beïnvloedt weer de gezondheid van mensen. Dit speelt bijvoorbeeld bij de planvorming rondom windturbineparken. Het proces van participatie beoordelen in haar toetsingsadvies is lastig omdat de Commissie onvoldoende zicht daarop heeft. Niet alle deelnemers delen deze mening. Volgens hen is het bevoegd gezag verantwoordelijk voor de invulling van het participatieproces. De Commissie moet zich beperken tot de inhoud en een oordeel geven over de kwaliteit van de milieuinformatie.
Uit de afsluitende discussie komende de volgende interessante punten naar voren:
De discussie over de toekomst en de strategische positie van m.e.r. zal in dit najaar een vervolg krijgen.
Geschreven door: Roel Meeuwsen (DCMR), Véronique Maronier (Royal Haskoningdhv) & Marianne Schuerhoff (Commissie voor de m.e.r.)
Dit artikel verscheen eerder in Tijdschrift Milieu, www.vvm.info
Reacties